dinsdag 30 juni 2015

Concrete Canvas Tour. Een alternatieve wandeling doorheen Gent.

Ik mag mij gelukkig prijzen.  Ik heb vrienden.  Dat is een voorrecht.  Dat besef ik ten volle.  Ik besef dat niet alleen, ik koester dat ook.  Want hoe jammer moet het zijn het leven op deze aardkloot alleen te moeten doorbrengen.  Bij die gedachte wil ik niet blijven stilstaan.  Die gedachte wil ik zo snel mogelijk uit mijn hoofd bannen.  Omdat het vreselijk moet zijn.  Omdat het vooral eenzaam moet zijn.
 
Ik heb dus vrienden.  Niet enkel in Gent.  Ook buiten de mooiste stad van België heb ik vrienden.  Met die vrienden spreek ik dan wel eens af.  Om naar Gent te komen.  Want dat is toch waar vriendschap uiteindelijk om draait.  Vrienden willen elkaar ontmoeten.  Willen die uitzonderlijke band onderhouden.  Jawel, in vriendschap moet geïnvesteerd worden.  Daarom nodig ik mijn vrienden, die niet het voorrecht kennen in Gent te mogen wonen, af en toe uit naar de Arteveldestad.  
 
Ik ben fier op mijn stad.  Die fierheid wil ik delen met mijn vrienden.  Ik wil hen mijn stad tonen.  Ik wil hen de redenen van mijn trots doen begrijpen.  Daarom neem ik hen mee op een wandeling doorheen de stad.  Omdat ik meen dat de stad op zich voldoende overtuigingskracht heeft.  Ik hoef geen grote verhalen te vertellen.  Ik hoef geen historische weetjes te verkondigen.  De stad spreekt voor zich.  Daarvan ben ik ten volle overtuigd.  Hierover bestaat geen enkele twijfel.  Toch niet bij mij.  Toch niet bij een echte Gentenaar.
 
Een wandeling moet verrassen.  Om de aandacht scherp te houden.  Een wandeling moet weg van de platgetreden paden.  Omwille van diezelfde aandacht.  Dat is wat ik wil.  Een nooit verslappende aandacht.  Een nooit wegdeemsterend enthousiasme.  Om dat effect te kunnen realiseren, zoek ik alternatieve wandelroutes doorheen de stad.  Soms zelf uitgedokterd.  Soms mij aangereikt.  Eén van die aangereikte wandelingen is de Concrete Canvas Tour.
 
 
Bedoeling van deze Tour is de toerist te laten proeven van street art.  Een plannetje brengt diezelfde toerist langs de mooiste muurtaferelen.  Langs de meest interessante kunstwerken.  In openlucht.  Kunstwerken van binnen- en buitenlandse artiesten.  Roa is in het lijstje van artiesten de meest gekende.  Bué The Warrior de meest aanwezige.  
 

 
Onlangs deed ik die wandeling.  Met vrienden.  Wij vertrokken aan de Korenlei.  Wij eindigden op het Spaanskasteelplein.  Steeds cirkelden wij rond het historische hart van Gent.  Nooit betraden wij het hart.  Een mens zou het spijtig kunnen vinden.  Maar wij niet.  Want wij zagen andere dingen.  Mooie dingen.  
 
Ik kan het nauwelijks geloven.  Toch is het zo.  De Concrete Canvas Tour doet u anders wandelen.  Achter elke hoek verwacht u heldere kleuren.  Verwacht u een eigenzinnige interpretatie.  Achter elke hoek verwacht en hoopt u graffiti te mogen aanschouwen.  In uw voeten schuift die verwachting.  In uw hoofd schuift die drang verrast te worden.  Uw blik wijzigt.  U speurt.  U zoekt.  De wandeling vervelt geleidelijk tot een ontdekkingstocht.  Een tocht, die u van de ene fantasievolle prent naar de andere voert.  Want dat is wat in elke prent schuilt.  In elke prent vinden wij een verhaal.  In elke prent lezen wij verbeelding.  Verbeeldende verhalen doen de grijsheid vervagen.  In de plaats treedt ware kleurenrijkdom.
 
De hele wandeling hebben wij niet gedaan.  Slechts een deeltje.  Wij zijn gestopt aan De Buffel.  De Buffel van Roa.  Aan de Spanjaardstraat.  Enkel het achterwerk van het beest valt nog te bewonderen.  De rest van het kunstwerk is moeten wijken voor een caféterras.  Terwijl ik naar dat achterwerk staar, krijg ik een inval.  Een idee. 
 
 
Ik denk aan de dierentuin.  De dierentuin, die Gent ooit had maar nu verdwenen is.  Enkele straatnamen in Gent verwijzen nog naar die dierentuin.  Alpacastraat, Zebrastraat, Leeuwstraat, Hertstraat, Arendstraat, …Allemaal beestjes.  Enkel in letters.  Enkel op borden.  Waarom die dieren niet opnieuw tot leven wekken? Neen, neen, wees gerust.  Ik zal geen pleidooi houden om al die wilde dieren opnieuw door de Gentse straten te laten draven.  Niks van dat alles.  Een ander ideetje heb ik.  Waarom halen wij Roa niet naar deze wijk? Waarom geven wij hem de vrijheid niet om op de gevels de herinnering aan de Gentse dierentuin te verbeelden? Dat zou mooi zijn.  Dat denk ik.  Dat meen ik.  Laat hem op de muren zebra’s toveren.  Herten.  Okapi’s.  Laat hem in die wijk een beestig bal creëren.  Dat ideetje had ik.  Terwijl ik naar het achterwerk van een verdwenen buffel keek.
 
Concrete Canvas Tour.  Een heerlijke wandeling.  Een unieke gelegenheid om Gent op een andere manier te proeven.  Te smaken.  Ik heb gesmaakt.  Ik heb geproefd.  Het was heerlijk.
 
Link:

vrijdag 26 juni 2015

Reigning Sound, gezien op DOK. Brief aan Greg Cartwright.

Beste Greg,
 
Ik was in rouw.  Of neen, ik ben in rouw.  Thé Lau is overleden.  Dat doet wat met een mens.  Met een fan.  Maar heel waarschijnlijk hebt u daaraan geen boodschap.  Wie is die man, die vraag zult u zich stellen.  Hij is u onbekend.  In de lage landen is hij evenwel een god.  Die status heeft hij zichzelf niet toegeëigend.  Die goddelijke status kwam vanuit de basis, zijn fans.  Goden sterven niet, dat zal u tegenwerpen.  Maar Thé Lau stelde één voorwaarde aan het aanvaarden van zijn goddelijke status.  Dat hij sterfelijk mocht blijven.  Die voorwaarde werd nu ingewilligd.  Te vroeg.  Wij blijven verweesd achter.  
 
Er was twijfel woensdagavond.  Of ik wel zou gaan.  Of ik wel naar uw concert zou gaan zien.  Maar dan dacht ik aan de redenen waarom ik toch zou gaan.  Ik had een kaartje.  Dat zou kunnen volstaan.  In deze economisch moeilijke tijden telt elke euro.  Euro’s gooien wij niet zomaar door ramen en deuren.  De vinger op de knip, zo hoort het in deze tijden.  Toch klinkt het argument van het gekochte ticket weinig overtuigend.  Dat argument kreeg mij niet het huis uit.  Daarom ging ik op zoek naar de redenen waarom ik dat ticket gekocht had.  Die redenen zouden mij moeten overtuigen toch te gaan.  Vooreerst was er die kwaliteitsgarantie.  Die garantie werd mij geboden door Democrazy.  Zij boeken enkel klasse.  Op hun affiches prijkt enkel overtuigende, muzikale kracht.  Over de smaken en de kleuren op die affiche kan misschien gediscussieerd worden.  Maar nooit over de kwaliteit van die smaken en kleuren.  Die staat buiten kijf.  Dat zeg ik niet zomaar.  Ik kan hiervan getuigen.  Meerdere Democrazy-concerten zag ik.  Nooit was ik teleurgesteld.  Dat zou deze keer niet anders zijn, dacht ik zo.
 
Nog andere argumenten? Jawel.  Er was de internationale lof.  Uw nieuwste werkstuk, Shattered, werd lovend onthaald.  The Guardian gaf vier sterren aan uw laatste worp.  Pitchfork schreef ook een rapport.  Die redactie besloot u 7,7 op 10 te geven.  Veel universiteitsstudenten zouden een moord begaan voor dergelijke cijfers.  U hoeft dat niet te doen.  U hoeft voor die punten enkel muziek te maken.  Overtuigende muziek.  Maar ook als wij even verder teruggaan in de tijd blijven de kritieken positief.  In 2009 bracht u uw voorlaatste werk uit, Love and Curses.  Enola prees dat album.  Enkel lovende kritieken las ik.  Dan moet die band toch wel buitengewoon zijn, dacht ik zo.
 
Alle goede dingen bestaan uit drie.  Mijn argumentatie dus ook.  Op internet vond ik enthousiaste commentaren over de live-reputatie van de band.  Zulke commentaren maken mij altijd blij.  Een band moet zwoegen en zweten op het podium.  Gedreven moet een band zijn om zijn publiek te overtuigen.  Daarvoor moet die band alles uit de kast halen.  Of toch bijna alles.  U zou dat doen.  Telkens weer.  Op die instelling maakt u geen uitzonderingen.  Op die instelling doet u geen toegevingen.  Dat moet een feestje worden, dacht ik zo.
 
Drie argumenten.  Ik kon niet thuisblijven.  Ik moest gaan.  Ondanks de pijn om het heengaan van Thé Lau.  Ik pakte mijn fiets.  Ging op weg naar DOK.  Terwijl ik fietste, dacht ik dat het een mooie manier zou zijn om een overleden muzikant te eren.  Door mij onder te dompelen in de muziek.  Door hem met een muzikaal feestje te eren.  Dat zou mooi zijn.  Dat zou goed zijn.
 
Ik kwam binnen in de hangar.  De loods.  Nam plaats achteraan.  Op de zittribune.  Jawel, die was er.  Niet meteen een hoog rockgehalte maar wel bijzonder handig.  Ik keek uit over het publiek.  In niks werd mijn zicht verstoord.  Gewoonweg heerlijk.  Ik ben niet meteen de grootste.  Bij concerten kan het dan al eens gebeuren dat ik tegen een rug aankijk.  Of vele hoofden voor mij zie.  Dat was nu niet het geval.  Hierom kon ik enkel juichen.  Ik hoefde mij niet uit te rekken.  Ik hoefde niet op mijn tenen te staan dansen.
 
Democrazy omschreef uw muziek als lyrische roots-rock.  Een laveren tussen ballads en rockers.  Maar daarvan was op het podium nauwelijks sprake.  Op het podium ging het rechttoe rechtaan.  De band schoot stevig uit zijn sloffen.  Niet één enkel nummer.  Alle nummers.  Tijdens het hele concert werd de band gedreven door een niet te stuiten energie.  Het leek alsof u uw punkattitude niet kan verloochenen.  Die attitude hebt u.  Die straalt u uit.  Niet moeilijk.  U hebt een voorgeschiedenis.  Oblivians, dat was uw vorig groepje.  Doorheen dat groepje raasde de punk.  Die voorgeschiedenis ontkent u niet.  Die voorgeschiedenis stond woensdagavond samen met Reigning Sound op het podium.  
 
Eén uur lang ging het hard.  Hard en snel.  Langer kon het niet.  Langer mocht het niet.  Nachtlawaai vraagt om een strikte tijdscontrole.  Uitzonderingen kunnen blijkbaar niet gemaakt worden.  Jammer.  Want u kwam op dreef.  Ik kwam in de ‘mood’.  Het geluid had zijn juiste klank gevonden.  Toch waren de organisatoren onverbiddelijk.  Voorbij tien uur mocht het niet gaan.  Wat het zou geworden zijn indien u mocht doorgaan, weet ik niet.  Of toch.  Ik weet het wel.  Een feestje, dat zou het worden.  Want in dat ene uurtje had u hiertoe al aanleiding gegeven.  Dat zag ik in het publiek.  Vanop mijn zitje.  De fans van het eerste uur gingen stevig uit de bol.  Zij zongen mee.  Zij schudden wild met het hoofd.  De vuisten gingen de lucht in.  Op het juiste moment.  Zij dansten wild in het rond.  Vol overgave.  Met overtuiging.  Blij met jullie komst.
 
Ik ben geen fan van het eerste uur.  Tot woensdagavond was u mij onbekend.  Na het concert is dat veranderd.  Nu ken ik u.  Nu ben ik blij u ontmoet te hebben.  U gehoord te hebben.  U gezien te hebben.  Want het was stevig.  Het was ruig.  Het was goed.

Met vriendelijke groeten.

Clips:
Oblivians – Call the police.
Reigning Sound – Never coming home.



woensdag 24 juni 2015

Thé Lau. Afscheid van een held.

Ik vernam het nieuws via een berichtje.  Een sms’je, zoals ze zeggen.  Ik ben geen berichtenman.  Mijn vriendin weet dat.  Mijn familie weet dat.  Mijn vrienden weten dat.  Als ik dan al eens een berichtje krijg, weet ik dat het belangrijk is.  Weet ik dat het moet gelezen worden.  Dat deed ik ook deze middag.  Ik las het berichtje.  Een nieuwtje van mijn zus.  Thé Lau is overleden.  Dat was wat ik las.
 
Ondanks het waterige zonnetje, dat verwoede pogingen deed ons toch een zomers gevoel te bezorgen, werd het koud.  Het werd kil.  Alleen op de wereld, zo voelde ik mij.  Alsof de wereld rondom mij wegviel.  Alle geluid.  Alle beelden.  Ik was alleen.  Alleen met dat berichtje.
 
Ik las het berichtje.  Een eerste maal.  Een tweede maal.  Ontelbare malen.  Ondanks dat vele herlezen, bleven die woorden op het scherm schitteren.  Het ging niet weg.  Het was een feit.  Een vaststaand feit.  Thé Lau was dood.  Ik dacht aan die man.  Aan Thé Lau.  Mijn held.  Mijn idool.  Ik heb er niet velen.  Hij was er één van.  Die ene is nu weg.  Nog maar pas.  Maar het doet pijn.  Dat kan ik nu al vertellen.  Dat kan ik nu al voelen.
 
Ik denk aan zijn muziek.  Want in zijn muziek leerde ik hem kennen.  In zijn muziek zal ik hem herinneren.  Ik denk aan zijn muziek.  Ik denk aan mijn jeugd.  Want die zijn met elkaar verbonden.  Wij waren niet uit elkaar te krijgen.  Niet uit elkaar te spelen.  The Scene stond garant voor mijn jeugdigheid.  The Scene hield mij jong.  In mijn hoofd.  In mijn kinderlijke spontaniteit.
 
Een soundtrack bij mijn jeugd, zo zou ik het kunnen noemen.  Maar bewust doe ik het niet.  Omdat het een understatement is.  Omdat het nog zo veel meer is.  Een geloof, zo zou ik het eerder noemen.  Een onvoorwaardelijk geloof.  Een geloof zonder voorwaarden.  Thé Lau ging voor.  Ik volgde.
 
Ik denk aan Thé Lau.  Aan dat ene, kleine gebaar.  Dat kleine gebaar op het podium.  Ik heb het hem ontelbare keren zien doen.  Want ontelbare keren zag ik hem.  Ik zag hoe hij na enkele nummers zijn hemdsmouwen oprolde.  Op dat moment wist ik dat het zou beginnen.  Dat het feest zou beginnen.  Die opgerolde hemdsmouwen waren een code.  Een code, door ons vertaald als het begin van het feestje.  Want dat was wat die concerten altijd waren, een feestje.  Nooit geen half werk.  Altijd gaf hij zich voor de volle honderd procent.  Wij bleven niet achter.  Wij gingen mee.  Nog luider zingen.  Nog harder klappen.  Nog wilder dansen.  
 
Ik denk aan zijn muziek.  Aan de manier waarop zijn muziek een verbindende factor was binnen onze vriendenkring.  Wij waren gelijkgestemden.  Gelijkgezinden.  Nog altijd.  Laat daarover geen misverstand bestaan.  Maar die muziek was toch één van die versterkende elementen.  Slechts één zin.  Meer hadden wij niet nodig.  Eén zin uit om het even welk lied was genoeg.  Wij keken elkaar aan.  In die blik lazen wij verstandhouding.  Een niet te verbreken verstandhouding, dat zich vertaalde in een lichte en warme glimlach.
 
Ik denk aan zijn muziek.  Aan Rij, rij, rij.  Aan Iedereen is van de wereld.  Ik denk aan Blauw.  Aan Open.  Aan Samen.  Ik denk aan Mijn straat.  Aan Slapen, dromen, zweten.  Ik denk aan Wees welkom.  Aan Rivier.  Aan al die en andere liedjes denk ik.  Ik ril.  Zelfs zonder die liedjes te horen, krijg ik kippenvel.  Van kop tot teen.  Ik denk en bijna begin ik te huilen.
 
Aan alle liedjes denk ik.  Maar bovenal denk ik aan dat ene.  Aan die enkele lijnen uit Feest.  Dit is het eind, het eind van het feest, … Thé Lau is overleden.  Plots voel ik mij oud.  Plots voel ik mij grijs.  Plots voel ik mij leeg.  Thé Lau is overleden.  Ik zal hem missen.  Dat weet ik nu al.  Dat voel ik nu al.  Een idool is heengegaan.  Een held ben ik verloren.  Dat beseffen doet pijn.  Veel pijn.

Interview:
Allerlaatste interview met Thé Lau (RTL Late Night).


Clip:
Thé Lau (& K’s Choice) – Open.


maandag 22 juni 2015

Heerlijk koken. Een stand van zaken. Tweede brief aan Pascale Naessens.

Beste Pascale,
 
Enkele maanden terug schreef ik u een brief.  Een nieuwe wereld was toen voor mij opengegaan.  In die ontdekking had u een groot aandeel.  In die ontdekking had u het grootste aandeel.  Ik had uw kookboeken ontdekt.  Ik besef, ik liep een beetje achter.  Wat velen al meerdere jaren aan den lijve ondervonden, ervoer ik pas enkele maanden terug.  Maar is er geen spreekwoord dat zegt dat laat beter is dan nooit? Ik dacht het wel.  Beter laat dan nooit ging ik dus grasduinen doorheen uw boeken.
 
In die brief was ik laaiend enthousiast.  Maar in dat aanvankelijke enthousiasme schuilt enig gevaar.  Die geestdrift kan verschralen.  Er kan sleet komen op dat enthousiasme in die eerste dagen.  Dat slijten kan omslaan in verveling.  Die verveling kan dan op zijn beurt overgaan in afkeer.  Walging zelfs.  U ziet, enthousiasme kan een vreemd iets zijn.  Het is gemakkelijk aangestoken te worden door een vurig enthousiasme.  Moeilijker wordt het dat enthousiaste vuur brandend te houden.  Moeilijker wordt het dat vuur niet te laten uitdoven.
 
Om die reden wens ik u een vervolgbrief te schrijven.  Om u te berichten over de huidige stand van zaken.  Want heel misschien stelde u zich ook vragen bij mijn al te grote enthousiasme.  Deze vervolgbrief kan daarom misschien gelezen worden als een geruststelling.  Een geruststelling van mij naar u toe.  Want na die enkele maanden kan ik stellen dat ik nog altijd bijzonder enthousiast ben.  Nog altijd ben ik uitermate gedreven.
 
Elke dag stap ik met veel plezier de keuken in.  Niet langer wordt het gezien als een verbanning.  Als een straf.  Met een stralende glimlach ga ik voor het kookvuur staan.  Om het gekozen recept te vertalen naar mijn bord.  Om alle stappen uit het boek stipt op te volgen.  In het streven naar een geslaagde vertaling voel ik mij als een klein kind.  Een klein kind met heerlijke pretoogjes.  In die ogen brandt nieuwsgierigheid.  Nieuwsgierigheid naar wat het zal worden.  Naar hoe het zal smaken.  
 
In dat hele proces van vertalen blijf ik de rust zelve.  Stress komt nooit om de hoek kijken.  De eenvoud van de recepten heeft een grote hand in die rust.  In die eenvoud schuilt de stilzwijgende belofte dat alle recepten voor iedereen bereikbaar zijn.  Dat het voor iedereen doenbaar is.  Van de grote sterrenchef tot de meest stuntelige kluns.  U ziet, eenvoud is geen verwijt.  In die eenvoud schuilt de liefde voor het ambacht.  De ambacht van het koken.  In die eenvoud schuilt de drang om dat ambacht voor iedereen bereikbaar te maken.
 
Maar er is meer.  Veel meer.  Veel meer, waarin ik heden ten dage genoegen schep.  Het winkelen is niet langer een rotklus.  Niet langer schep ik ongeïnteresseerd groenten in het winkelwagentje.  Neen, al enkele maanden is het heel wat anders.  Ik kijk.  Gericht.  Ik kies.  Weloverwogen.  Groenten zijn niet langer een noodzakelijk kwaad.  Groenten zijn bouwstenen geworden.  Bouwstenen voor een overheerlijk geacht recept.  Groenten zijn ingrediënten geworden.  Ingrediënten voor een kunstwerk.  Een kunstwerk, waarbij ik de kunstenaar ben en u de leermeester. 
 
Die nieuwe interesse verruimt mijn voorheen enge blik.  Ik ontdek.  Kikkererwten, knolselder, zeekraal, … Harissa, kurkuma, ras el hanout, … Niet enkel mijn blik, ook mijn smakenpalet verruimt.  Die nieuwe wereld is een openbaring.  In die nieuwe wereld loop ik graag rond.  Ik kijk naar oliën, azijnen, sausen, … Ik rij ze niet voorbij.  Ik hou halt aan die winkelrekken.  Ik neem flesjes uit de rekken.  Ik lees.  Kijk voor wat het kan gebruikt worden.  Dit is geen vervelend tijdsverlies.  Dit is in tegendeel een wonderbaarlijke leertijd.  Die winkelrekken zijn een stapelruimte van smaken.  Nu wil ik die smaken kennen.  Nu wil ik die smaken proeven.  Uw recepten geven mij daartoe de gelegenheid.
 
Koken is een totaalbelevenis geworden.  Een totaalbelevenis, waarin ik van elke stap steeds meer geniet.  Het begint met het kiezen van de recepten.  Ik blader doorheen uw boeken.  Houdt af en toe even halt.  Om te lezen.  Om de haalbaarheid van een recept na te gaan.  Waarbij ik elke week merk dat ik de status van haalbaarheid steeds verder uitbreid.  Omdat ik zelf meer durf.  Omdat ik zelf minder twijfel.  Dat op zich schenkt al heel wat voldoening.  Dan maak ik een boodschappenlijstje.  Waarna ik even in de proviandkasten duik.  Om na te gaan of ik bepaalde ingrediënten al dan niet op stock heb.  Want nu heb ik in die proviandkasten kruiden staan.  Meer dan enkel peper en zout.  Nu heb ik in die proviandkasten oliën staan.  Hazelnootolie, olijfolie, kokosvet, … Het boodschappenlijstje neem ik mee naar de winkel.  Ik raas niet doorheen de winkel.  Ik wandel.  Ik registreer.  Ik sla op.  Ik kijk wat de winkel te bieden heeft.
 
In mijn eerste brief had ik het reeds geschreven.  Ik leef in een andere tijd.  De dagen vóór Pascale Naessens zijn voorbij.  Nu begint de nieuwe tijd.  De tijd na Pascale Naessens.  Ik leef al enkele maanden in die nieuwe tijd.  Verveling is hiervan nog geen onderdeel.  Mijn enthousiasme wordt niet aangetast.  Nog steeds wordt die nieuwe tijd gevoed met verrassende ontdekkingen. 
 
Na enkele maanden in uw boeken geleefd te hebben, wil ik u deze tweede brief toch nog sturen.  Na enkele maanden uit uw boeken gekookt te hebben, voel ik de drang om deze tweede brief toch nog te schrijven.  
 
Beste Pascale, u hebt mij nog meer plezier in mijn toch al gelukkige leven geschonken.  Dankzij u leef ik nog intenser.  Nog bewuster.  Nog voller.  Het lijkt wel alsof al mijn zintuigen zijn aangescherpt.  Fijner zijn afgesteld.  Mijn leven heeft één extra dimensie gekregen.  Die dimensie van het genietend koken.  Van het genietend proeven en smaken.  Van het genietend eten.
 
Na enkele maanden Pascale-proof te koken, besef ik ten volle dat ik niet meer terug kan.  Dat ik niet meer terug wil.  Dit is mijn ding.  Mijn heerlijke ding.
 
Beste Pascale, bedankt.
 
Met vriendelijke groeten.

 

vrijdag 19 juni 2015

Mooie liedjes: Bittereinder. Met dank aan Soundtrack.

Het lijkt wel alsof het televisieseizoen voorbij is.  So You Think You Can Dance? Voorbij.  Spitsboers? Voorbij.  The Missing? Voorbij.  Heylen en de herkomst? Voorbij.  Tom & Harry? Voorbij.  Neen, het lijkt windstil.  De herhalingen doen hun intrede.  Met de zomer in het vooruitzicht lijken de mooie televisieavonden voorbij.  Dat zouden wij kunnen denken.  Met die gedachte in het hoofd zou het kunnen gebeuren dat wij het nalaten de televisie aan te zetten.  Dat wij ons installeren in de tuin.  Of op een terrasje.  Om zo te genieten van dat zonnetje.  Een zonnetje, dat heel af en toe durft te schijnen.  Van die zonneschijn zouden wij dan kunnen genieten.
 
Dat alles zouden wij kunnen doen.  Maar dan lopen wij het risico een prachtige reeks te mislopen.  Enkele weken terug begon op Canvas de tweede reeks van Soundtrack.  Ik heb nog niet gekeken.  Toch ben ik fan.  Omdat ik de eerste reeks zag.  In die eerste reeks trokken vier muzikanten (Johannes Verschaeve, Dijf Sanders, Eva De Roovere en Jason Dousselaere) doorheen Israel en de Palestijnse Gebieden.  Op een heel andere manier werd dit deeltje van de wereld in beeld gebracht.  Op een andere manier dan wij normaal gewend zijn.  Geen journalistieke zoektocht naar mogelijke oplossingen voor dit conflict.  Dat werd het niet.  Wel werd het een zoektocht naar de rol van muziek in dat deeltje van de wereld.  Die zoektocht leverde een heel boeiende reeks op.  Heel eenvoudig in uitwerking maar in die eenvoud schitterde schoonheid.  Schoonheid en ontroering.  
 
Twee weken terug begon de tweede reeks.  Isolde Lasoen, Flip Kowlier, Jef Neve en Tijs Delbeke trekken deze keer naar Zuid-Afrika.  Met eenzelfde opdracht.  Wat het deze keer geworden is? Ik weet het niet.  Het antwoord moet ik schuldig blijven.  De voorbije afleveringen staan wel op mijn digicorder.  Want één ding staat vast, ik wil die reeks zien.  Zeker na het lezen van een recensie in De Standaard.  Die was lovend.  Bijzonder lovend.  Ik moet dus kijken.  Heel binnenkort zal ik dat doen.  Heel binnenkort zal ik in het busje stappen met Isolde, Flip, Jef en Tijs.  Dat is wat ik zeker zal doen.
 
Nog geen enkele aflevering heb ik gezien van de nieuwe reeks.  Toch heb ik via Soundtrack een mooie ontdekking gedaan.  Een muzikale ontdekking.  Naar aanleiding van het nieuwe programma las ik in De Standaard (jawel, ik heb een abonnement) een interview met Flip Kowlier.  Over zijn ervaringen met het programma.  Met het land.  In dat interview vertelt hij over Bittereinder.  Hij heeft het dan niet over Afrikaners die na de Britse verovering van Pretoria en Bloemfontein in de Tweede Boerenoorlog (1899-1901) de strijd nog niet wilden opgeven.  Die Afrikaners werden Bittereinders genoemd.  Over hen had hij het niet.  Wel had hij het over een Zuid-Afrikaanse muzikant.  Een rapgroep uit Pretoria.  Zuid-Afrikaans rappen? Het was mij onbekend.  Ik ben even gaan kijken op Youtube.  Ik heb gezocht en gevonden.  Wat ik gevonden heb? Een heerlijke groep.  Een fantastische groep.  Ik wil het u niet onthouden.  Luister en geniet.

Soundtrack, elke woensdag op Canvas om 21.35 uur.

Clip:
Bittereinder – Klankanatomie.
Bittereinder – Skerm.



woensdag 17 juni 2015

Een vernieuwend energiebeleid? Het zou mooi zijn. Brief aan Marie-Christine Marghem.

Beste Marie-Christine,
 
Deze morgen had ik het moeilijk een luide lach te onderdrukken.  Dat gebeurde bij het lezen van de krant.  Ik weet het, het lezen van de krant is een ernstige zaak.  Daarvan ben ik mij volledig bewust.  Al te vaak kies ik dan ook voor een zelfopgelegde afzondering.  In die afzondering kan ik in alle rust het wereldnieuws tot mij laten doordringen.  Toch gebeurt het dat ik om een nieuwsbericht inwendig moet lachen.  Heel soms zelfs luidop.  Zoals deze morgen dus.  Deze morgen lachte ik luidop.
 
U zal het misschien niet beseffen maar u was de aanleiding voor dat luide lachen.  In uw streven om deze winter een black-out te vermijden zoekt u naar aanvullende pistes.  Uw diensten hebben in die zoektocht aangeklopt bij bedrijven die gespecialiseerd zijn in het oplossen van tijdelijke energieproblemen.  Noodgeneratoren zouden een aanvullende piste zijn.  Die generatoren worden nu vaak gebruikt in landen als Kenia, Oeganda of Ivoorkust.  Een andere mogelijke piste zijn drijvende stroomboten.  Die boten werden reeds gebruikt in Libië en Libanon.
 
Om een dergelijk nieuwsbericht moet ik nu lachen.  Vreemd eigenlijk.  Ik zou niet moeten lachen.  Ik zou moeten huilen.  Huilen om dergelijk improviseren.  Huilen om de huidige stand van het Belgische energiebeleid.  Want die noodgeneratoren en stroomboten zijn een vertaling van die huidige, trieste en behoudende stand.
 
Het Belgische energiebeleid leest als een pingpongspel.  Het sluiten van de kerncentrales wordt steeds vooropgesteld.  Door elke nieuwe regering.  Een mogelijke sluitingsdatum wordt hieraan gekoppeld.  Maar telkens wanneer die datum dichterbij komt wordt het debat over het langer openhouden van de kerncentrales gestart en geraakt het sluiten van diezelfde centrales op de achtergrond.  Dat pingpongen verhindert vernieuwende denksporen.  Dat pingpongen blijft kernenergie centraal stellen in het debat.  In dat debat over het langer openhouden van de centrales gaat u zelfs nog een stapje verder.  U beweert dat wij niet zonder kernenergie kunnen.  U noemt iedereen, die het tegenovergestelde zou beweren, een leugenaar.  In uw streven naar een gegarandeerde energiebevoorrading overweegt u zelfs de bouw van een nieuwe kerncentrale.
 
Kernenergie zou levensnoodzakelijk zijn.  Volgens u althans.  Maar dan lijkt u een aantal studies niet gelezen te hebben.  In 2010 rekenden Amerikaanse professoren in het wetenschappelijke tijdschrift Energy Policy voor dat een 100 procent duurzaam energiesysteem, zonder kernenergie en fossiele brandstoffen, technologisch gezien perfect mogelijk is tegen 2050.  Zelfs op wereldvlak.  In datzelfde jaar publiceert Greenpeace het Energy (R)Evolution Report.  Hierin wordt een 100 procent groene energietoekomst voor Europa uitgestippeld.  Als voordelen van een dergelijke toekomst worden de besparing op snel stijgende brandstoffacturen, de creatie van nieuwe jobs en de lagere CO2-uitstoot aangehaald.  Omdat alle goede dingen uit drie bestaan, wil ik u nog een derde studie voorleggen.  In 2012 bevestigt het Internationaal Klimaatpanel van de VN dat het ons niet aan technologische alternatieven ontbreekt voor kernenergie of fossiele brandstoffen.
 
Het zou kunnen dat deze buitenlandse wetenschappers samenzweerderige leugenaars zijn.  Dat zij samenspannen in een internationaal complot tegen kernenergie.  Dat zou kunnen.  Daarom wil ik ook nog eens verwijzen naar een rapport van het Planbureau.  Geschreven in 2013 in opdracht van de vier energieministers van ons land.  Zij hebben uitgerekend dat België tegen 2050 volledig kan overschakelen van kernenergie en fossiele brandstoffen op hernieuwbare energie.  Alweer een scenario dus zonder kernenergie.  U ziet, het kan.
 
U buit de angst voor een mogelijke black-out bij het publiek uit.  Aan dat publiek zegt u dat kernenergie de enige, mogelijke weg is.  Dat ons land niet zonder kan.  Het blijven hameren op die ene spijker zou de overtuigingskracht van dat ene argument naar ongekende hoogten moeten voeren.  Tegelijk impliceert uw pleidooi dat het zoeken naar alternatieve energiebronnen een te groot avontuur is.  Een avontuur waarin een hoge kans op mislukken vervat zit.  Als bevoegd minister wil u ons land niet in een dergelijk avontuur storten.
 
Maar is het investeren in groene energie een avontuur? Geenszins.  Eerder zou ik het een opportuniteit noemen.  Zopas liet Kris Peeters weten dat ons land slecht scoort inzake investeringen in onderzoek en ontwikkelingen.  Slechts 2,3% van het bbp.  In vergelijking met de buurlanden zou ons land op dat vlak beter kunnen en moeten presteren.  De sector van de groene energie lijkt mij een vakgebied waarin vernieuwend denken grote kansen biedt.  Bovendien zou een transitie naar hernieuwbare energie ons land twintigduizend tot zestigduizend nieuwe banen opleveren.  Alweer volgens het Planbureau.  Dat moet u toch als muziek in de oren klinken.
 
Een nieuw energiebeleid, waarbij de klemtoon komt te liggen op hernieuwbare energie in combinatie met structurele energiebesparingsmaatregelen, zou getuigen van politieke moed.  Want het is niet de angst bij het publiek omtrent een mogelijke black-out dat het politieke debat immobiliseert.  Het is de angst bij de politieke leiders en bewindvoerders dat het debat gijzelt.  Dat u zich door die angst laat leiden is bijna onvergeeflijk.
 
Ondanks alle voortekenen wens ik u toch veel inspiratie in het uitdenken van een echt vernieuwend beleid.  Het zou mooi zijn.
 
Met vriendelijke groeten.

zondag 14 juni 2015

vrijdag 12 juni 2015

Uitgelezen: Gorski. Brief aan Vesna Goldsworthy.

Beste Vesna,
 
Het had best kunnen zijn.  Het had best kunnen zijn dat onze wegen nooit zouden samenkomen.  Dat onze levenswegen parallel zouden lopen maar elkaar nooit zouden kruisen.  Dat had best gekund.  Heel misschien omdat onze levens al te zeer van elkaar verschillen.  U woont en werkt in Londen.  Een wereldstad.  Ik woon en werk in Gent.  Een mooie stad maar de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat Gent de nodige wereldse allure voorlopig nog mist.  Maar ondanks die verschillende levenslopen hebben wij elkaar toch ontmoet.  Via de literatuur.  Ik ben een lezer.  U bent een schrijver.  In die relatie leerden wij elkaar kennen.  Ik las uw nieuwste boek: Gorski.
 
Gorski was niet uw proefstuk.  Voordien schreef u reeds uw memoires.  Over uw jeugd in Joegoslavië.  U deed zelfs meer dan dat.  U schreef een gedichtenbundel.  Een bundel, waarvoor J.M. Coetzee u grote lof toezwaaide.  Maar zoals ik al zei, u was mij onbekend.  Ik kende uw voorgeschiedenis niet.  Gorski werd mijn eerste kennismaking met u.
 
Wat kan ik vertellen over uw boek? Hoe hieraan te beginnen? Ik zat met de handen in het haar.  Hoe kon ik u helder en klaar vertellen wat ik van uw boek vond? Ik wist het niet.  Tot mij plots te binnenviel dat heel binnenkort de Ronde van Frankrijk start.  Dat leek mij een meer dan geschikt aanknopingspunt.  Ik wil uw boek vergelijken met een rit uit die Ronde.  Geen vlakke rit.  Dat is te weinig spektakel.  Dat is te saai.  Een dergelijke vergelijking zou uw boek tekort doen.  Neen, uw boek wil ik vergelijken met een bergrit.  Een rit over de Tourmalet.  Over de Col d’Aspin.  Over de Col de la Croix de Fer.  Over de Galibier.  Met één van die bergritten wil ik uw boek vergelijken.  Anders gezegd, met één van die bergritten wil ik het lezen van uw boek vergelijken.
 
Alle begin is moeilijk, dat wordt wel eens gezegd.  Het begin van uw boek vormt hierop geen uitzondering.  Die eerste hoofdstukken leek het lezen meer op zwoegen.  Op werken.  Op zweten.  Maar dat is dan weer eigen aan een bergrit.  Bergop rijden is niet simpel.  Dat is hard labeur.  Misschien niet voor die legendarische, wielrennende berggeiten.  Maar dat ben ik niet.  Ik zweet dus.  Ik zucht en ik kreun.  Maar ik hou vol.  Ik wil naar die top.  Omdat ik weet dat het voorbij die top makkelijker wordt.  Aangenamer.
 
U hoeft niks te vrezen.  U hoeft zich geen zorgen te maken over uw schrijverschap.  Schrijven, dat kan u.  Laat daarover geen misverstand bestaan.  Blijkbaar heb ik moeilijkheden met het wereldje waarin u mij brengt.  Het wereldje van de jetset.  Van de high society.  Van miljonairs en miljardairs.  Te arrogant.  Te zelfvoldaan.  Als simpel jongetje uit Gent kan ik niet aarden in dat wereldje.  Geen enkele houvast heb ik.  Geen enkel personage vind ik.  Een personage dat mij bij de hand neemt.  Dat mij geruststelt.  Dat mij zachtjes in de oren fluistert dat alles goed komt.  In dat wereldje van het grote geld spartel ik.  Net zoals ik mij doorheen die eerste hoofdstukken spartel.
 
Ik had het boek kunnen dichtklappen.  Ik had kunnen opgeven.  Maar dat doe ik niet.  Ik hou vol.  Net zoals die vele wielrenners die zich naar die top van die ene col toe wroeten.  Ook zij houden vol.  Wie ben ik dan om af te haken? Ik spiegel mij aan hun zweet, ik bijt mij vast in hun wiel en ik blijf lezen.  Bladzijde na bladzijde werk ik mij naar dat kantelmoment.  Naar dat moment waarop ik de top bereik.  Dat moment waarop ik besef dat het nu enkel nog maar bergafwaarts gaat.  Bergafwaarts in de letterlijke, heerlijke betekenis.  Dat moment waarop ik mij realiseer dat fietsen/lezen vanaf nu enkel nog plezier zal geven.
 
Plots voel ik mij thuis in het boek.  Om een onverklaarbare reden.  Of neen, toch niet.  De liefde doet mij thuiskomen.  Op het moment dat het verhaal zich ontwikkelt tot een liefdesverhaal ben ik alert.  Terwijl de wereld van het grote geld mij totaal onbekend is, is de wereld van de grote liefde mij welbekend.  De liefde weet mij nog dagelijks te ontroeren.  Weet mij nog dagelijks te verrassen.  Weg valt alle voorbehoud.  Weg valt alle zin voor kritiek.  Ik kijk niet meer toe vanop afstand.  U flitst mij naar Londen.  Vanaf nu geen barrières meer.  Ik stap in het verhaal.  Laat mij op sleeptouw nemen.  Door uw verhalende kunsten.  Door uw beeldrijke taal.
 
In de finale van het boek maakt u nog dat ene gekke sprongetje.  Dat ene sprongetje dat mij nog sneller doet voortrazen doorheen het boek.  Love Kills, dat zong Queen.  U zingt niet.  U schrijft.  Maar ook bij u is liefde dodelijk.  In de finale wordt uw boek zo veel meer.  Niet enkel een liefdesroman.  Niet enkel een stadsroman.  Aan het eind wordt het boek nog een detectiveroman.  Een whodunit.  Nu hebt u mijn volle aandacht.  Want ik wil het weten.  Die ontknoping, dat einde.  Ik wil het weten.
 
Ik ben aan het eind van het boek.  Aan het eind van de bergrit.  Ik kijk achterom.  De pijn van het klimmen ben ik vergeten.  Ik kan mij die eerste moeilijke hoofdstukken bijna niet meer herinneren.  Ik kijk achterom en wat overblijft, is dat plezier van het afdalen.  Wat overblijft zijn die aangrijpende, ontroerende hoofdstukken.  Die hoofdstukken waarin ik hoop dat de liefde zal overwinnen.  Dat de liefde het zal halen.  Ik kijk achterom en het enige wat ik nu nog zie, is een mooi boek.  Een prachtig boek.
 
Oh ja, The Great Gatsby, daarmee wordt uw boek vergeleken.  Die klassieker heb ik nooit gelezen.  Dat moet ik tot mijn scha en schande erkennen.  Ik kan het dus niet beamen.  Maar ik zag de film.  Soms laat ik mij verleiden tot een zekere literaire luiheid.  Bij het lezen van het boek flitsten heel regelmatig scènes uit die film door mijn hoofd.  Gelijkenissen met het boek van F. Scott Fitzgerald? Ik weet het niet.  Gelijkenissen met de film van Baz Luhrmann? Jawel, dat kan ik niet ontkennen.
 
Beste Vesna, ik hoop dat onze ontmoeting niet enkel beperkt blijft tot dat ene boek.  Want die eerste ontmoeting smaakt naar meer.  Naar meer boeken.  Boeken van uw hand.  Boeken van u.  Ik kijk er naar uit.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 9 juni 2015

Respect voor de werknemers van Ivago. Even stilstaan bij de staking. Brief aan Tine Heyse.

Beste Tine,
 
Het lijkt vanzelfsprekend.  Het lijkt evident.  ’s Morgens zetten wij de vuilniszak aan de straatkant.  Op de juiste dag de gele zakken.  Op de juiste dag de blauwe zakken.  Op de juiste dag glas en papier.  Elke keer als wij ’s avonds terugkeren van het werk zijn die zakken weg.  Wij stellen ons hierbij geen vragen.  Omdat het, zoals ik al zei, de evidentie zelve is.  Buiten zetten en ophalen, beide acties koppelen wij automatisch aan elkaar.  Wij lijken bijna te vergeten dat mensen verantwoordelijk zijn voor die automatische koppeling.  Dat is zo met automatismen.  Vragen worden niet gesteld.  Het wordt aanvaard.  Zonder meer.
 
Pas als er getornd wordt aan dat automatisme worden er vragen gesteld.  Pas als wij ’s avonds thuiskomen en de zakken nog aan de straatkant zien staan, wordt het vingertje bovengehaald.  Pas op dat moment gaan wij ons realiseren dat mannen en vrouwen instaan voor het ophalen van onze afvalberg.  Wij gaan dat beseffen omdat zij in gebreke blijven.  Omdat zij hun deel van de afspraak niet nakomen.  Wij zetten het afval buiten, zij halen het afval niet op.  Die aanvankelijke vanzelfsprekendheid brokkelt af.  Wij horen verontwaardigd te zijn.  Dat menen wij toch.  Dat recht hebben wij.  Die plicht hebben wij.  Wij moeten die dienstweigeraars aan de schandpaal nagelen.  Want hoe durven zij? Wij voeden de verontwaardiging.  Wij uiten de verontwaardiging.  Terug aan het werk, schreeuwen wij.  Eisen wij.  Wij wijzen daarom die dienstweigeraars terecht.  Soms diplomatisch.  Soms hard en bruut.  Maar telkens zonder enige nuance.  Telkens zonder enig begrip.
 
Op hete, kritieke momenten is het altijd goed afstand te nemen.  Geen stap vooruit, wel een stap achteruit.  Want enkel vanop afstand krijgen wij een totaalbeeld.  Een totaalbeeld, dat nodig kan zijn voor een heldere voorstelling van de zaken.
 
Ook in dit debat is een heldere voorstelling van zaken noodzakelijk.  In de pers werd verteld dat de hele staking zou draaien om slechts één werknemer, die dreigde ontslagen te worden.  Dat alles zou begonnen zijn bij één werknemer, die een broodje ging halen.  Maar dat was het niet.  Dat was het helemaal niet.  Die ene werknemer was slechts de spreekwoordelijke druppel.  Die ene druppel, die de emmer deed overlopen.  Want het zat diep.  Misnoegd waren de werknemers over het al te rigide systeem van evaluatiegesprekken.  Over het eenrichtingsverkeer van die gesprekken.  Want die gesprekken gaan enkel van top naar bodem.  Omgekeerd werkt het niet.  Directieleden kunnen door hun ondergeschikten niet terechtgewezen worden.  Niet geëvalueerd worden.  Daarvoor bestaan geen gesprekken.  Over dat onevenwicht in machtsuitoefening zijn de werknemers terecht misnoegd.  Want waar moeten zij heen met hun grieven? Met hun opmerkingen over de slechte prestaties van managers? Zij kunnen hun frustraties niet kwijt.  Slechts één middel rest die werknemers.  Het stakingsmiddel.  Maar dan nog wordt hun verhaal niet altijd gehoord.  Gemaakte beloftes door het stadsbestuur na een eendaagse staking in maart van dit jaar bleven zonder resultaat.  Terwijl evaluatiegesprekken onmiddellijk ingrijpen in het functioneren van de werknemers, lijkt het wapen van diezelfde werknemers soms ongevaarlijk.  Als een bot mes.  Als een niet geladen revolver.  Ook dat voedt de ergernis en zet arbeiders er toe aan in die ultieme kans tot het eind te gaan.  Tot het gaatje.
 
Maar meer nog dan die evaluatiegesprekken is het de richting, die IVAGO inslaat, waarover wij ons, samen met de werknemers, zorgen dienen te maken.  Al te vaak wordt vergeten dat het ophalen van vuilnis een openbare dienstverlening is.  De belangen van de privé-aandeelhouders lijken de bovenhand te halen op het invullen van die openbare dienstverlening.  Die dienstverlening wordt opgeofferd aan een hoger winststreven.  Werkdruk wordt opgevoerd.  Dienstverlening wordt afgebouwd.  Een minder of gelijk aantal werknemers voor een steeds groter wordend takenpakket.
 
Ik heb een dergelijke ontwikkeling al eerder gezien.  Bij het postwezen.  De Post.  Postbodes zijn bijna robotten geworden.  Of neen, zij zijn het geworden.  Weg is de sociale functie van de postbode.  In het kader van efficiëntie en winstmaximalisatie is zijn of haar taak enkel beperkt tot het bezorgen van brieven.  Niet meer aanbellen.  Enkel bezorgen.  In een reglementair opgestelde brievenbus.  Anders mag het niet.  De postbode jaagt zich voort.  Op het ritme van strenge tijdslimieten, uitgewerkt door slimme managers.  Onze vuilnismannen lijken eenzelfde richting uit te stappen.  Binnenkort verdwijnen ook de vuilnismannen uit ons gezichtsveld.  Net zoals de postbodes.  Om ons vervolgens te verbazen over de vereenzaming binnen de maatschappij.  Over een afbrokkelende sociale verwevenheid.  Maar wij hoeven ons niet te verbazen.  Wij hoeven niet verwonderd te zijn.  Want wij weten dat onze zorg om een hoger dividend ons die richting heeft uitgedreven.
 
Tijdens die tiendaagse staking werd het thema van de volksgezondheid plots een hot item.  Alsof het voorheen anders was.  Vergeten werd dat de vuilnismannen en –vrouwen elke dag hun bijdrage leveren in die zorg om diezelfde volksgezondheid.  Hun dagelijkse bijdrage mag en moet dan ook op een juiste wijze gehonoreerd worden.  Met het nodige respect.  Respect betoond door het management.  Respect betoond door de klant.  Het nodige respect vertaald in het juiste gedrag.
 
Rutger Bregman en Jesse Frederik schreven onlangs een boek met de meer dan interessante titel ‘Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers’.  Misschien wordt het hoogtijd dat dit debat meer weerklank krijgt.  Het zou mooi zijn.  Het zou juist zijn.
 
Met vriendelijke groeten.