vrijdag 22 mei 2015

Revue Ravage, gezien in NTG. Brief aan Josse De Pauw.

Beste Josse,

Revue Ravage.  Reeds van bij de aanvang werd duidelijk welke ravage de politiek aanricht in het leven van de politicus.  Politiek slorpt politici op.  Politiek legt volledig beslag op het leven van diezelfde politici.  Met als eerste slachtoffer de politicus zelf.  In zijn kielzog sleurt de politicus zijn familie mee.  In een neerwaartse spiraal.  Echtgenote en kinderen moeten hun lot aanvaarden.  Moeten zich plooien naar de ambities van de politicus.  Nooit wordt hun mening gevraagd.  Het gebeurt.  Bijna automatisch.  Alsof het een klein, vervelend neveneffectje is van de politiek.  Een klein, te verwaarlozen neveneffect.  Het huwelijksleven verengt zich tot de gsm.  De familiale agenda wordt voortdurend herschikt.  In functie van het politieke leven.  Dat politieke leven wikt en beschikt.  Vragen worden hierbij niet gesteld.  Toch niet door de politicus.

De voorstelling doet ons voortdurend heen en weer slingeren.  Heen en weer tussen de twee gezichten van de politiek.  Tussen revue en ravage.  Want dat is wat politiek is.  Zowel theater als slagveld.  Overtuigingskracht en overlevingsinstinct gaan hand in hand.  Het een kan niet zonder het ander.

Politiek is revue.  Theater.  De politicus wordt gecoacht.  Wordt gemanaged.  Als een acteur wordt hij geregisseerd.  In wat hij zegt.  In wat hij doet.  In hoe hij het doet.  Door partijjongens.  Door marketing boys en girls.  De politieke boodschap geraakt ondergesneeuwd.  De verpakking wordt belangrijker.  De kiezer moet niet meer overtuigd worden.  De kiezer moet behaagd worden.  Daarom mag de taal niet te hard klinken.  Om niet af te schrikken.  Om de potentiële kiezer niet weg te jagen.  Politiek wordt kleurloos.  Wordt bijna uitwisselbaar.  Boodschappen zijn slechts een bijproduct.  De politieke kop wordt het hoofdproduct.  De partij lijkt nauwelijks nog te draaien om ideologie.  Personencultus neemt het over.  In dat circus wordt de politicus gedwongen mee te gaan.  Hij moet meedraaien in die dolle carrousel.  Om te overleven.  Hij moet zijn rolletje spelen.  De rol van politicus.

Politiek is ravage.  Slagveld.  Op het politieke toneel vallen slachtoffers.  Een politicus moet steeds bedacht zijn op dat spreekwoordelijke mes in de rug.  Bondgenootschappen zijn nooit definitief.  Slechts tijdelijk worden zij aangegaan.  In een dergelijk klimaat lijkt vriendschap niet te gedijen.  Vrienden worden niet gemaakt.  Te riskant.  Te gevaarlijk.  Een te groot vertrouwen kan zich tegen de politicus keren.  Hij schermt zich af.  Hij omringt zich door mannen en vrouwen, aangeleverd door het partijapparaat.  Voor die mannen en vrouwen primeert enkel de partij.  Personen zijn inwisselbaar.  Personen leven bij gratie van de peilingen.  Bij tegenvallende peilingen worden de messen geslepen.  Worden andere scenario’s uitgedacht.  Andere scenario’s met andere hoofdrolspelers.  Spelers, waarvan wordt gehoopt dat zij op de golven van succes zullen rijden.

Ondanks deze weinig fraaie schets van het politieke spel weet de politicus in deze voorstelling zich overeind te houden.  Hij kent de spelregels.  Hij kent de zeden en de gewoontes.  Die kennis laat hem toe datgene te doen wat hij wil doen.  Dat is de maatschappij stapje voor stapje in de juiste richting duwen.  Hij beseft dat hervormingen slechts bij mondjesmaat kunnen doorgevoerd worden.  Coalities moeten gesmeed worden.  Compromissen moeten gemaakt worden.  In dat smeden en maken moet veel tijd geïnvesteerd worden.  Dat doet hij.  Zonder morren.  Hij is overtuigd van zijn opdracht.  Van zijn taak.  Die overtuiging drijft hem vooruit.  Doet hem niet twijfelen.

Die traagheid botst vaak met het verwachtingspatroon bij de kiezer.  Die kiezer wenst onmiddellijk resultaat.  Dat kan niet altijd geleverd worden.  Het politieke spel moet gespeeld worden.  Dat is een conditio sine qua non.  In die lange weg naar uiteindelijk resultaat haakt de kiezer vaak af.  Op die weg verliest hij zijn geloof in deze of gene politicus.  Op die hobbelige weg beslist de kiezer zijn wagentje aan iemand anders te haken.  Iemand anders, de nieuwe hype.  Die afwezigheid van loyaliteit bij de kiezer belast evenzeer het werk van de politicus.

Politiek.  Een mijnenveld.  Dat is wat ik denk bij het einde van de voorstelling.  Maar tegelijk denk ik dat wij met de nodige zorg moeten omgaan met onze politici.  Zorg, die onze zin voor kritiek niet mag lamleggen.  Dat mag niet gebeuren.  Nooit.  Diezelfde zorg moet ons toelaten te oordelen, binnen de gegevens van de politieke realiteit.  Dat zou ons milder moeten stemmen.

Aan het eind van deze brief realiseer ik mij plots dat ik nog niks geschreven heb over de eigenlijke voorstelling.  Nergens heb ik nog geschreven wat ik precies vond van de voorstelling.  Ik kan kort zijn.  Goede dingen behoeven geen grote woorden.  Ik wil dan ook niet zoeken naar die grote woorden.  Naar die overtreffende trappen.  De voorstelling is één groot feest.  Een feest met een uitmuntend musicerend balorkest.  Een feest met op akelig hoog niveau spelende acteurs en actrices.

Niet enkel de musici schitteren.  Niet enkel de acteurs en actrices schitteren.  Net zo schitterend is de theatertekst.  Een politiek pamflet.  In de woorden van de spelers lezen wij een zekere maatschappijkritiek.  Lezen wij een visie op het politieke reilen en zeilen.  Met de woorden van Tom Lanoye lijken alle politici op het podium ware redenaars.  De monologen.  De dialogen.  Jawel, ook die zijn een feest.

Revue Ravage op donderdagavond.  Die donderdagavond was ik op een bijzonder feestje.  Ik heb genoten.  Meer dan genoten.

Toen ik op weg naar huis voorbij de Vooruit fietste, zag ik dat het debat tussen Bruno Tobback en John Crombez voorbij was.  Revue Ravage, dat is wat ik dacht als ik aan die twee kemphanen dacht.  Een toneelvoorstelling met een akelig realiteitsgehalte, ook dat dacht ik.

Met vriendelijke groeten.

Trailer:
Revue Ravage – Dood van een politicus.

Speellijst:
Revue Ravage – NTG.


donderdag 21 mei 2015

KAA Gent en de eerste kampioenstitel. Wij duimen. Brief aan Hein Vanhaezebrouck.

Beste Hein,
 
Een fan? Zo durf ik mij niet te noemen.  Ondanks de voetbalgekte, die door onze stad raast, moet ik toch een zekere eerlijkheid betrachten.  Dus, neen, ik ben geen fan.  Nooit geweest.  In vroegere dagen was ik wel een voetbalfan.  Van RSC Anderlecht.  Dat was geen bewuste keuze.  Het ging bijna als vanzelf.  Mijn vader was fan.  Ik volgde mijn vader.  Zo eenvoudig was het.  Na verloop van tijd kwam er sleet op mijn trouw aan die Brusselse ploeg.  Het verwaterde.  Tot op het moment dat er van dat fanschap helemaal niks meer overbleef.  Op dat moment verloor ik bijna alle interesse in het voetbal.  Voetbal bleek niet langer een feest voor mij.  De wekelijkse voetbaluitslagen, dat volgde ik nog.  Dat was het enige.  Verder ging het niet.
 
Ik leek verloren voor het voetbal.  Immuun voor de voetbalmicrobe.  Tot dat ene ding gebeurde.  KAA Gent kwam naar de Groothandelsmarkt.  Daar verrees de Ghelamco Arena.  KAA Gent werd een buur van mij.  Dat veranderde alles.  Een Belgische topploeg in mijn achtertuin.  Hiervoor kon ik niet ongevoelig blijven.  Mijn aversie tegenover voetbal brokkelde af.  Ik voelde mij meer en meer betrokken bij de ploeg.  Goed nabuurschap vraagt engagement.  Vraagt betrokkenheid.  Dus, jawel, KAA Gent kroop onder mijn vel.  Nestelde zich in mijn hart.
 
Toch ben ik nog steeds geen fan.  Nog altijd durf ik mij zo niet te noemen.  Op mijn schouder prijkt geen getatoeëerd indianenhoofd.  Geen buffalo op mijn schouder.  Geen enkele speler van de eerste ploeg ken ik bij naam.  De ploegopstelling is mij volledig vreemd.  De Ghelamco Arena durf ik wel eens te omschrijven als een pareltje maar nog nooit zette ik een voet in die Arena.  Of toch wel, één keer.  Toen de Rode Duivels op het voorbije WK tegen Zuid-Korea speelden.  Dan ging ik naar de Arena.  Maar KAA Gent zag ik nog nooit spelen in die fraaie voetbaltempel.
 
Dit voetbalseizoen voelde ik een lichte verandering in mijn houding tegenover voetbal.  Mijn betrokkenheid groeide.  Van vrijblijvendheid was geen sprake meer.  Ik koos partij.  Voor de ploeg van mijn stad.  Net zoals ik in die vroegere dagen, toen ik nog een korte broek droeg, mijn vader volgde, volgde ik nu anderen.  Vrienden.  Vrienden brachten mij tot KAA Gent.  Nog steeds geen fan.  Enthousiaste volger, dat was het statuut, waaronder ik viel.  Dat was een juiste omschrijving voor mijn toestand.
 
Met de play-offs ging ik nog een stapje verder.  Een monster in mij werd wakker geschud.  Een voetbalmonster.  Plots ging ik vloeken bij verlies.  Heftig gesticulerend voerde ik uit.  In verlies ontwaarde ik een samenzwering.  Een samenzwering tegen ‘mijn’ ploeg.  Bij gelijkspel trok ik mijn haren uit.  Wild bonkte ik op tafel.  Als er een tafel in mijn buurt aanwezig was.  Jawel, een mogelijke kampioenstitel had mij in zijn greep.
 
Vandaag moet het gebeuren.  Niet alleen ik denk dat.  Dat denken alle bewoners van Gent.  Vandaag willen de Gentenaars die kampioenstitel in eigen stad houden.  Maar daarvoor moeten wij eerst Standard opzij zetten.  Dat wordt geen walk in the park.  Dat wordt een heikele klus.  Het wordt een moeilijke avond.  Niet enkel voor uw voetballers.  Ook voor mij zal het een moeilijke avond worden.  Nagelbijtend zal ik de avond doorbrengen.  Vastgekluisterd aan de radio.  Ik zal uw ploeg vooruit roepen.  Vooruit schreeuwen.  U zal het niet horen.  Dat weet ik.  Ik ben een nuchtere jongen.  In telepathisch gedoe geloof ik niet.  Ondanks dat besef zal ik roepen, springen, schreeuwen, lachen, huilen, … Negentig minuten lang.  Die negentig minuten zal ik doldwaas intens meebeleven.  Om dan aan het einde op mijn knieën te vallen en de voetbalgoden te danken.  Hen te danken voor die eerste kampioenstitel.
 
Beste Hein, ik wens u het allerbeste.  Beste Hein, bezorg ons die titel.  Het zou mooi zijn.  Voor het voetbal.  Voor Gent.  Voor mij.
 
Een indianenhoofd op mijn schouder, dat zal niet onmiddellijk gebeuren.  Dat zal u niet kunnen bewerkstelligen bij mij.  Wat u wel hebt gedaan, is het slopen van die schroom.  Die schroom mij fan te noemen.  Want dat weet ik nu.  Dat besef ik nu.  Ik ben fan.  Van KAA Gent.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Website:

woensdag 20 mei 2015

Pleidooi voor het behoud van SYTYCD. Brief aan Malik Mohammed.

Beste Malik,
 
Neen, dit wordt geen persoonlijke brief.  Geen brief, enkel en alleen aan u gericht.  Dat is het niet.  Dat wordt het niet.  Ondanks deze eerste woorden wil ik niet nalaten u te feliciteren.  Met warm plezier maak ik u mijn felicitaties over.  Terecht bent u de winnaar.  Alleen al omwille van die ene solo in de finale.  Wat Ish voor de camera deed, deed ik in de zetel.  In de living.  Voor de televisie.  Ik vocht tegen mijn tranen.  Tranen, die opwelden.  Omwille van Ish.  Omwille van u.  Net als Ish begreep ik uw verhaal.  Ik ontleedde uw dans.  In uw dansbewegingen vond ik de woorden, die u niet kon of wou uiten.  Uw solo vertelde een verhaal.  Een verhaal, dat ik begreep.
 
Uiteraard werd u geen winnaar enkel en alleen omwille van die ene solo.  U werd winnaar omwille van uw afgelegde parcours.  Een parcours, waarin u elke dansstijl tot de uwe maakte.  Waarin u elke dansstijl naar uw hand wist te zetten en zo telkens weer garant stond voor een spetterende apotheose.  Maar het zijn niet enkel die dansbewegingen.  Ook andere finalisten waren meester in het beheersen van de juiste bewegingen.  Meer nog dan de eigenlijke dansbewegingen werd ik ontroerd door uw persoonlijkheid.  Uw persoonlijk verhaal.  Uw positieve ingesteldheid.  Uw jongensachtige speelsheid.  Uw plaats in de wereld.  Uw bereidheid u telkens weer open te stellen.  Die uitzonderlijke combinatie van persoonlijkheid en vakkundigheid maakte van u een winnaar.
 
Positiviteit.  Daarin bent u een meester.  U straalt die positieve attitude uit.  Maar dat doet u niet alleen.  Ook het format van SYTYCD blinkt daarin uit.  Alles in en rond dat programma baadt in die warme vibe.  De jury.  De presentatoren.  De choreografen.  De kandidaten.  Die unieke mix tovert elke gewone zondagavond om in een uitzonderlijk televisiemoment.  Een televisiemoment, waarvoor ik mij met plezier lui laat uitzakken in de zetel.  Een televisiemoment, waarvoor ik mij met plezier eventjes afsluit van de wereld.  Weg van de wereld.  Teruggetrokken in mijn veilige cocon.  Dat is wat ontroering vraagt.  Emotionele betrokkenheid vraagt afzondering.  Isolatie.  In mijn zeteltje kijk ik naar die heerlijke dansen.  Die wondermooie choreografieën.  Ik kijk en vergeet dat het zondag is.  Vergeet dat de volgende dag maandag is en bijgevolg werkendag.  Ik vergeet te lijden aan de zondagse blues.
 
Niet enkel omwille van het wedstrijdelement schakel ik elke zondag mijn televisie aan.  Andere verhaallijnen, die zich doorheen de afleveringen ontwikkelen, weten mij evenzeer te boeien.  Die gelaagdheid maakt het programma interessant.  Ik kijk naar de ontwikkeling van de verschillende deelnemers.  Samen met hen ga ik mee op hun weg. 
Voor sommige deelnemers is SYTYCD een zoektocht.  Een zoektocht waarin zij willen nagaan of dansen echt wel hun verdere toekomst zal bepalen.  In die zoektocht gaan zij een innerlijke strijd aan.  Een strijd, waarin twijfel afwisselt met vastberadenheid.  Die strijd zien wij.  Het programma verhult niet.  Toont alles. 
Andere deelnemers twijfelen minder en zien SYTYCD als die unieke kans.  Die unieke kans op een toegangsticket tot de wereld van dans.  Al lang dromen zij van een danscarrière en SYTYCD kan die droom helpen realiseren.  In hun hoofd is er minder twijfel.  In hun ogen brandt die overtuiging.
Die verschillende deelnemers worden samen gegooid.  In één melting pot.  In die melting pot versterkt de een de ander.  In die pot moedigt de een de ander aan.  Geen afgunst.  Geen jaloezie.  Dat lijken de deelnemers niet te kennen.  Enthousiasme, dat is wat al die kandidaten gemeenschappelijk hebben.  Vreemden voor elkaar worden vrienden van elkaar.  Tegenstanders worden zij nooit.  Misschien wel in het hoofd.  Verborgen voor attente blikken.  Maar nooit zal dat blijken in hun daden.  Nooit in hun woorden.
 
Wij zien hoe mensen kunnen samenwerken.  Overtuigd het beste van zichzelf te geven.  Overtuigd om samen anderen te overtuigen.  In die pogingen zien wij hen zweten en zwoegen.  Wij zien hen vallen en opstaan.  Niet één keer.  Vaak meerdere keren.  Maar telkens weer krabbelen zij overeind.  Geholpen door hun danspartner.  Partners slopen elkaars weerstand.  Elkaars angsten.  Dat sloopwerk is vaak nodig.  Om uiteindelijk te komen tot een sprankelend eindresultaat.  Een resultaat waarin hun hoogste verwachtingen vaak nog worden overtroffen.  SYTYCD toont dat één en één heel soms drie is.  Wiskundigen zullen beweren dat dat vreemde optelsommetje nooit kan.  Zij zullen het bij voorbaat uitsluiten.  Ik zal dat niet doen.  Op het podium heb ik gezien dat dat optelsommetje vaak wel die vreemde uitkomst kan geven.  
 
Het mooiste aan SYTYCD is dat het programma een ideale wereld verbeeldt.  Een wereld waarin alles mogelijk lijkt.  Waarin geen muren worden opgetrokken maar gesloopt worden.  Een wereld waarin het hokjesdenken vermeden wordt.  Waarin over grenzen heen gekeken wordt.  Een wereld waarin niemand naar beneden wordt getrokken.  Waarin iedereen hogerop wordt getild.  Een wereld waarin niemand wordt beoordeeld op zijn afkomst en/of voorgeschiedenis.  Waarin enkel vooruit wordt gekeken.  Met open blik op de toekomst.  Naar die ideale wereld verlang ik.  Voorlopig is die wereld nog geen realiteit.  Jammer.  Wel kan ik elke zondagavond eventjes in die wereld vertoeven.  Dat is mooi.  Dat doet deugd.
 
Beste Malik, wij zijn aan het einde van deze brief gekomen.  U zal gemerkt hebben dat deze brief niet enkel over u gaat.  Deze brief gaat evenzo over uw vrienden/dansers.  Deze brief gaat zo veel ruimer.  In deze brief schuilt een pleidooi.  Voor het behoud van SYTYCD.  Een programma waarin een podium wordt gegeven.  Aan beloftevolle dansers.  Aan zoekende dansers.  
 
Ik moet bekennen, in mijn pleidooi schuilt tevens enig eigenbelang.  Omdat ik die heerlijke, bijna unieke zondagavonden niet wil verliezen.  Omdat ik die kans om woordeloos geëmotioneerd te worden niet wil verliezen.  Omdat ik die kans om verbeelde schoonheid te mogen aanschouwen niet wil verliezen.  Omdat ik die kans om volop te genieten van dans niet wil verliezen.  Om al die redenen schreef ik u deze brief.  Schreef ik dit pleidooi.
 
Aan het eind gekomen rest mij nog dat ene.  Aan alle kandidaten wens ik een dansende, succesvolle toekomst.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Link:
 

maandag 18 mei 2015

Graag een daadkrachtig armoedebeleid. Brief aan Liesbeth Homans, minister van armoedebestrijding.

Beste Liesbeth,
 
Anderhalve week terug kondigde u drie maatregelen aan in uw strijd tegen de armoede.  Heel bewust spreek ik niet van structurele maatregelen.  Dat zijn zij niet.  Dat moest u zelf erkennen.  U had het ook nooit beweerd.  Die woorden waren u in de mond gelegd.  Door die verdomde pers.  Zij zelf hadden ‘maatregel’ en ‘structureel’ aan mekaar gekoppeld.  U niet.  De partijcommunicatie lijkt toch steeds weer een hobbelig parcours te rijden.  Regelmatig dient de eigen communicatie bijgestuurd te worden.  Zoals nu.  Alweer.
 
Het is vreemd.  Niet zozeer werd mijn aandacht getrokken door wat u vertelde.  Wel door wat u niet vertelde.  Door wat u verzweeg.  U kondigde aan dat u de 1-euromaaltijden, die u in Antwerpen introduceerde, wil uitrollen over Vlaanderen.  Omdat het een succes zou blijken te zijn.  Bewijzen voor dat succes worden niet aangedragen.  Ik heb het altijd moeilijk met mensen die zichzelf op de borst kloppen.  Bij voorbaat vind ik dat verdacht.  Meer geloof hecht ik aan lovende commentaren van externen.  Daarin schuilt meer een niet vertekende waarheid.  Ik ben dan zelf op zoek gegaan naar mogelijke bewijzen.  Ik heb ze niet gevonden.  Integendeel.  Wat ik vond, plaatste grote vraagtekens bij dat succes.  In een reactie op uw aankondiging meldde Dirk Van Duppen, PVDA-gemeenteraadslid in Antwerpen, dat die 1-euromaaltijden maar een mager beestje zijn.  Op één jaar tijd werden slechts drieduizend maaltijden verstrekt.  Dat zijn er zestig per week.  Zestig maaltijden voor twintigduizend kinderen onder de twaalf jaar, die in armoede leven.  Deze getallen zijn niet van die aard om van een succes te mogen spreken.  Eerder wijzen deze getallen op een mislukking.  Waarom dan toch een falend beleid uitrollen over heel Vlaanderen? 
 
Kinderopvangtarieven voor mensen met een laag inkomen worden verdrievoudigd.  De maximumfactuur in het basisonderwijs wordt verhoogd met vijftien procent.  De zorgpremie voor mensen met een laag inkomen gaat de hoogte in.  Het openbaar vervoer wordt duurder gemaakt.  De gratis kilowatturen elektriciteit worden afgeschaft.  Net zoals de gratis kubieke meters water.  De huurwaarborg wordt van twee maanden naar drie maanden uitgebreid.  Al die maatregelen kan u niet ontkennen.  Dat doet u ook niet.  Maar in uw verweer verwijst u steeds naar de sociale correcties.  Die correcties moeten de effecten temperen.  Heel algemeen verwijst u naar die correcties maar u maakt het niet concreet.  Voorbeelden draagt u niet aan.  Dat kan ook niet.  Volgens het Netwerk Tegen Armoede zou u nog steeds geen werk hebben gemaakt van die aangekondigde sociale correcties.  U verwijst er wel steeds naar maar in het uitwerken van die maatregelen blijven uw diensten werkloos toekijken.  Wijst dit werkloos toekijken op onwil? Of is ook dit een element, dat wijst op een falend beleid?
 
De luchtkwaliteit.  De kwaliteit van het water.  Het aantal verkeersslachtoffers.  De werkloosheidscijfers.  De stiptheidscijfers van trein, tram en bus.  Bijna alles wordt in Vlaanderen strikt opgevolgd.  Bemeten en becijferd.  Die cijfers zijn belangrijk.  Op basis van die cijfers kan nagegaan worden of het gevoerde beleid moet bestendigd worden.  Moet bijgestuurd worden.  Meten is weten, zo wordt ons toch telkens weer verteld.  Maar niet zo in het armoedebeleid.  Met een beperkt budget zou dat niet nodig zijn.  Omdat wij intussen wel weten hoe het met de armoede zou gesteld zijn.  Omdat wij niemand zouden helpen door te stellen dat het probleem erger is dan het jaar voordien.  Dat vertelde u.  Die verwijzing naar een beperkt budget verbaast mij.  Daarvoor bent u nochtans verantwoordelijk.  U bracht het budget van armoedebestrijding terug van 10 miljoen euro in 2014 naar 6,6 miljoen euro in 2015.  Eerst zelf het budget inkrimpen om het dan als excuus te gebruiken lijkt mij toch een beetje cru.  Het plaatsen van vraagtekens bij wetenschappelijk onderzoek doet u omwille van uw gemoedsrust.  Hoe vervelend moet het zijn voor een minister te merken dat het armoedeprobleem blijft toenemen? Hoe vervelend moet het zijn voor een minister zwart op wit te lezen dat het gevoerde beleid gefaald heeft?
 
U bent minister van armoedebestrijding.  Doet u dat ook? Bestrijdt u wel degelijk de armoede? Met die drie aangekondigde maatregelen durf ik het te betwijfelen.  Een aalmoes, dat is het.  Een aalmoes als bewijs van de onmacht of onwil van een Vlaamse regering.  U faalt.  Dat is het enige wat die aalmoes bewijst.  Eerder dan minister van armoedebestrijding beschouw ik u als minister van armoedebestendiging.
 
In uw verweer zou u terecht kunnen stellen dat cruciale instrumenten om armoede aan te pakken op het federale niveau zitten.  U zou kunnen verwijzen naar de resolutie die gestemd werd in de Commissie Volksgezondheid.  In die resolutie wordt gesteld dat de minimale socialebijstandsuitkeringen moeten worden opgetrokken tot de Europese armoedegrens, en dat sociale voordelen en tarieven automatisch worden toegekend.  Het blijven woorden.  Het blijven intenties.  Intenties, die elk jaar wel eens worden geopperd.  Maar die telkens weer dode letter blijven.  Niet enkel zijn het woorden.  Het zijn ook beloftes met een heuse budgettaire impact.  Net die grote impact kan voor gevolg hebben dat al die gedane beloftes niet meer blijken dan intenties.  Loze intenties.
 
Wat armoede nodig heeft, zijn daden.  Geen woorden.  Geen aalmoes.  Daden, waaruit na uitgebreid wetenschappelijk onderzoek zal blijken dat de armoede onder de Vlaamse (en Belgische) bevolking ook effectief gedaald is.  Dat is wat wij nodig hebben.  Niks meer.  Maar ook zeker niks minder.

Tot slot nog even dit.  Ik schrijf u deze brief niet omdat ik met u de degens wil kruisen in het politieke steekspel, dat armoede volgens u geworden is.  Wel omdat ik oprecht meen dat armoede een prioriteit zou moeten zijn.

Met vriendelijke groeten.

vrijdag 8 mei 2015

Uitgelezen: De omwegen. Brief aan Jeroen Theunissen.

Beste Jeroen,
 
Ik weet niet meer hoe ik tot uw boek kwam.  Ik weet niet meer waarom ik uw boek kocht.  Misschien was het de God van de Literatuur, die hierin de hand had.  Misschien was die God mijn gids in de zoektocht naar een goed boek.  Een zoektocht, die mij halt deed houden bij De Omwegen.  Welke hogere macht het ook moge geweest zijn, ik kocht uw boek.  Onlangs las ik uw boek.  Kopen, dan pas lezen.  Zo gaat het altijd.  Andersom kan niet.  Dat bestaat niet.  Boter bij de vis, zo gaat het in deze wereld.  Zelfs literatuur maakt geen uitzondering op deze economische wetmatigheden.
 
De Omwegen.  Het valt mij moeilijk uw boek te omschrijven.  Uw boek in te delen in één welbepaalde categorie.  Is het een avonturenroman? Het kan.  Is het een liefdesroman? Het kan.  Is het een filosofisch traktaat? Het kan.  Is het een politiek essay? Het kan.  Is het een ontwikkelingsroman? Het kan.  Is het een familieroman? Het kan.  Uw boek kan vele gedaanten aannemen.  Uw familiesaga doet meer dan enkel de lotgevallen van de pater familias en zijn drie zonen schetsen.  U trekt het open.  Maakt het ruimer.  In uw verhaal doet u verslag van een dolgedraaide wereld.  Op vele pagina’s schijnen uw ergernissen door.  Maar alvorens uw ongezouten meningen op de lezer los te laten, dompelt u deze onder in een komisch sausje.  Dat moet het voor de lezer beter verteerbaar maken.  Toch ontzenuwt die milderende, komische inslag uw boodschap niet.  Die blijft overeind.  Hard en krachtig.
 
U houdt de lezer een spiegel voor.  Uw boek blijft gevaarlijk herkenbaar.  Staand voor de door u aangereikte spiegel, stel ik mij de vraag of ik ook maar iets van de drieling in mij herberg.  Ben ik Johan? Misschien.  Ben ik Jonas? Misschien.  Ben ik Joris? Misschien.  In geen van de drie karakters kan ik mij ten volle herkennen.  Het lijkt een troost.  Maar de constante vraag of ik bepaalde aspecten deel met uw hoofdpersonages blijft nazinderen.  Al te bevreesd ben ik dat ik op die constant sluimerende vraag bevestigend zou moeten antwoorden.  Al te grote herkenning zou ontnuchterend werken.  Zou hard binnenkomen bij mij.  Want tussen mij en de drie egoïstische ettertjes wil ik toch een zo groot mogelijke afstand bewaren.  Bij het lezen moeten ervaren dat die afstand soms overbrugbaar lijkt, kan ik omschrijven als confronterend.  Behoorlijk confronterend.
 
Uw wereld wordt bedreigd.  Niet door monsters.  Niet door buitenaardse wezens.  Wel door crisissen.  Van allerlei slag.  Bankcrisis.  Systeemcrisis.  Geloofscrisis.  Klimaatcrisis.  Politieke crisis.  Identiteitscrisis.  Nationaliteitscrisis.  In die crisissfeer plaatst u uw personages.  In die crisissfeer laat u uw personages naar oplossingen zoeken.  Naar uitwegen.  In die reacties kunnen wij parallellen trekken met de echte wereld.  Met politici en opiniemakers uit die echte wereld.  Op die wijze dringt die echte wereld uw boek binnen en lijkt uw boek een politieke kroniek van de voorbije decennia.  U dwingt ons als het ware achterom te kijken.  Die terugblik maakt mij niet vrolijk.  Stemt mij niet gelukkig.  Neen, grote vraagtekens kunnen geplaatst worden bij datgene wat in het verleden ligt.
 
Ik weet niet of ik uw boek als een pessimistisch boek kan omschrijven.  Ik heb de neiging het toch te doen.  De uitgezette verhaallijnen neigen naar het zwartgallige.  Alle kleur lijkt uit uw boek verbannen te zijn.  Vrolijkheid verbind ik niet onmiddellijk met de gebeurtenissen in het boek.  De zoektocht van uw personages lijkt dood te lopen.  Geen heilzame redding.  Voor niemand.  Iedereen lijkt gedoemd.  Gedoemd om met zijn hoofd zwaar tegen de muur te knallen.  Ondanks mijn neiging uw boek pessimistisch te noemen, is er toch nog die twijfel.  Aan het eind van uw boek lijkt toch nog enig licht te schijnen.  Licht lijkt doorheen de donkere wolken te breken.  Redding lijkt dan toch mogelijk.  Een oplossing ligt dan toch in het verschiet.  De zoektocht lijkt dan toch uit te monden in een verlichtend antwoord.  Het leven, dat door uw personages als (te) zwaar wordt beschouwd, lijkt dan toch de mogelijkheid in zich te hebben te baden in lichtheid.  Alle hoop mag dan toch niet opgegeven worden.
 
Ik heb uw boek gelezen.  Uw aanklacht.  Ik ben u gevolgd in uw queeste.  Uw odyssee.  Ik heb mij geamuseerd in die ogenblikken dat ik in uw boek vertoefde.  Ik heb gelachen.  Meermaals.  Niet luidop.  Dat is verdacht.  Ik lachte binnensmonds.  Stilletjes.  Want ondanks de zware thema’s kan, mag en moet er gelachen worden.  Daartoe bood u mij voldoende gelegenheid.
 
Het boek is uit.  Definitief dichtgeslagen.  Pas nu begrijp ik waarom de God van de Literatuur mij tot uw boek bracht.  Omdat uw boek een meesterwerk is.  Een klein meesterwerk.  In het licht van de eeuwigheid moeten wij bescheiden blijven.  Vandaar die lichte correctie.  Om het gevaar van overdrijving tijdig af te wenden.  Daarom dus: een klein meesterwerk.  
 
Tot slot wil ik nog dat ene doen.  Dat ene ding, dat een lezer kan doen na het dichtslaan van een uitmuntend boek.  Ik wil u danken.  Voor dit prachtige boek.  Voor de heerlijke leesmomenten.  
 
Met vriendelijke groeten.
 
Website:

woensdag 6 mei 2015

Pleidooi voor een herijken van de democratie. Brief aan Slongs Dievanongs.

Beste Slongs,
 
Zondagmorgen zat ik te wachten.  In de wagen.  Achter het stuur.  Mijn co-pilote was eventjes om boodschappen.  Twee mogelijkheden had ik dan.  Twee opties waaruit ik kon kiezen.  Ik kon gewoon wachten.  Wachten zondermeer.  Dat was de eerste optie.  Een tweede optie was dat ik de tijd aangenaam doorbracht en eventjes de radio aanschakelde.  Ik koos voor het tweede.  Het was zondagmorgen.  Dan wil ik geen teringherrie.  Rust, dat zoek ik dan op de radio.  Ik kwam uit bij Friedl’ Lesage.  Touché op Radio 1.  Een praatprogramma.  Met heel af en toe een streepje muziek.  Dat was ideaal.  Dat was perfect.  Nog perfecter was dat u de gast was.
 
Ik leerde u kennen via Liefde voor Muziek.  Voorheen kende ik enkel uw hits.  Maar wie u werkelijk was, was mij onbekend.  Slongs Dievanongs was enkel een naam.  Geen persoon.  Dat veranderde met dat muziekprogramma op VTM.  Ik leerde u kennen als een toffe madame.  Gedreven en emotioneel, zo kwam u op mij over.  
 
Zondagmorgen kreeg ik de kans u nog ietsje beter te leren kennen.  In een vraaggesprek op de radio.  Ik viel binnen in het programma.  Het was al een tijdje aan de gang.  U leek behoorlijk op dreef.  Niet op uw mondje gevallen, dat is een juiste omschrijving.  Behalve gedreven en emotioneel, bent u ook geëngageerd.  Dat meende ik te mogen afleiden uit uw pleidooi, dat u hield.  Ik hoorde u pleiten voor een andere vorm van democratie.  U had mijn volle aandacht.  Ik deel uw bezorgdheid om onze democratie.  Wij hebben het zicht verloren op de lijnen van beslissing.  Weg is alle democratische controle.  Het beslissingsproces lijkt verhuisd te zijn.  Weg van het parlement naar kleine achterafkamertjes.  Kamertjes, waarin ratingbureaus, bankiers, ondernemers, lobbygroepen mee aan tafel schuiven.  Personen en instanties, die van de kiezer geen enkel mandaat kregen, hebben een te grote invloed op dat beslissingsproces.  Politici kijken toe op die evoluties.  Zonder nauwelijks in te grijpen.  Alsof zij akkoord lijken te gaan met deze ontwikkelingen.
 
Politici moeten opnieuw het voortouw nemen.  Zij moeten opnieuw de macht in handen nemen.  De macht om te beslissen.  De achterafkamertjes moeten gesloten worden.  De overheid moet opnieuw een spelbepaler worden.  Moet haar prominente plaats in het maatschappelijke debat opnieuw gaan opeisen.  Al te veel zet de overheid zich aan de zijlijn.  Of wordt zij aan de zijlijn gezet.  Dat moet anders.  De overheid moet opnieuw de spelregels gaan bepalen.
 
Politici lijken het geloof in verandering verloren te hebben.  Er wordt wel gegoocheld met de kracht van verandering maar in werkelijkheid blijkt die kracht toch een fabeltje.  Waar blijft die nieuwe visie op arbeid? Waarbij arbeid niet enkel wordt gedefinieerd in termen van productiviteit en flexibiliteit.  Waarbij gezinsleven en vrije tijd een evenwaardige stem krijgen.  Waar blijft de reeds lang aangekondigde pensioenhervorming? Niet enkel rommelen in de marge.  Wel een echte hervorming.  Waarbij de noden van de werkende klasse mee in het debat worden genomen.  Waar blijft een nieuwe kijk op het gevangeniswezen? Waarbij niet langer de eigenlijke straf maar wel re-integratie centraal staat.  Waarbij de gevangenis niet langer een vergeetput is maar wel een plaats waar de veroordeelde kan werken aan het verwerven van een nieuwe plaats in de maatschappij.
 
Politici zijn enkel nog beheerders.  Hun fixatie op het begrotingsevenwicht heeft diezelfde politici gedegradeerd tot boekhouders.  Zij durven niet meer te dromen.  Zij durven de lijnen niet meer uit te zetten.  De lijnen van een vernieuwend beleid.  Er wordt enkel op zekerheid gespeeld.  Zekerheid, die een visie op de lange termijn onmogelijk maakt.  Of niet nodig maakt.  Wij hebben dus niet enkel een herijken van de democratie nodig.  Het herijken van de functie van politicus is even noodzakelijk.
 
Voor dat herijkingsproces hebben wij politici nodig met durf.  Politici die zich niet laten gijzelen door angst.  Want dat zien wij al te veel.  Dat is wat nu gebeurt.  Angst sluipt binnen in het debat.  Politici gaan niet in tegen die angst maar lijken die angst te omarmen.  Dat zien wij in de reactie op de terreurdreiging.  In de reactie op het vluchtelingenprobleem.  Dat zien wij in de oorlog tegen drugs.  Die omarmde angst resulteert in een behoudend beleid.  Een beleid, waarin elke drang tot vernieuwing wordt geweerd.  Angst immobiliseert.  Angst dooft het licht bij de verlichte vernieuwers.  Angst doet in de pas lopen.  Angst verhindert het heft in eigen handen te nemen.  Angst doet uitwijken naar die achterafkamertjes.  
 
Dat alles hoorde ik zondagmorgen.  Uit uw mond.  Een dergelijk pleidooi is veel mooier dan muziek.  Uit uw pleidooi spreekt verontwaardiging.  Geen negatieve verontwaardiging, die uitmondt in pessimisme.  In doemdenken.  In cynisme.  In frustratie.  Uit uw pleidooi spreekt een positieve verontwaardiging.  Eén die uitmondt in positivisme.  In hoop.  In een overtuiging dat het beter kan.  Dat het beter moet.  Een verontwaardiging die uitmondt in engagement.
 
Ik heb naar u geluisterd.  In mijn wagen.  Terwijl ik zat te wachten.  Ik wou u omarmen.  Omdat ik in u een gelijkgestemde vond.  Een medestander.  Een medestander in een zelfde geloof.  Met een zelfde hoop.  Want dat is wat ik weet.  Samen met u.  Uiteindelijk komt alles goed.  Maar dan moeten wij ageren.  Dan moeten wij handelen.  Niet met een helfie.  Niet met een selfie.  Wel met woorden.  Met daden.
 
Ik dank u voor die wonderlijke zondagmorgen.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Link:

maandag 4 mei 2015

En avant, marche. Gezien in NTG. Brief aan De Leiezonen.

Beste Leiezonen,
 
Ik had verwachtingen.  Grote verwachtingen.  Hoge verwachtingen.  Dat had zo zijn redenen.  Er waren die namen.  Die grote namen, die zich engageerden voor dit grootse project.  Er was Alain Platel.  Er was Frank Van Laecke.  Er was Wim Opbrouck.  Er was Chris Thys.  Al die namen hebben hun sporen verdiend in het theaterlandschap.  Al die namen hebben zichzelf ruimschoots bewezen.  Al die namen hebben in het verleden het publiek al meermaals weten te overtuigen.  Meer nog dan al die namen was er evenwel die ene, specifieke reden, die mijn verwachtingspatroon naar ongekende hoogten stuwde.  Hoogten, waarbij iemand met hoogtevrees spontaan begint te duizelen.  Waarbij die iemand zich moet vastgrijpen uit angst voor die te grote diepten.  Die specifieke reden was de aanwezigheid van een fanfare op het podium.  Die aanwezigheid moest uitmonden in een feest.  Zo dacht ik.  Waarom? Ik weet het niet.  Of toch.  Fanfares voeren mij terug naar mijn kindertijd.  Een gelukkige tijd.  Een tijd zonder zorgen.  Met nauwelijks enige verantwoordelijkheid.  Naar die tijd kunnen teruggeflitst worden, dat schept verwachtingen.
 
Ik zit in de zaal.  De deuren gaan dicht.  Het doek gaat open.  De voorstelling begint.  In mijn hoofd tollen die verwachtingen wild rond.  Ik wens dat aan die hooggespannen verwachtingen wordt tegemoet gekomen.  Bijna eis ik het.  Met het vorderen van de voorstelling besef ik dat het een moeilijke avond zal worden.  Ik word hard met mijn beide voeten op de grond gesmeten.  Te hoge, weinig realistische verwachtingen kunnen nooit ingelost worden.  Dat kan niet.  Dat bestaat niet.  Het lijkt alsof ik mij moet herprogrammeren.  Alles opnieuw instellen.  Naar de fabrieksinstellingen.  Dat duurt een tijdje.  Dat gaat niet vanzelf.  Alle rondtollende verwachtingen worden gewist.  Eén voor één.  Tot op dat ene punt.  Dat punt van het onbeschreven blad.  Dat beginpunt.  Pas dan ben ik vrij.  Kan ik rustig kijken.  Ongestoord.  Niet vooringenomen.
 
Het is alsof ik kijk naar een wereldkampioenschap voetbal.  De weg naar de finale is moeilijk.  Kent hoogte- en dieptepunten.  Soms is het spartelen.  Hard labeur.  Andere momenten lijkt alles vanzelf te gaan.  De ene keer wordt er verloren.  Lijkt niks te lukken.  De andere keer wordt er gewonnen.  Met glans.  Met de vingers in de neus.  De kwartfinale.  De halve finale.  Om dan uiteindelijk te komen tot de finale.  In die weg naar de finale lijkt alles meer en meer op zijn plaats te vallen.  In het volle besef dat het zo moet.  Dat er geen andere optie is.  In de finale moet er geschitterd worden.  De titel van wereldkampioen moet binnengehaald worden.  Daarom, alle neuzen in dezelfde richting.  Volle overgave, dat is de enige en juiste instelling.  Schitteren in de finale, dat is wat moet gebeuren.  Om die begeerde titel naar huis te brengen.
 
Die vergelijking met het wereldkampioenschap viel mij niet meteen in.  Dat gebeurde pas na de voorstelling.  Op weg naar huis.  Op de fiets.  Fietsen maakt het hoofd leeg.  Filtert alle ballast weg.  Zet alles scherp.  Plots zag ik alles helder.  Klaar en duidelijk.  Een beetje zoals de apostel Paulus.  Die op weg naar Damascus het licht zag.  Zo gebeurde ook met mij.  Ik zag niet het licht.  Wel begrip en duidelijkheid.
 
Ik spoelde de voorstelling terug.  Ik keerde terug naar die grandioze apotheose.  Die megabangelijke finale.  Naar die schitterende eindchoreografie.  Grappig lijkt het.  Ontroerend is het.  In een wervelende dans neemt Wim Opbrouck afscheid.  Van het leven.  Zowel van het eigenlijke leven als van zijn leven als trombonespeler.  Voor hem is het voorbij.  Over en uit.  Hij draagt zijn rol over.  De opvolging is verzekerd.  Een plaatsvervanger is gevonden.
 
Ik spoel verder terug.  Blijf stilstaan bij de hoogtepunten.  Een liefdesverklaring aan de trombonespeler.  Gebracht door één van de majorettes.  Het opbiechten van Wim Opbrouck.  Dat hij ongeneeslijk ziek is.  Kanker heeft.  Het vraaggesprek met leden van de fanfare.  Waarin Wim Opbrouck een kleine rondvraag doet naar het eigenlijke beroep van enkele leden.  Het verward zoeken naar een verklaring voor de ziekte.  Het onbegrip voor de ziekte.  In allerlei talen geuit.  Als symbool voor de verwarring.  
 
Elke keer als de Leiezonen op het podium staan, blijf ik stilstaan.  Om te luisteren.  Om te kijken.  Want de fanfare brengt niet enkel de soundtrack bij de voorstelling.  Die fanfare is net zo de hoofdrolspeler.  Op meer dan schitterende wijze ontroert de fanfare.  Elke keer weer.  Zonder enige uitzondering.  De fanfare, het is niet zomaar een hobby.  Niet zomaar een tijdverdrijf.  De fanfare, dit is meesterlijk magistraal.  De muziek brengt mij telkens weer terug.  Elke keer als ik het contact lijk te verliezen.  Elke keer als ik de aansluiting met de voorstelling lijk te verliezen, grijpt de muziek mij bij de hand en brengt mij terug.
 
Ik spoel verder terug.  Kom bij het begin van de voorstelling.  Om het dan eindelijk te begrijpen.  Heel de voorstelling lijkt op een repetitie.  Een repetitie voor het grote concert.  Via een proces van vallen en opstaan komt men tot het eigenlijke werk.  Tot het eindresultaat.  Het eindresultaat, waarin alles op zijn uiteindelijke plaats valt.  Pas met het terugspoelen snap ik het.  De fanfare is een excuus.  Slechts een handig middeltje om ons te tonen wat het eigenlijke leven is.  Want daarover gaat deze voorstelling uiteindelijk.  Over het leven.  Het grote leven.  Want net als een repetitie is ook het leven een proces van vallen en opstaan.  Een aaneenschakeling van hoogte- en dieptepunten.  Waarbij de hoogtepunten herinnerd worden.  Waarbij uit de dieptepunten geleerd wordt.  ‘En avant, marche’, dat is het leven.  Het echte leven.  Met de blutsen en de builen.
 
Kwam de voorstelling tegemoet aan mijn verwachtingen? Neen, helemaal niet.  Dan toch maar snel vergeten? Neen, helemaal niet.  Zeker gaan zien.  Want wat overblijft na de voorstelling is een warm en intens gevoel.  Een warm en intens gevoel dat lang blijft nazinderen.  ‘En avant, marche’ blijft hangen in het hoofd.  Omdat het wil begrepen worden.  Omdat het moet begrepen worden.  Pas bij het terugspoelen kwam ik tot de schoonheid van de voorstelling.  Want die schoonheid is er.  Vaak en veel.  Maar het vraagt een inspanning die te ontdekken.  Ik heb mij ingespannen.  Ik heb ontdekt.  Wat? Een heerlijk, sprankelend en uitdagend theater.
 
Dank.  Dank.  Dank.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Speellijst:
 
Trailer: