maandag 1 december 2014

Te late brief aan Luc De Vos.

Beste Luc,
 
Soms vraagt een mens zich af.  Dat heb ik het voorbije weekend meerdere malen gedaan.  Het voorbije weekend heb ik mijzelf meerdere malen die ene vraag gesteld: waarom.  Meerdere malen heb ik mij die vraag gesteld, geen enkele maal heb ik het antwoord gevonden.  Telkenmale bleef het oorverdovend stil.  In die stilte klonk onmacht.  Verbijstering.
 
Ben ik een fan? Die vraag speelde ook steeds door mijn hoofd.  Ik dien eerlijk te zijn.  Want dat duurt het langst.  Bovendien bent u net overleden.  Dan zou het niet mooi zijn te liegen.  In die omstandigheden is enkel eerlijkheid aangewezen.  Neen dus.  Ik ben geen fan.  Toch heb ik een album van u.  Uw debuutplaat.  Uw beste plaat.  Andere platen heb ik niet gekocht.  Mijn muzikale voorkeur ging andere richtingen uit.  Die richtingen brachten mij niet meer tot Gorky.  Of tot Gorki.  Die richtingen deden mij van u wegdrijven.  
 
Geen fan.  Dat zou het gemakkelijk moeten maken voor mij.  Gemakkelijk om over te gaan tot de gewone gang van zaken.  Om terug mijn gewone leventje verder te zetten.  Dat zou u kunnen denken.  Dat zou een logische gedachtegang kunnen zijn.  Indien u dit zou denken, kan ik u enkel meegeven dat u fout denkt.  U blijft hangen in mijn hoofd.  U lijkt niet weg te duwen.  Heel regelmatig flitst u door mijn gedachten, waarbij ik dan zucht en luidop tegen mezelf steeds weer diezelfde woorden spreek: ‘Allez, jong, Luc, dedju’.
 
Vanwaar dan toch dat vreemde gevoel? Vanwaar dan toch dat onvermogen u los te laten? Het was uw persoonlijkheid.  Het was uw persoon.  Wie u was.  Bijna zou ik zeggen dat ik fan was van u.  Maar dat neigt naar een personencultus.  Dat lijkt mij te gevaarlijk.  Daarvan wil ik ver wegblijven.  Maar toch.  Het was uw kijk op het leven.  Dat sprak mij aan.  Uw manier waarop u in het leven stond, dat trok mij aan.  Uw jongensachtige rebelsheid.  Uw grappen en grollen.  Uw gewone alledaagsheid.  U was BV maar opereerde aan de rand van dat vreemde wereldje.  Met eenzelfde verbazing observeerde u vanaf die rand het reilen en zeilen in dat wereldje.  
 
U was geen man.  U zal uw wenkbrauwen fronsen als u dit leest.  Wees evenwel gerust, ik twijfel niet aan uw mannelijkheid.  Toch bent u geen man.  U was en bent nog altijd een jongen.  Een kleine jongen, die nog altijd kon verwonderd zijn.  Die nog altijd kon verbaasd zijn.  Een jongen, die diezelfde verwondering/verbazing vol enthousiasme kon overbrengen.  
 
Ik kocht uw debuutalbum in de Fnac.  Die dag stond u te signeren.  Op het hoesje bedankte u mij.  Voor de investering in uw cd.  Ik vond dat grappig.  Alsof u verbaasd was dat iemand bereid was geld te geven voor uw werk.  Ik nam dat album mee naar huis.  Ik heb hem grijsgedraaid.  Ik luister nu soms nog.  Niet zo veel meer.  Maar toch.  Nog altijd ben ik onder de indruk van de verpletterende kracht van dat album.  Ik heb nooit de gelegenheid gehad u terug te bedanken.  Nu is het te laat.  Maar toch wil ik het alsnog doen.
 
Luc, bedankt.  Voor dat prachtige album.  Voor die prachtige momenten.  Voor die soundtrack bij mijn jeugdjaren.  Maar bovenal, bedankt u te mogen kennen.  Al was het maar vanop televisie.  Vanuit uw columns.  Vanuit uw boeken.  Vanop het podium.  U was een mooi mens.
 
Ik wil u nog het allerbeste wensen.  In een interview met De Standaard vertelde u ooit dat u zich de hemel voorstelde als een plaats waar complete liefde heerst. De hevigste liefde die je in heel je leven hebt gevoeld, en dat maal duizend tot de duizendste. Ik hoop dat u dit mag ervaren. Ik hoop dat u rust mag vinden.

Met vriendelijke groeten.

Link:
Interview Café Corsari + live ‘Beste Bill’.


1 opmerking: