maandag 29 september 2014

Uitgelezen: De vlucht. Brief aan Jesus Carrasco.

Beste Jesús,
 
Een brief vraagt om een inleiding.  In een korte intro wordt van de briefschrijver verwacht zich even voor te stellen.  De schrijver moet niet enkel vertellen wie hij is.  Neen, de reden tot het schrijven van een brief moet tevens in die intro vervat zitten.  Die intro moet het voor de ontvanger van de brief gemakkelijker maken alles te kaderen.  Dat kaderen is noodzakelijk voor een goed begrip van het vervolg van de brief.  Een goed begrip, dat is belangrijk.  Want misverstanden moeten vermeden worden.  Heldere communicatie, dat moet steeds weer nagestreefd worden.
 
Ik ken die regeltjes.  De kunst van het briefschrijven is mij niet vreemd.  Ik heb het vele keren gedaan.  Telkens volgens het mij aangeleerde stramien.  Ik ben een volgzame jongen.  Wat mij aangeleerd wordt, zet ik om in de praktijk.  Van theorie naar praktijk, die vertaling lukte wonderwel.
 
Ik heb mij verdiept in de wetenschap van het briefschrijven.  Ik heb de kennis.  Toch zal ik in deze brief verzaken aan alle opgelegde verplichtingen.  Ik zal mij wegdraaien van die eeuwenoude conventies.  Jawel, ik ben een volgzame jongen.  Maar heel af en toe heb ik dat eigen willetje.  U hoeft het niet persoonlijk op te vatten.  Dat is het geenszins niet.  U moet het beschouwen als een eerbetoon.  Inderdaad, ik volg uw voorbeeld.
 
Zopas las ik uw debuutroman De Vlucht.  In dat boek viel ik onmiddellijk in het verhaal.  Onmiddellijk zat ik te schuilen bij uw hoofdfiguur.  Vooraf geen kennismaking met die jongen.  Geen korte situatieschets.  Geen enkele inleiding zoals bij het briefschrijven verwacht wordt.  Niks van dat alles.  Van bij die eerste bladzijde was ik mee op de vlucht.  Waarvan ik vluchtte wist ik niet.  Waarheen ik vluchtte wist ik evenmin.  Of de vlucht zou lukken was een open vraag.  Al die vragen duwden mij verder doorheen het boek.  Want ik zocht antwoorden op al die vragen.  Ik wou weten wat er was gebeurd vóór die vlucht.  Ik wou weten wie die jongen tot een vlucht uit het dorp had gedwongen.  Het moest zwaarwichtig zijn.  Dat besefte ik.  Jongens lopen niet zomaar weg.  Ik wou weten of de vlucht succesvol zou zijn.  Want dat wenste ik.  Dat hoopte ik.  Dat verdiende die jongen.  Na die vele moeilijkheden had die jongen recht op een mooi en onbezorgd leven.  Net zoals iedereen dat recht heeft.
 
Ik raasde doorheen het boek.  Ik stormde doorheen het boek.  Op weg naar het einde.  Naar de ontknoping.  Lezen en stormen, het gaat niet samen.  Lezen moet in alle rust gebeuren.  Lezen is een bewuste en zelfgekozen halte in het hectische leven.  Met een boek lijken wij de tijd heel even stil te zetten.  Stormen en razen horen daar niet bij.  Het doet afbreuk aan het lezen.  Ik erken mijn schuld.  Maar ik meen verzachtende omstandigheden te mogen pleiten.  Uw boek maakt traagheid onmogelijk.  Het verhaal doet mij in een sneltreinvaart de pagina’s omslaan.  Omdat ik meen via die haast de mogelijke gevaren op de vlucht te kunnen afwenden.  Omdat ik meen dat ik op die manier de jongen kan behoeden.  Dat hij sneller veiliger oorden zal bereiken.
 
U zou kunnen denken dat ik bij dat stormend lezen blind bleef.  Dat mijn focus op het verhaal mij ongevoelig maakte voor andere prikkels.  Dat was niet zo.  Bij het lezen proefde ik van uw taal.  Een mooie taal.  Een poëtische taal.  Uw taal maakte in mijn hoofd de door u gecreëerde landschappen tastbaar.  In mijn hoofd zag ik wat de jongen zag.  Een dor, droog landschap.  Verlaten dorpen.  Ik voelde de eenzaamheid.  Ik voelde de hardheid van het bestaan.  Ik voelde de hete zonnestralen.
 
Na enkele dagen sloeg ik uw boek definitief dicht.  De laatste bladzijde had ik gelezen.  Ik wist niet alle antwoorden.  Wel had ik vele vermoedens.  Maar tussen al die vermoedens had ik één duidelijk antwoord.  Een antwoord, waarover geen twijfel bestond.  Bij het eind van het boek stelt de lezer zich telkens weer die ene vraag.  Een korte vraag.  Was het een goed boek? Dat is die ene, korte vraag waarmee de lezer geconfronteerd wordt.  Heel vaak is het antwoord dubbel.  Maar deze keer is het antwoord eenduidig.  Ja, dit is een goed boek.  Ja, dit boek moet gelezen worden.  Geen voorbehoud.  Geen enkele twijfel.  Ja, ja, ja, ja, …
 
Ik wens u het allerbeste.  Ik wens u veel inspiratie voor het volgende boek.  Laat mij daar nog het volgende aan toevoegen.  Ter afronding.  Een inleiding is niet noodzakelijk.  Dat mag u gerust achterwege laten.  In uw debuut hebt u bewezen dat het kan.  Dat het mag. 

Met vriendelijke groeten.

vrijdag 26 september 2014

Front. Gezien in NTG.

Terwijl de Kamercommissie Defensie en Buitenlandse Zaken woensdag het licht op groen zette om F-16’s in te zetten tegen het IS in Irak, ging ik diezelfde avond naar de theatervoorstelling Front in het Gentse NTG.  Terwijl ministers en politici zichzelf op de borst klopten dat dit de enige en juiste beslissing was, keek ik vanuit mijn comfortabele zitje terug naar de Eerste Wereldoorlog.  Naar die Groote Oorlog.
 
Woensdagavond stond ik in de IJzervlakte.  In die vlakte waar de loopgraven van de strijdende partijen elkaar passeerden op soms slechts enkele meters.  Ik vatte post in de loopgraven.  Ik schuilde in de bunkers.  Ik dwaalde doorheen het Niemandsland.  Ik ging langs bij de achterblijvers.  Als een geest stond ik bij en naast die vele personages.  Onmachtig om in te grijpen.  Onmachtig om ook maar enigszins te helpen.
 
Wat ik zag was waanzin.  Want dat is wat oorlog is.  Oorlog is volstrekte waanzin.  Dat zag ik woensdagavond.  Ik zag bange jongens.  Zowel aan de zijde van de geallieerden als aan de zijde van de Duitsers.  Helden bestaan niet.  Heldenverhalen worden ons aangepraat.  In werkelijkheid sidderen en beven die soldaten.  Zij strijden.  Niet met de overtuiging de vijand te doden.  Wel met de vaste wil zichzelf te verdedigen.  Zij schieten om zichzelf in leven te houden.  Puur lijfsbehoud is wat hen drijft.  Zij denken niet aan winnen.  Zij denken niet aan verliezen.  Terwijl zij ineen duiken bij de opeenvolgende granaatinslagen, denken zij niet aan trouw aan het Vaderland.  Terwijl zij vooruit stormen en vastlopen op dodelijk mitrailleurvuur, denken zij niet aan de eer van het Vaderland.  Zij denken enkel aan overleven.  Zij hopen niet meer.  Zij geloven niet meer.  Dat hebben zij opgegeven.  De volgende dag bestaat niet.  Enkel het moment, waarin zij staan, bestaat.  Toeval, dat is het enige waarin zij geloven.  Want toeval bepaalt welke richting de kogel uitgaat.  Toeval bepaalt wie wordt neergemaaid.  Wie wordt geslachtofferd.  Toeval wikt en beschikt.  Geen enkel verweer is mogelijk.
 
Troost? Nauwelijks of niet.  Troost zoeken zij bij strijdmakkers.  Want zij zijn tot elkaar veroordeeld.  Veroordeeld tot hetzelfde lot.  Troost zoeken zij in brieven.  In dromen.  Goed wetende dat die dromen gevaarlijk zijn want bij het realiseren van die dromen kunnen zware vraagtekens geplaatst worden ten gevolge van de omstandigheden.  Troost zoeken zij bij hoertjes.  Achter het front vallen zij in betaalde armen van begrip.  De wereld aan het front, een hel.  Zo kan en wil ik het heel kort samenvatten.
 
De toonzetting is sober.  De acteurs getuigen.  Zij spelen niet.  Of nauwelijks.  De acteurs citeren.  Uit de romans Im Westen nichts Neues en Le Feu.  Voor hun woorden graven zij in correspondentie.  Van en met het thuisfront.  Zij vallen terug op krantenknipsels.  Uit al die bronnen halen zij hun woorden.  Simpele woorden.  Niks verhullende woorden.  Om zo het contrast met de rauwe werkelijkheid nog extra te benadrukken.  Die woorden gooien u de werkelijkheid koud in het gezicht.  Als harde vuistslagen komen zij aan.
 
Maar het zijn niet enkel de woorden, die de vervreemding in de hand werken.  Er is ook de muziek.  Als een soundtrack bij het frontgeweld.  Niet melodieus.  Wel chaotisch neurotisch.  Geen vrolijke deuntjes.  Wel harde donderslagen.  Als begeleiding bij het geweervuur.  Bij het kanongebulder.  Er zijn die vreemde danspasjes.  Er zijn die foto’s.  Er zijn die bewegende beelden.  Er is die constante mist op de achtergrond.  Als dreiging drijft die nevel over het slagveld.  Stilte kan benauwend werken.  Want vaak is het de aanloop naar de volgende stormloop.  De volgende aanval.  Die stille nevel is bedreigend.  Geen uitnodiging om even achterover te leunen.  Constante alertheid, dat wordt gevraagd.  Geëist.
 
Front vertelt het verhaal van de soldaat aan het front.  Als uitgangspunt wordt de Eerste Wereldoorlog genomen.  Maar het gaat ruimer.  Het doet ons stilstaan bij oorlog.  Bij alle oorlogen.  Gevochten en nog te vechten oorlogen.  Op die manier wordt het een pamflet.  Een pacifistisch pamflet.  Een oproep tegen oorlog.
 
Woensdag keurde de Kamercommissie het zenden van F-16’s naar Irak goed.  Heel even weet ik het niet meer.  Na Front twijfel ik.  Is oorlog de oplossing? Tijdelijk misschien wel.  Maar op de lange termijn.  Ik weet het niet.  Regeringen winnen.  Regeringen verliezen.  Maar het is altijd de soldaat, die verliest.  Bij beide partijen.
 
Front schudt u wakker.  Schudt mij wakker.  Dit is een voorstelling, die moet gezien worden.  Ga dat zien, dat is mijn besluit.

Link:
Trailer Front – NTG.

woensdag 24 september 2014

Van Overpoortstraat naar Brabantdam. Brief aan Filip Watteeuw en het Gentse stadsbestuur.

Beste Filip,
Beste burgemeester en schepenen,
Beste gemeenteraadsleden,
 
Ik weet het.  Dit is niet het beste moment om te komen aandragen met voorstellen om de verkeersinrichting anders te oriënteren.  Gent slibt dicht.  Gent zit vast.  Wegenwerken maken het onmogelijk vlotjes het Gentse centrum te bereiken.  Toch tijdens de spits.  Bumperend voortsjokken is onvermijdelijk.  Kwade geesten durven in deze filetijden uw partij te beschuldigen van een bewuste strategie.  Zij verdenken uw partij ervan via deze strategie de wagen uit het centrum weg te duwen.  Laat mij duidelijk zijn, ik ben niet één van die kwade geesten.  Ik heb het goed voor met uw partij.  Dit wordt dus geen haatbrief.  Geen dreigbrief.  Neen, in deze brief wil ik u een vraag stellen.  Een voorstel doen.  Jawel, het debat kan ook beschaafd en geciviliseerd.
 
Perfectie bestaat niet.  Dat wordt ons telkens weer meegegeven.  Als troost.  Ondanks die troostende woorden trachten wij die perfectie in ons dagelijkse bestaan toch steeds weer na te jagen.  Dat streven naar het perfecte mis ik een beetje in de Overpoortstraat.  Er was een begin.  De aanzet werd gegeven met de herinrichting van het Sint-Pietersplein.  Met die herinrichting veranderde die open parking in één van de mooiste pleinen in Gent.  Dat mag ik bijna dagelijks ervaren als ik met de fiets langs dit plein passeer.  Hier proef ik vrijheid.  Openheid.  Hier zie ik jeugd.  Toekomst.  Altijd weer een warme gewaarwording.  Met het nieuwe Kramersplein ging het verder de goede kant uit.  Met die twee ingrepen dacht ik dat de eigenlijke aanpak van de Overpoortstraat het logische vervolg zou worden.  Dat werd het niet.  Jammer.
 
Die aanpak is nochtans noodzakelijk.  Want laten wij wel wezen, het imago van die studentenstraat is niet echt schitterend.  Vechtpartijen, drugs en diefstal.  Dat lijkt nog de enige mogelijkheid voor de straat om in het nieuws te komen.  Het moet anders.  De Overpoortstraat moet dringend aan de plastische chirurgie.  Ik heb een ideetje.  Dat wil ik u niet onthouden.  Burgerparticipatie heet dat dan.  Ik doe een poging.  Een bescheiden poging om mijn steentje bij te dragen in uw streven naar perfectie.
 
Maak van die Overpoortstraat een voetgangerszone.  Ban die wagen.  Geen straat meer, wel één groot voetpad.  Van de Heuvelpoort tot het Kramersplein, één gezellige kinderkopjesrijke straat.  Op die manier kan die straat zijn eigenlijke functie ten volle uitoefenen.  Deze straat is een uitgaansstraat.  Hier wordt gefeest.  Uitbundig gefeest.  Auto’s horen niet thuis in dat feestgedruis.  Café’s kunnen een terrasje uitzetten.  Een terrasje waarop rustig een aperitiefje kan genomen worden.  Waarop dronken hoofden eventjes languit kunnen bekomen.  Eén groot terras.  Met plaats voor voetgangers en fietsers, dat spreekt voor zich.  Op die manier zou de geest van open vrijheid, die op het Sint-Pietersplein heerst, doorgetrokken worden.  De Overpoortstraat zou ruimer worden.  Frisser.  Hipper.
 
Maar die eenvoudige ingreep volstaat niet.  Het zou nog veel beter kunnen.  Want het is niet enkel die straat die grauwte uitademt.  Het zijn vooral die onfrisse gevels, overladen met overdadige lichtreclame.  Lichtreclame, die op geen enkele wijze ook maar één schoonheidsprijs zou kunnen wegkapen.  Kan het anders? Ik dacht het wel.  Ik heb in de straat al enkele bescheiden pogingen tot verfraaiing gezien.  Maar heel soms is bescheidenheid een slechte raadgever.  Heel soms moeten wij groots durven denken.  Vooral in een stad waar de gevestigde universiteit studenten tracht te verleiden met de slogan ‘durf denken’.  Die enkele graffitis zijn wel ok maar het moet groter.  Grootser.  Weidser.  Alle gevels zouden moeten versmelten tot één grote schildering.  Déjeuner sur l’herbe, maar dan niet op canvas.  Wel op een muur.  Het zou mooi zijn.  Getekend groen op de muur.  Geschilderde natuur.  Die frisse kleuren zouden de Overpoortstraat opnieuw doen ademen.  Een zucht van verlichting zou doorheen de straat waaien.
 
Maar die grote gevelschildering alleen is niet voldoende.  Er moet gesnoeid worden in de lichtreclame.  Voor de Overpoortstraat moet een lichtplan opgesteld worden.  Om zo aansluiting te vinden bij het verlichte Gent, dat in de hele wereld wordt geroemd.  Dat in de hele wereld prijzen wegkaapt.  Met die verlichting moet bijgedragen worden tot het herwonnen warme karakter van de buurt.  Licht moet dat karakter extra beklemtonen.  Alle lichtexpertise, opgebouwd doorheen de stad, kan samengebracht worden in deze ene straat.  Een explosie van bescheiden licht.  In combinatie met een lichte toets van kunst.  Midden in die combinatie frisse meisjes.  Frisse jongens.  Het zou mooi zijn.
 
Op die manier zou de Overpoortstraat opnieuw dat verhaal kunnen vertellen, dat het al jaren vertelde aan meerdere generaties van studenten.  Een onvergetelijk verhaal van lol en plezier.  Maar dat doorheen de jaren jammer genoeg werd weggedrukt door die enkele uitschuivers.  In de perceptie van velen krijgt de Overpoortstraat nu het etiket ‘te mijden’ opgekleefd.  Onterecht.
 
Elke dag rij ik doorheen de Overpoortstraat.  Niet meteen de mooiste straat.  Het zou anders kunnen.  Het zou beter kunnen.  Ik heb een poging gedaan.  Nu u nog.  Hopelijk.
 
Tot slot wou ik nog even terugkomen op de bewering dat uw partij tegen de wagen zou gekant zijn.  Dat u de wagen als te bestrijden vijand zou beschouwen.  In mijn inleiding haal ik die bewering even aan.  Ik onderschrijf die bewering niet maar wel lijkt deze u te immobiliseren.  Indien dat niet zo was, zou u zich zonder enig voorbehoud verenigen achter de plannen van het project ‘Voor een beter Gent’.  Daarin wordt een gedurfd plan uitgetekend voor een nieuw Gent.  Een verkeersvrij Gent.  Als groene partij en beleidspartij zou u het voortouw moeten nemen in dat debat.  U zou zich moeten opstellen als leider.  Vrij van enige schrik.  Politiek hoeft niet achterna te lopen.  Politiek moet voorop lopen, moet de vernieuwende richtingen uitzetten.  Ik kan uw houding in deze dan ook enkel betreuren.  Ik had u in deze om een beetje meer moed en durf willen vragen.  Want dit project vraagt navolging.  Vraagt niet enkel opvolging maar ook uitvoering.  Dat wou ik aan het eind van deze brief, los van het eigenlijke onderwerp, toch nog heel even kwijt.

Met vriendelijke groeten.

Link:
Voor een beter Gent.

maandag 22 september 2014

Uitgelezen: Ventoux. Tweede brief aan Bert Wagendorp.

Beste Bert,
 
Pennenvrienden kunnen wij elkaar niet echt noemen.  Daarvoor is onze correspondentie al te beperkt.  Eén brief is onvoldoende grond waarop een pennenvriendschap kan gebouwd worden.  Ik kan dat betreuren.  U kan dat heel misschien betreuren.  Maar dat zijn de naakte feiten.  Feiten, ook al zijn zij naakt, kunnen niet ontkend worden.
 
Enkele maanden terug schreef ik u een brief nadat ik uw Ventoux had ontdekt.  Ik durf hierbij te spreken van een ontdekking.  Dat is het ook.  Telkens ik een literair pareltje heb ontdekt, proef ik een intense gewaarwording.  Te vergelijken met de sensatie, die de grote ontdekkingsreizigers uit het verre verleden mochten ervaren.  Een tikkeltje overdreven? Dat zou kunnen maar op papier mogen wij ons al eens bezondigen aan exagereren.  Het gewone leven vraagt van ons een te grote sérieux.  Die ernst mogen wij dan best wel eens aan de kant schuiven als wij postvatten achter het klavier.  Ondanks het feit dat ik mij beroep op de titel van pennenvriend, heb ik pen en papier afgezworen.  Het postwezen vindt in mij geen compagnon.  Ik zweer trouw aan het klavier.  Aan de laptop.
 
In die vorige brief feliciteerde ik u met uw werkstuk.  U had mij mooie momenten geschonken.  Dan is een dankuwel best op zijn plaats.  Zo denk ik toch.  Het boek staat alweer in de boekenkast.  Te wachten op een herlezing.  Een herlezing, die er heel waarschijnlijk ooit nog zal aankomen.  Op mijn oude dag zal ik een herlezing van de vele boeken misschien overwegen.  Maar dat is nu nog niet aan de orde.  Die oude dag ligt nog in de verre toekomst.  Ik durf mij zelf te beschouwen als een jonge jongen.  Niet in de feiten, wel in mijn hoofd.  Dat gevoel is belangrijker dan de realiteit.
 
Het boek is gelezen.  Felicitaties zijn verstuurd.  Waarom dan nog een tweede brief? Om u op die vraag te antwoorden, moet ik u een bekentenis doen.  Ik ben een dealer.  Geen crimineel, die anderen in het verderf stort.  Op dat pad zal ik mij niet wagen.  Neen, ik ben een dealer van een heel ander kaliber.  Een literair dealer, zo kan ik het noemen.  Enkele keren per jaar vraagt mijn moeder mij om boeken.  Goede boeken, dat is haar enige voorwaarde.  Ooit leverde mijn moeder mij de boeken.  Uit hun bibliotheek.  Haar leveringen hebben mij aangestoken met de leesmicrobe.  Zo vele jaren later gaat het in de omgekeerde richting.  Ik aan mijn moeder.  Ik aan mijn vader.
 
Een zware last drukt op mijn schouders.  Ik wil niet afgaan.  In mijn keuze zoek ik zekerheid.  Zekerheid dat het geleverde boek mijn moeder zal behagen.  Dat is niet makkelijk.  Er mag dan wel niet gediscussieerd worden over smaken, toch kunnen wij vaststellen dat smaken verschillen.  Net dat is het moeilijke in mijn opdracht.  Onlangs gaf ik uw Ventoux aan mijn moeder.  Het was een gok.  Een zware gok, vreesde ik.  Heel af en toe moeten wij ons in het leven wagen aan een gok.  Dit was één van die keren.
 
Mijn moeder gaf het boek terug.  Zij had het gelezen.  Een nabespreking volgde.  Dat doen wij steeds.  Wij delen onze ervaringen met het boek.  Dat is misschien nog het leukste aan lezen.  Die gesprekken achteraf.  Uw Ventoux was een moeilijk boek, vertelde zij.  Aanvankelijk twijfelde zij om het boek aan de kant te leggen.  Zij had het moeilijk in het boek te komen.  In het verhaal.  Maar zij zette door.  Zij las verder.  Het doorzetten werd beloond.  Zij werd gegrepen door de thematiek.  Zij werd ontroerd door het verhaal.  Jawel, aan het eind kwam zij tot dezelfde slotsom.  Dit was een mooi boek.  Ik glunderde.  Ik was blij.  Ik was geslaagd in mijn opdracht.  Ik had gegokt en gewonnen.  Meestal is het andersom.  Maar niet deze keer.  Niet enkel was ik blij om mijzelf.  Ik was ook blij voor u.  Want uw werk werd goed bevonden door alweer een nieuwe lezer.  Dat moet u verheugen, denk ik.  Daarom deze twee brief.
 
Toch nog even dit.  In mijn brief vertel ik dat ik aarzelde.  Dat ik twijfels had bij uw boek.  Omwille van die twijfels wou ik uw boek aanvankelijk niet aan mijn moeder doorgeven.  Niet omwille van de literaire kwaliteiten.  Wel omwille van de thematiek.  Ik dacht dat het verhaal enkel jongeren en oudere jongeren op sleeptouw kon nemen.  Ik dwaalde, zo blijkt nu.  Liefde en vriendschap is van alle leeftijden.  Dat is geen exclusief domein, waartoe ouderen geen toegang meer zouden hebben.  Niks van dat alles.  Ook zij ervaren nog steeds die emoties.  Heel waarschijnlijk nog intenser en meer doorleefd.
 
Uw boek heeft de test doorstaan.  Nu aarzel ik niet meer.  Ik vertel het aan iedereen.  Als iemand mij vraagt om een boekentip, zeg ik vastberaden: Ventoux! Met dat uitroepteken er onmiddellijk achteraan.  Want ik zeg het niet stilletjes.  Bijna roep ik het uit.  Want dit boek moet gelezen worden.  Omdat het ons herinnert aan die twee meest belangrijke waarden in het leven: vriendschap en liefde.  Omdat dit boek een lofzang is op die twee waarden.  Iets mooier kan er niet bestaan.
 
Bert, alweer dank ik u.  In naam van mijn moeder.

Met vriendelijke groeten.

woensdag 17 september 2014

Kan het anders? Brief aan de formateurs Kris Peeters en Charles Michel.

Beste Kris,
Beste Charles,
 
U hebt het druk.  Heel druk.  Dat weet ik.  Dat besef ik.  U storen zou niet mogen.  Het land heeft u nodig.  In die omstandigheden is afleiding niet aan de orde.  Toch doe ik het.  Toch durf ik het aan uw aandacht te vragen.  Omdat ik meen dat het de verkeerde kant uitgaat.  Omdat ik meen dat de regeringsonderhandelingen een richting uitgaan, die mij doet vrezen.
 
Uit de berichtgeving betreffende de onderhandelingen meen ik een te eenzijdige focus te mogen afleiden.  Al te zeer bent u gericht op die dubbele doelstelling: begrotingsevenwicht en banengroei.  Dat kan terecht zijn.  Die focus kan te verdedigen zijn.  Maar die focus lijkt in verdrukking te komen als wij gaan beseffen dat andere domeinen ondergesneeuwd raken.  Terwijl u streeft naar de realisatie van de volgens u noodzakelijke economische hervormingen, lijkt u te vergeten dat hervormingen op andere gebieden net zo hoogdringend zijn.
 
Ik blijf nogal in het vage.  U hebt weinig tijd.  Laat mij daarom duidelijker zijn.  Op het vlak van justitie lijkt de aangekondigde kracht van verandering nauwelijks te spelen.  Alles blijft bij het oude.  Een vernieuwend beleid is geen noodzaak.  In de media lees ik dat wordt gedacht aan een mogelijkheid voor de verdachte om een strafafspraak te maken na een schuldbekentenis.  Echt baanbrekend is dit niet.  Er wordt overwogen om de manier waarop korpschefs voor de rechtscolleges worden aangeduid te herzien.  Terwijl de Hoge Raad voor Justitie momenteel één naam voorlegt aan de minister zou met het nieuwe voorstel de minister een keuze kunnen maken uit meerdere namen.  Echt vernieuwend is dit niet.  Integendeel, een terugkeer naar de politieke benoemingen lijkt hiermee in de maak.  Zouden bepaalde partijen de tijd rijp achten voor een volgens hen nodig inhaalmanoeuvre?
 
Neen, echt veel dadendrang op gerechtelijk gebied meen ik niet vast te stellen.  Nochtans zijn er heel wat uitdagingen.  Dat hebben de voorbije weken overduidelijk gemaakt.
 
De drugsproblematiek.  Enkele weken terug was er het rapport van de Global Commission on Drug Policy.  De leden van deze commissie schrijven in dit rapport dat de gezondheid moet primeren boven de strafvervolging.  Gezondheid moet centraal staan.  Zij stellen voor een einde te maken aan het opsluiten van niet-gewelddadige kleine gebruikers.  Dat er meer moet geïnvesteerd worden in preventie en behandeling van druggebruik.  In België wordt met de drugsbehandelingskamer een bescheiden poging in die richting ondernomen.  In die kamer wordt samen met de rechter en de hulpverlening een behandelingstraject voor de verslaafde uitgewerkt.  Aan het eind van de rit volgt het eindvonnis.  De resultaten van dit project kunnen als positief omschreven worden.  Vijfenzeventig procent pleegt geen misdrijf meer in de eerste achttien maanden na het traject.
 
Het succes van de Gentse drugbehandelingskamer vraagt om navolging.  Dat zouden wij denken.  Maar dat gebeurt niet.  In politieke kringen blijft het stil.  Initiatieven, die hun nut bewijzen, verdienen beter.  Maar een focus op repressie lijkt stoerder.  Lijkt te suggereren dat de overheid de problemen daadwerkelijk aanpakt.  Maar dat doet zij niet.  Heel even nemen zij gebruikers weg uit de maatschappij.  Opsluiten is geen oplossing.  Het is een wegmoffelen.  De andere kant opkijken en alles bij het oude laten.  De kracht van verandering? Toch niet in dit dossier.
 
Met de vraag tot euthanasie van Frank Van Den Bleeken wordt de discussie rond internering op scherp gesteld.  Voor de behandeling van geïnterneerden werd ons land herhaaldelijk op de vingers getikt door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.  De bouw van een Forensisch Psychiatrisch Centrum leek de politici een excuus te geven.  Met die bouw lijken zij te bewijzen dat zij tegemoet komen aan de vele (inter)nationale kritiek.  Maar dat doen zij niet.  Of toch niet volledig.  Want dit centrum is bedoeld om geïnterneerden door te sturen naar de reguliere psychiatrie.  Of terug te sturen naar de maatschappij.  Mensen die vragen om een langdurige oplossing blijven ondanks de bouw van dit Centrum nog steeds in de kou staan.
 
In bovenstaand geval is een vraag om euthanasie als ‘oplossing’ ver voorbij het redelijke.  Wij moeten erkennen dat wij als maatschappij tekortschieten.  Op enkele stemmen na blijft het oorverdovend stil bij de politici.  Bij hen nauwelijks of geen verontwaardiging.  Deze falende stilte maakt mij bijzonder kwaad.  Bijna razend.  De afwezigheid van opvangmogelijkheden voor deze geïnterneerden kan niet getolereerd worden.  Uw te vormen regering dient dit als een prioriteit te zien.
 
Ik weet het, u zal zeggen dat bovenstaande beleidskeuzes geld kosten.  Dat is ook zo.  Maar dan denk ik even verder.  Dan denk ik aan het gemak waarmee beslist wordt in het dossier van de Joint Strike Fighter.  Een uitgave van vier miljard euro, zonder enig probleem.  Zonder noodzakelijk voorafgaand debat over de toekomst van ons leger.  In plaats van dit debat binnen een Europees kader aan te gaan, wordt zomaar een blanco cheque uitgeschreven.  Kopen en wij zullen wel zien.  Iemand binnen het team van onderhandelaars wil een nieuw speelgoedje?
 
Ik denk aan de lineaire lastenverlaging.  Een lastenverlaging, waarvan hooggeachte professoren het nut betwisten.  In een weekendinterview voeren professor Ive Marx en professor Paul De Grauwe aan dat een lineaire lastenverlaging als middel om de tewerkstelling te stimuleren buitengewoon inefficiënt en ongelooflijk duur is.  Zelfs professor Konings, door VBO-topman Pieter Timmermans aangehaald om de stelling van beide professoren te weerleggen, erkent dat een lineaire lastenverlaging weinig impact zal hebben.  Een cadeautje aan de ondernemers, waaraan de onderhandelaars ondanks de kritiek blijvend trouw zweren.  Wat zal deze koppigheid ons kosten? Vier miljard euro.  Alweer.
 
Drugbehandelingskamers? Opvang voor onbehandelbare geïnterneerden? Het zou mogelijk zijn.  Alleen worden door de onderhandelaars andere keuzes gemaakt.  Te eenzijdige keuzes.  Keuzes met een te hoog prijskaartje waardoor een vernieuwend sociaal beleid onmogelijk wordt gemaakt.  Een te sterke focus op het begrotingsevenwicht en banengroei maakt u doof en blind.  Doof voor afwijkende geluiden.  Blind voor tegen de borst stuitende feiten.  Dat kan ik enkel betreuren.  Diep betreuren.  Of ik kan hopen dat u nog die andere kant opstapt.  Maar die kans is klein.  Al te zeer bent u in de greep van werkgeversorganisaties.  Organisaties, die al te luid roepen om lastenverlagingen en andere gunstmaatregelen.

Met vriendelijke groeten.

maandag 15 september 2014

Het sociale gelaat van Europa? Brief aan Marianne Thyssen.

Beste Marianne,
 
Alvorens van wal te steken, laat mij u eerst gelukwensen met uw nieuwe functie.  Vanaf heden mag u zich Europees Commissaris voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken, Vaardigheden en Arbeidsmobiliteit noemen.  Voorwaar, een hele mond vol.  Ik weet het wel, u moet eerst nog gehoord worden.  U dient nog te verschijnen voor het vuurpeloton.  Het vuur zal u aan de schenen gelegd worden.  Pas na dat uitgebreide examen is de functie definitief verworven.  Maar een falende afgang acht ik niet mogelijk.  Dus, jawel, felicitaties zijn op hun plaats.  Zelfs bij voorbaat.
 
Die gelukwensen waren niet algemeen.  Bij het bekendmaken van het nieuws waren de reacties eerder lauw.  U zou naast een topportefeuille gegrepen hebben.  U had niet de beloofde topfunctie binnen de Commissie gekregen.  U leek in tweede klasse te spelen.  Dat alles was de teneur van de aanvankelijke berichtgeving.  U deed uw best tot bijsturen maar de toon was gezet.
 
Ik begreep die reacties niet.  Al jaren wordt in allerhande media geschreven over de te grote kloof tussen de Europese politiek en de Europese burger.  Als één van de redenen voor die kloof wordt de afwezigheid van een sociale dimensie binnen die Europese politiek aangehaald.  Gedwongen door de crisis was er de laatste jaren een te sterke focus op begrotingsdiscipline en economische groei.  Sociaal beleid leek onbestaand.  Op het moment dat u dan de bevoegdheden van Werkgelegenheid en Sociale Zaken krijgt toebedeeld, wordt plots geschreven dat Mededinging en Interne Markt zo veel belangrijker zouden zijn.  Met die bewering lijkt de media zichzelf tegen te spreken.
 
Uw uitdagingen zijn groot.  Met uw bevoegdheden kan u Europa een sterk, sociaal gezicht geven.  Met uw bevoegdheden kan u een brug slaan over die al aangehaalde kloof.  Uw keuzes in het te voeren beleid kunnen een grote impact hebben op de manier waarop de burger tegen die grote, Europese reus aankijkt.  U kan de lokroep van populistische praatvaren temperen of stillen.  U kan die beste stuurlui aan wal weerwerk bieden.  Want u kan duidelijk maken dat Europa in staat is een echt tweesporenbeleid te voeren.  Een beleid met aandacht voor uitgebalanceerde sociale en economische maatregelen.
 
Wat kan u doen? Wat moet u doen? Vooreerst is er het debat rondom de detacheringsrichtlijn.  Die richtlijn bepaalt de voorwaarden waartegen werknemers tijdelijk in het buitenland aan de slag kunnen.  Op die richtlijn is heel wat kritiek.  In die kritiek wordt vaak het probleem van sociale dumping aangekaart.  U hebt de mogelijkheid die richtlijn uit te klaren.  Bij te stellen.  In te perken.  Dat alleen al lijkt mij een bijzonder belangrijke uitdaging.  Maar er is meer.  U kan de discussie rondom het Europese minimumloon een bepalende richting uitduwen.  Al te vaak spelen bedrijven Europese landen tegen elkaar uit bij hun keuze voor een vestigingsplaats of in het bepalen welke vestiging zal gesloten worden in het kader van herstructurering.  Dat opbod moet resulteren in het verwerven van buitensporige gunstmaatregelen.  Een minimumloon kan een impact hebben op dit verderfelijke spelletje.
 
Bovenstaande dossiers zullen u bloed, zweet en tranen kosten.  Want u moet de verschillende standpunten van de Eurolanden samenbrengen in één beleid.  Dat zal heel wat overleg vragen.  U zal er moeten over waken dat de wijn geen water wordt. 
 
Tussendoor zal u zich misschien nog kunnen buigen over het reguleren van het sociaal overleg.  Over de bescherming van zwangere werkneemsters.  Over veiligheid en gezondheid op het werk.  Al die dossiers liggen op uw bureau.  Vijf jaar lijkt lang.  Maar dat is het niet.  U moet direct aan de slag.  Want voor u het beseft, is die vijf jaar voorbij en staat u opnieuw voor de kiezer.
 
Bovenstaande moet duidelijk maken dat ik het niet eens ben met de manier waarop in de media wordt aangekeken tegen uw bevoegdheden.  U hebt een topbevoegdheid.  De manier waarop u die bevoegdheden invult, zal bepalen of u ook een topcommissaris bent.  Dat eindoordeel zal veel belangrijker zijn dan de zwaarte van uw portefeuille.
 
Ik heb er vertrouwen in.  In uw persoon.  Bij uw te voeren beleid maak ik enig gezond en kritisch voorbehoud.  Hierin zal u zich moeten bewijzen.  Hierin zal u mij moeten overtuigen.  In alle geval wens ik u veel succes toe.

Met vriendelijke groeten.

donderdag 11 september 2014

Songs of Innocence. De nieuwe van U2.

Songs of innocence, de nieuwste van U2.  Eindelijk is hij er.  Al verschillende malen werd de release aangekondigd om dan weer afgekondigd te worden.  Het zou een fan tot wanhoop kunnen drijven.  Maar gisteren stond het dan in alle kranten.  De nieuwe van U2 was een feit.  Maar dat was niet alles.  Er was meer.  Veel meer.  De nieuwste van U2 werd gratis aangeboden via iTunes.  Gratis? Legaal? Had ik dit wel goed gelezen? Jawel.  Twee keer jawel.  Gratis én legaal.  Zonder enige kosten.  Zonder zich zorgen hoeven te maken omtrent wettelijke consequenties.
 
Terwijl de verschillende media peilden naar het waarom van deze zet, had ik slechts één gedachte.  Ik wou die schijf.  Maar doorheen die gedachte sluimerde die vrees.  Die vrees dat het mij niet zou lukken.  Want de verhouding met mijn computer is nogal gecompliceerd.  Jawel, ik kan een computer wel gebruiken.  Gebruiken voor die alledaagse doelen.  Een briefje schrijven.  Vakantiefoto’s opslaan.  Internet raadplegen.  Een reis boeken.  Internetbankieren.  Dat alles lukt mij wonderwel.  Maar moeilijker mag het niet worden.  Als die computer mij bestookt met allerlei computertechnische vragen, zit ik met de handen in het haar.  Dit scenario vreesde ik.
 
Ik was ongedurig.  Zenuwachtig.  Want ik wou weten of het mij zou lukken.  Of ik als fan die avond nog zou kunnen luisteren naar die laatste worp van één van mijn favoriete bands.  Gisterenavond zat ik voor de computer.  Onmiddellijk ging ik naar de store op iTunes.  Wat ik vreesde, kwam uit.  Doorklikken naar Songs of Innocence lukte mij niet.  Dat had nochtans vrij gemakkelijk moeten gaan.  Ik had iTunes reeds geïnstalleerd op mijn computer.  Dat hoefde dus niet meer te gebeuren.  Maar toch lukte het mij niet.  Even was er paniek.  Studio Brussel bracht evenwel redding.  Via hun site kon ik doorklikken.  Dan ging alles vlotjes.  Zonder enig probleem.  Enkel gratis album aanklikken en alles ging vanzelf.  Op nauwelijks enkele seconden kon ik mij eigenaar noemen van de nieuwste van U2.
 
Diezelfde avond luisterde ik nog naar de nieuwste nummers.  Dolenthousiast.  Meer dan blij.  Mijn oordeel? Goed, uiteraard.  Meer dan goed, dat spreekt voor zich.  Maar eigenlijk mag u mij dat niet vragen.  Eigenlijk kan u mij dat niet vragen.  Ik ben fan.  Dat statuut vertroebelt mijn oordeel.  Objectiviteit is mij vreemd.  Ik voel mij al te zeer betrokken partij.  Ik zwijg.  Ik verwijs u door naar het oordeel van de professionals.  Zij kunnen oordelen.  Weg van alle emoties.
 
Het overzetten van de computer naar de iPod lukte ook.  Zodat ik deze morgen met Bono in de oren naar het werk fietste.  Niet veilig, ik weet het.  Ik besef het.  Maar voor U2 neem ik graag dat berekende risico.  Bono zong en plots was die morgen zo veel mooier dan alle voorgaande.  Bono zong en op muzikale vleugels reed ik naar mijn werk.
 
Jawel, U2 zal voor heel even overheersen.  Terwijl ik luister, droom ik al van de volgende concertenreeks.  Dublin, New York of toch Brussel? Maakt mij niet uit.  Ik weet enkel dat ene: ik zal er staan.  Zoveel is zeker.

Links:
Songs of Innocence – U2.
Studio Brussel – U2 link.
Recensie in De Morgen.

woensdag 10 september 2014

Uitgelezen: Beestig China. Brief aan Tom Van de Weghe.

Beste Tom,
 
Reizen, ik zou het een hobby durven noemen.  Elke kans grijpen wij aan om er op uit te trekken.  Huismussen zijn wij zeker niet.  Thuis zitten, wij kunnen het wel.  Maar de wereld lijkt ons een meer verleidelijke speeltuin.  Een speeltuin met vele plekjes, die vragen ontdekt te worden.  Heel vaak voel ik mij een echte ontdekkingsreiziger.  Zoals die avontuurlijke waaghalzen uit vroegere dagen, die als eerste nog nooit eerder ontgonnen terrein betraden.  Vaak ervaar ik dezelfde sensaties bij het zien van niet te beschrijven landschappen.  In confrontatie met unieke, nooit geëvenaarde bouwwerken.  Op die plekken valt mijn bek meer dan eens wagenwijd open.  Al te zeer overdonderd.  Al te zeer onder de indruk.  Van de schoonheid van de natuur.  Van de inventiviteit van mensen.
 
Heel waarschijnlijk hebt u aan voorgaande geen boodschap.  Heel waarschijnlijk vraagt u zich af waarom ik u met deze ontboezemingen lastig val.  Durf lastig te vallen.  U bent een druk man.  U moet op zoek naar nieuws.  U bent een nieuwsjager.  Journalist.  In die jacht op nieuwtjes moet u zich focussen.  Dat verwacht de kijker of luisteraar.  U voelt zich verantwoordelijk en tracht daarom die verwachtingen in te lossen.  Dan hoeft afleiding niet.  Neen, daarvan keert u zich af.  Of toch niet? Heel misschien is een beetje afleiding noodzakelijk om juist gefocust te blijven.  Dat laatste hoop ik.  Anders dreigt deze brief in de vuilnisbak te verdwijnen.
 
Dat zou jammer zijn.  Beschouw  het voorgaande als een inleiding.  Een noodzakelijke inleiding om tot datgene te komen wat ik eigenlijk wil vertellen.  De kern van de zaak, zoals ook wel eens wordt gezegd.  Twee jaar terug gingen wij op reis.  Naar China.  Vóór het vertrek maakten wij een zeker voorbehoud tegenover dat land.  Vooroordelen zijn nooit een goede raadgever.  Toch hadden wij die.  Chinezen waren onbeleefd.  Het land was vuil.  Het smakken en spuwen waren verfoeilijke gewoontes.  Die verhalen kregen wij te horen van mensen, die er al geweest waren.  Ondanks die verhalen gingen wij toch.  Dat pleit in ons voordeel.  Vooroordelen houden ons niet thuis.  Zelf oordelen lijkt ons de beste remedie tegen die vele, weinig positieve verhalen.
 
Drie weken hebben wij doorheen het land gereisd.  Drie weken lang hebben wij onze ogen en oren meer dan de kost gegeven.  Om aan het eind van de reis tot het besluit te komen dat China datgene had gedaan wat wij nooit hadden verwacht.  China had ons in zijn greep.  Had ons in zijn macht.  Het land had ons gecharmeerd overdonderd.  Niet één punt van kritiek hadden wij.  Met uitzondering dan van het politieke systeem, uiteraard.  China had voor ons zijn deuren geopend.  Bedremmeld waren wij binnengegaan.  Licht aarzelend zelfs.  Eens de deuren achter ons dicht gingen werden wij overrompeld door dit toch wel fantastische land.  De bevolking, de natuur en de cultuur, alles werd in een cocktail van verbazingwekkende pracht samengebracht.  Jawel, wij waren in de ban van China.  Dat land van de vele tegenstellingen.  Tussen rijk en arm.  Tussen stad en platteland.  Tussen opposanten en voorstanders.  Tussen technologische vooruitgang en ouderwetse behoudsgezindheid.  Tussen … Tussen … Tussen.  Zovele tegenstellingen.
 
Vóór het vertrek had ik alle informatie ver van mij gehouden.  Op aanraden van Godfried Bomans.  In zijn Wandelingen door Rome raadt hij de reiziger aan zich te laten verrassen.  Te veel voorkennis legt een hypotheek op die verrassing.  Een zware hypotheek.  Ik heb geluisterd.  Wie ben ik om Bomans tegen te spreken? Ik heb nauwelijks iets gelezen.  Bijna niets.  Om met open vizier te vertrekken.  Tot op heden vind ik dat nog altijd een juiste instelling.  Dat gebrek aan voorkennis heeft mij niet weerhouden te vragen.  Te zoeken.  Te zien.  Te ontdekken.  Te proeven.  Dat gebrek heeft mij niet weerhouden China in mij op te nemen.
 
Terug uit China werd het anders.  Toen wou ik dat verrassende land van tegenstellingen begrijpen.  Ik wou weten.  Ik ging op zoek naar antwoorden.  Antwoorden die konden bijdragen tot een beter begrip van dit toch wel complexe land.  Die antwoorden meende ik te kunnen vinden in boeken.  Ik las Beijing Coma van Ma Jian.  Eindelijk las ik het grote verhaal achter de studentenprotesten op Tiananmen.  Ik las Mao’s Massamoord van Frank Dikötter.  Ik kreeg de niets ontziende terreur ten tijde van de Grote Sprong Voorwaarts in mijn gezicht gesmeten.  Ik las In Elke Rivier Schijnt Een Maan van Veerle De Vos.  Ik las over de moeilijke zoektocht van een Belgische gastdocente in China.  Al die boeken las ik.  Elk boek bracht mij dat extra kruimeltje kennis.
 
In bovenstaande bent u geen betrokken partij.  Dat werd u wel op dat ene moment.  Op het moment dat ik begon aan Beestig China.  Uw boek.  In mijn zoektocht naar antwoorden kwam ik ook bij uw boek.  Ik had een zekere terughoudendheid tegenover uw boek.  Niet omwille van de inhoud.  Die inhoud kende ik nog niet.  Daarvoor moest het boek gelezen worden.  Wel bemerkte ik bij mijzelf enige reserve omwille van de opzet van het boek.  Bij elk teken van de Chinese dierenriem wordt één iemand geplaatst.  Eén iemand, die via zijn of haar persoonlijke verhaal één of meerdere aspecten van de Chinese samenleving belicht.  Ik had mijn twijfels.  Persoonlijke levensverhalen, het is niet onmiddellijk mijn favoriete leesvoer.  Toch las ik uw boek.  
 
Over uw boek kan ik kort zijn.  Uit de lengte van mijn brief zou u kunnen afleiden dat ik de gave van de beknoptheid ontbreek.  Toch is dat niet zo.  Mijn eindoordeel over uw boek: uitstekend.  In uw boek vond ik de vragen terug, die ik had bij mijn terugkeer uit China.  Vragen over de toekomst van China.  Over de te volgen richting.  Over het traag te bewandelen pad van voorzichtige vernieuwing.  Meer nog dan die vragen las ik in uw boek antwoorden.  Antwoorden, aangereikt door de door u gekozen personen.  Het werd mij duidelijk dat die antwoorden niet moeten gezocht worden in uitersten.  In dat complexe land werken uitersten niet.  Het antwoord moet gezocht worden in het midden.  In het centrum.  Geen overdonderende snelheid.  Geen Godot traagheid.  De juiste snelheid, die moet gevonden worden in onderlinge samenspraak.  In een debat tussen burger en overheid.  Dat debat moet er komen.  Dat debat kan niet meer afgewimpeld worden.
 
Milieu.  Politiek.  Openheid.  Censuur.  Vakbonden.  Handel.  Economie.  Uw boek behandelt al die domeinen.  In al die domeinen wordt een zekere richting aangewezen.  Door de machthebbers.  Door de mondige burger.  Eén ding toont uw boek alvast aan.  Het worden boeiende tijden.  Voor de bewoners van China.  Voor de machthebbers in China.  Voor de wereldleiders.  Want ook dat staat vast.  De gekozen antwoorden op al die vragen zullen een invloed hebben op de wereld.  Op de verhouding van die wereld tot China.
 
Als vrienden mij vragen naar een interessant boek over China, zal ik Beestig China aanraden.  Zonder enige twijfel.  Maar ik zal dat doen als zij terugkeren van reis.  Vóór hun vertrek naar China zal ik hen het advies van Bomans doorgeven: laat u verrassen.

Met vriendelijke groeten.

maandag 8 september 2014

Antwerpse 'bottinekes' en veiligheid. Brief aan Bart De Wever.

Beste Bart,
 
Jawel, er zijn zaken gebeurd met een fatale afloop.  Dat erkent u, ongeveer twee weken terug in een interview met de lokale televisie.  Meer nog, dat betreurt u.  Maar om nu onmiddellijk de bijzondere bijstandsteams aan banden te leggen, dat vindt u alweer een stapje te ver.  U zegt dit als burgervader.  U spreekt in die hoedanigheid.  Die teams staan mee in voor de veiligheid van de burger.  Die veiligheid meent u niet langer te kunnen waarborgen.  Toch niet als de speciale interventie-eenheden aan handen en voeten gebonden worden.  Als die eenheden afgeschaft worden.  Dat meende u toch even te moeten zeggen.  Om op die manier uw bezorgdheid over deze evolutie even te ventileren.
 
Betreuren, dat zou moeten volstaan.  Betreuren om dan weer over te gaan tot de gewone gang van zaken.  Een eigenaardige houding lijkt mij.  Laten wij daarom even terugspoelen.
 
Op 6 januari 2010 overleed Jonathan Jacob.  In een cel.  Dat gegeven zou moeten volstaan om alle alarmbellen en sirenes te laten afgaan.  Maar dat gebeurt nauwelijks.  Of het gebeurt wel maar vindt nauwelijks weerklank.  Eén iemand geeft de strijd niet op.  De vader van Jonathan blijft de zaak onder de aandacht brengen.  Hij eist dat de verantwoordelijken voor de dood van zijn zoon moeten vervolgd worden.
 
Alles komt in een stroomversnelling na de reportage ‘De gestoorde procedure’ in Panorama.  Die reportage werd uitgezonden op 21 februari 2013.  Drie jaar na het overlijden.  Plots blijkt het land te klein.  Plots heeft iedereen een mening.  Het blijft niet enkel bij meningen.  Op basis van de betreffende reportage schiet het Comité P in actie.  Zij start een onderzoek naar de gebeurde feiten.  In haar rapport vraagt het Comité in haar aanbevelingen om een ministeriële omzendbrief.  In die omzendbrief zou een referentiekader moeten uitgewerkt worden.  Dat kader moet duidelijkheid verschaffen over het takenpakket van de speciale eenheden van de lokale en federale politie.  Ook moet duidelijk aangegeven worden onder welke voorwaarden lokale politiekorpsen eenheden kunnen oprichten.
 
Na publicatie struikelen politici over elkaar om de meest straffe uitspraken te doen.  Politici lijken eensgezind.  Aanpassingen en bijsturingen zijn noodzakelijk.  Uw partijgenoot BenWeyts, tevens justitiespecialist voor uw partij, stelt klaar en duidelijk dat Jonathan Jacob nog zou geleefd hebben indien de beschikbare kennis zou gedeeld worden onder de verschillende eenheden.  Die eenheden lijken al te zeer op een eilandje te opereren.  
 
Op 21 juli 2014 komt de gevraagde omzendbrief.  Die brief komt tegemoet aan de aanbevelingen, neergeschreven in het onderzoeksrapport van Comité P.  Er komen strengere eisen inzake kwaliteit en opleiding.  De speciale eenheden van de federale politie zullen de lokale teams gaan begeleiden bij opleiding, bijscholing en selectie.  Ook de vraag naar regelmatige inspecties van de lokale bijstandsteams wordt gehonoreerd.  In de omzendbrief wordt voorzien in de oprichting van een opleidingsinstituut.  In dat instituut kan alle beschikbare informatie tussen federale en lokale speciale eenheden uitgewisseld worden om op die manier tot een uniforme aanpak te komen.  Tot slot wordt in de omzendbrief aangegeven dat de federale interventie-eenheden voorrang hebben op lokale bijstandsteams bij omstandigheden waarin vuurwapens en/of explosieven aan te pas komen.
 
Aan banden leggen? Afschaffen? Dat lees ik nergens in de omzendbrief.  Duidelijkheid en uniformiteit, dat beoogt de omzendbrief.  Een duidelijke structuuur.  Een uniforme procedure.  Wie kan daar wat op tegen hebben? Ik alleszins niet.  U ook niet (als u heel eerlijk bent).  Iedereen in dit dossier is bezorgd om het waarborgen van de veiligheid.  Net als u.  Het Comité P en de Minister trachten die bezorgdheid te kaderen in een optimaal werkende politie.  Zij beseffen dat bijsturingen noodzakelijk zijn.  Op basis van de dagelijkse praktijk.  Op basis van zaken met een fatale afloop.
 
Die zaak met een fatale afloop, waarnaar u verwijst, heeft een naam.  Dat is de zaak van Jonathan Jacob.  Die zaak valt niet enkel te betreuren.  Meer nog valt die zaak vermeden te worden.  De omzendbrief is een oprechte poging dergelijke voorvallen in de toekomst te vermijden.  De felle focus van u en uw partij op ‘law and order’ kan best een lovenswaardige beleidskeuze zijn maar die keuze mag u niet blind maken voor noodzakelijke bijsturingen.
 
In uw reactie op de omzendbrief meen ik evenwel een zekere blindheid te mogen vaststellen.  Net die blindheid valt te betreuren.  Net die blindheid kan best vermeden worden.
 
Met vriendelijke groeten.

Chronologie – de links:
Panorama-reportage ‘De gestoorde procedure’.
Onderzoeksrapport Comité P.
Omzendbrief betreffende het algemene referentiekader van BijzondereBijstand in de lokale politie.