woensdag 28 oktober 2015

Vader, gezien in NTG. Brief aan Peeping Tom.

Beste Peeping Tom,
 
Mijn oude dag.  Ik durf hierover al eens te dromen.  Ik weet het, het is nog een verre droom.  Een droom, die niet onmiddellijk te verwezenlijken zal zijn.  Ik ben nog jong.  Of neen, ik voel mij nog jong.  Stoppen met werken zal niet voor morgen zijn.  Zelfs niet voor overmorgen.  Ik zal nog een tijdje moeten doorgaan.  Maar ondanks dat besef, durf ik al eens weg te dromen.  Dan denk ik aan zeeën van tijd.  Een overschot aan vrije tijd.  Een tijd, waarover ik vrij kan beschikken.  Alles kan.  Alles mag.  Maar bovenal, niks moet.  Dat laatste is nog het meest fantastische.  Op die oude dag kan ik dingen doen, die ik nu in een te krap bemeten tijd moet volvoeren.  Rust, dat is het idee.  Het idee, dat steeds maar weerkeert in mijn hoofd.  Zelf mijn levensritme bepalen.  Op die oude dag hoef ik niet meer mee te lopen in die dagelijkse ratrace.  Jawel, een heel klein beetje kijk ik uit naar die dag.
 
En ja, over mijn einde heb ik ook al nagedacht.  Honderd twintig jaar zou ik worden.  Al die tijd zou ik zelfstandig blijven wonen.  In mijn huisje.  In datzelfde huisje zou ik ook sterven.  In mijn slaap.  Zachtjes zou ik uitdoven.  Zonder het te beseffen.  Zonder pijn.  Dat scenario zit vast in mijn hoofd.  Bijna lijk ik overtuigd van de haalbaarheid van dit plan.
 
Maar dan kocht ik een kaartje voor uw voorstelling.  Voor Vader.  Waarom? Heel waarschijnlijk omdat ik had gelezen dat uw voorstelling was geselecteerd voor het Theaterfestival 2015.  Dat uw voorstelling door NRC Handelsblad werd genoemd als beste dansvoorstelling van 2014.  Dat kan tellen als geloofsbrief.  Dergelijke geloofsbrieven overtuigen.  Ik kocht dus een kaartje.
 
Ik kan kort zijn.  Mijn droom werd aan gruzelementen geslagen.  Ik was nochtans gewaarschuwd.  Door vrienden, die naar de voorbeschouwing geweest waren.  Daar was gezegd dat het geen vrolijke voorstelling zou worden.  Echt happy zouden we niet worden van de voorstelling.
 
Wat ik zag, stond in schril contrast met mijn ideële voorstelling van zaken.  Ik zag een andere oude dag.  Geen droom.  Wel een nachtmerrie.  Ik zag bejaarden, weggeduwd in grijsheid.  In dufheid.  Alsof ze zachtjes werden weggegomd.  Uitgeveegd.  Ik zag bejaarden, door iedereen vergeten.  Zelfs door zichzelf vergeten.  Alsof zij niet leken te beseffen dat zij nog levend en wel in de wereld stonden.  Ik zag bejaarden, in de klauwen van dementie.  Zwevend tussen werkelijkheid en fantasie.  Ik zag bejaarden, zichzelf verliezend in eenzaamheid.  Achtergelaten en gedumpt.  Door zoon en/of dochter.  Slechts heel af en toe dat ene bezoekje.  Als een verplicht nummertje afgehaspeld.  
 
Ik zag een bejaardenhuis.  Een ‘home’.  Grijs en grauw.  Niks van kleur.  Als verbleven de bewoners in een kamp, werden zij van bed naar tafel gecommandeerd.  Om dan terug van tafel naar bed geschreeuwd te worden.  Geen enkel lichtpunt.  Of toch.  Op die momenten, dat zij liederen zingen.  Liederen uit vroegere tijden.  Dan dringt kleur binnen in het bejaardenhuis.  Dan schijnt de zon.  De apathie wordt uitgeschakeld, een glimlach verschijnt op het gezicht.  Want die liederen voeren de bewoners terug naar tijden, waarin the sky nog the limit was.  Naar een tijd, waarin alle wegen nog open lagen.  Maar net zoals het spreekwoord duren die mooie liedjes nooit lang.  Slechts een kleine opflakkering van geluk.  Een bliksemschicht.  Om dan weer terug te keren naar die koude grauwheid.
 
Mijn droom ligt aan diggelen.  Mijn hoop op een onbezorgde, oude dag is aangetast.  Twijfel sluipt binnen.  Die twijfel nestelt zich rondom mijn hoop.  Ik weet het niet meer zeker.  Met die aangetaste hoop zou ik kunnen besluiten dat het inderdaad geen vrolijke voorstelling was.  Dat ik weinig redenen tot lachen had.  Toch heb ik het gedaan.  Toch heb ik gelachen.  Want het zware thema van de voorstelling wordt gecounterd.  Er wordt weerwerk geboden.  Spitsvondige absurditeit moet aan het publiek enige verlichting bezorgen.  Moet enige ademruimte geven.  De fronzen in mijn voorhoofd worden even gladgestreken.  Lachrimpels komen in de plaats.  Net zoals het absurde in de voorstelling verpakken ook de choreografieën de voorstelling in een zekere lichtheid.  Dartele schoonheid wordt zo binnengebracht.  Waanideeën, fantasieën en angsten worden op een dansbare manier vertaald.  Dansende, gekke lichtvoetigheid.  Ook dat lucht op.  Ook dat tempert de hardheid van de voorstelling.
 
Een vrolijke voorstelling? Neen, niet echt.  Ondanks die lichtere momenten.  Ondanks die adempauzes.  Een goede voorstelling? Jawel, dat zeker.  Een voorstelling, dat mij nu al doet uitkijken naar de volgende delen uit de trilogie.  Want Moeder komt er aan.  Want Kinderen komt er aan.  Jawel, beste Peeping Tom, ik blijf u volgen.  Zeer zeker.  Want u schept schoonheid.
 
Mijn droom is aangetast.  In mijn hoofd heeft twijfel zich vastgezet.  Maar dat is goed.  Want twijfel houdt een mens alert.  Houdt een mens bij de les.  Heel misschien is twijfel te verkiezen boven zekerheid.  Zekerheid maakt een mens laks.  Maakt een mens leeg.  Schuilt net daarin niet het gevaar?
 
Peepin Tom, ik dank u voor een boeiende avond.  Ik kijk nu al uit naar onze volgende ontmoeting.
 
Met vriendelijke groeten.

Speellijst:
Peeping Tom – speeldata.

Video:
Peeping Tom – Vader.

 

dinsdag 20 oktober 2015

Uitgelezen: Eén nacht, Markovitsj. Brief aan Ayelet Gundar-Goshen.

Beste Ayelet,
 
U schreef het beste boek van 2015.  Kritische geesten zouden mij de vraag voor de voeten kunnen werpen of ik dan alle boeken van 2015 ook daadwerkelijk gelezen heb.  Op die vraag zou ik ontkennend moeten antwoorden.  Om die kritische geesten ter wille te zijn, moet ik die eerste zin aanpassen aan de werkelijkheid.  U schreef het beste boek dat ik in 2015 las.  Of nog zal lezen.  Zo is het.  Dat is wat ik zonder enige overdrijving en met zin voor de werkelijkheid durf beweren.  Nu ik deze verwarring heb rechtgezet, durf ik nog vranker te zijn.  U schreef het beste boek van de voorbije jaren.
 
U schreef het beste boek.  Ik schreef de kortste brief.  Want bovenstaande zou kunnen volstaan.  U kreeg een mooi compliment.  Dat zou meer dan voldoende moeten zijn.  Maar we moeten opletten met superlatieven.  Superlatieven moeten beargumenteerd worden.  Kunnen niet zomaar vrijblijvend zijn.  Noodgedwongen zal mijn kortste brief wat langer worden.  In de hoop zo te kunnen overtuigen.  Want deze brief zal niet enkel door u gelezen worden.  In de eerste plaats wel.  Omdat hij aan u geadresseerd is.  Maar u zal hem ook aan anderen laten lezen.  Heel waarschijnlijk ook aan mensen, die uw boek nog niet lazen.  Dan kan het best wel handig zijn dat zij in deze brief voldoende argumenten vinden om dat foutje in de heel nabije toekomst te herstellen.
 
U schreef het beste boek.  Waarom? Omdat ik het ontelbare keren zei.  Luidop.  Tegen mezelf.  Tegen mijn vriendin.  Tegen een onbekende in mijn onmiddellijke nabijheid.  Telkens ik het boek dichtklapte, zei ik het luidop en met overtuiging.  Het lijkt vreemd.  Maar dat is wat een mens doet als hij wordt geconfronteerd met pure schoonheid.  Hij lijkt zichzelf te moeten overtuigen.  Een mens lijkt niet te snappen waarom juist hem dergelijke schoonheid in de schoot geworpen wordt.  Een mens lijkt maar niet te vatten waarom hij zo bevoorrecht is.  Daarom spreek ik die enkele woorden uit.  Telkenmale.  Om mij zo te overtuigen dat die schoonheid reëel is.  Echt en tastbaar.  Enkel zo kan ik mij overtuigen dat het geen droom is.  Dat ik in het werkelijke leven sta.  Dat ik in dat werkelijke leven dat ene prachtboek aan het lezen ben.  Als een bezweringsformule spreek ik die woorden.  Om te vermijden dat die schoonheid mij zou ontsnappen.
 
U schreef het beste boek.  Waarom? Omdat ik elk moment aangreep in uw wereld te stappen.  In uw boek te lezen.  Het overkomt mij niet vaak maar met tegenzin volbracht ik mijn dagelijkse plichten.  Met tegenzin ging ik werken.  Met tegenzin at ik mijn drie maaltijden.  Ontbijt, lunch, diner.  Met tegenzin ging ik slapen.  Met tegenzin stilde ik de honger in het sociale dier, dat ik ben.  Niet omdat die taken mij zwaar vallen.  Dat is het zeer zeker niet.  Wel omdat al die dingen verhinderden dat ik verder kon lezen.  Dat ik aan uw hand kon lopen.  Uw boek werd een verslaving.  Geen levensverwoestende verslaving.  U hoeft niet te vrezen.  Uw boek heeft mij niet in de riool doen belanden.  Heeft mij niet tot de bedelstaf veroordeeld.  Zo een verslaving was het niet.  Integendeel.  Het was een heerlijke verslaving.  Een verrukkelijke verslaving.  Bijna zou ik zeggen dat het een levensversterkende verslaving is.  Dat laatste zou een tikkeltje overdreven zijn.  Voor overdrijving dien ik mij te behoeden.  Dat hoort thuis in een roman.  Niet in een brief.
 
U schreef het beste boek.  Waarom? Omdat ik bijna weigerde de laatste bladzijde te lezen.  Niet omdat ik twijfelde aan de literaire kwaliteiten van die laatste pagina.  Wel omdat het lezen van de allerlaatste bladzijde mij zou veroordelen tot verbanning uit uw boek.  Uit uw wondere wereld.  Ik zou het boek moeten dichtklappen.  Definitief.  Terugkeren zou niet meer mogelijk zijn.  Ik zou afscheid moeten nemen van Jacob, de onbeduidendheid in persoon.  Ik zou afscheid moeten nemen van Zeëv, de besnorde verhalenverteller.  Ik zou afscheid moeten nemen van Sonja, de vrouw die naar sinaasappels ruikt.  Ik zou afscheid moeten nemen van Bella, de mooiste vrouw op aarde.  Dat wilde ik niet.  Zij waren mij dierbaar.  Ik wilde hen niet verlaten.  Die ene pagina verbond mij nog met hen.  Maar die ene pagina niet lezen, zou uw boek onaf maken.  Onaf houden.  Elk liefdesverhaal heeft een einde nodig.  Elk liefdesverhaal moet volledig zijn.  Ook het uwe.  Ik las dus verder.  Klapte het boek dicht.  Met spijt.  Veel spijt.
 
U schreef het beste boek? Zijn er dan nog redenen? Jawel.  U schrijft over de liefde.  Kritische geesten zullen zich opnieuw in dit debat mengen en zeggen dat elk verhaal wel over de liefde handelt.  In meer of mindere mate.  Dat kan best zijn.  Maar de manier waarop u het doet, is onnavolgbaar.  Niet te evenaren.  Op een manier, waarin een heerlijke verbeeldingskracht wordt gekoppeld aan een historische werkelijkheid, toont u alle kanten van de liefde.  U toont de helende kracht van de liefde.  U toont de vernietigende kracht.  U toont een liefde, die gelukkig maakt.  Net zoals een liefde, die ongelukkig maakt.  U toont ons dat vasthouden aan de liefde soms noodzakelijk kan zijn.  Net zoals de liefde loslaten vaak even noodzakelijk kan zijn.  Liefde is twijfelen.  Is een constante zoektocht.  Liefde is werken.  Is vasthouden.  Niet opgeven.
 
Eén nacht, Markovitsj.  Dat is uw boek.  Bij aanvang vond ik het een vreemde titel.  Niet echt passend bij een boek.  Die mening was niet echt gebaseerd op iets.  Eerder was het een indruk.  Een aanvoelen.  Na het lezen van het boek besef ik dat geen betere titel kon gevonden worden.  Want nu weet ik wie die woorden sprak.  Weet ik wanneer hij of zij die woorden sprak.  In die titel zit het hele verhaal vervat.  Toch kan ik drie woorden uit de titel nog niet echt benoemen.  Is het vergevingsgezindheid? Is het dankbaarheid? Is het medeleven? Of eerder medelijden? Is het een afscheid? Is het begrip? Is het …? Het boek is gelezen.  Maar die titel loopt nog door mijn hoofd.  Telkens ik die enkele woorden stilletjes zeg of denk, krijg ik kippenvel.  Want ik keer terug in dat verhaal.  Dat prachtige verhaal.  Dat unieke verhaal.
 
Beste Ayelet, uw debuut heb ik gelezen.  Het doet mij nu al uitkijken naar uw volgende.  Want ik durf nu al te zeggen dat u een groot schrijver wordt.  Of neen, op basis van uw debuut moet ik het anders formuleren.  Voorgaande bewering moet ik lichtjes bijsturen.  Beste Ayelet, u bent een groot schrijver.  Als kleine lezer kan ik u enkel danken.
 
Met vriendelijke groeten.

donderdag 15 oktober 2015

Gezien in het Sportpaleis: iNNOCENCE + eXPERIENCE Tour van U2. Brief aan Bono.

Beste Bono,
 
Elk jaar zijn er slechts enkele hoogtepunten.  Concertgewijs bedoel ik dan.  Moeilijk is het vooraf te bepalen wat die hoogtepunten precies zullen zijn.  Dat kan niet.  Dat gaat niet.  Een glazen bol, waarin de toekomst ons helder en duidelijk wordt voorgespiegeld, daarin geloof ik niet.  Het wordt gokken.  Nattevingerwerk, daarop komt het kopen van een concertticket eigenlijk neer.  U kan het vergelijken met een lotje van de Nationale Loterij.  Ook daar geen zekerheden.
 
Van die onzekerheid zou een mens wanhopig kunnen worden.  Het zou een mens tot waanzin kunnen drijven.  Toch is het niet altijd zo.  Er zijn zo van die uitzonderingen.  Sommige groepen leveren een garantiebewijs.  Een garantie op uitmuntendheid.  Een garantie op perfectie.  Ik weet het, perfectie bestaat niet.  Maar toch kan het benaderd worden.  In die mate zelfs dat perfectie bijna mogelijk wordt.
 
Heel waarschijnlijk vraagt u zich nu af welke groepen ik tot die enkele uitzonderingen reken.  Dat is te begrijpen.  U bent zanger.  U bent de frontman van een groep.  U voelt zich aangesproken.  U wordt aangesproken op uw beroepseer.  Laat mij u geruststellen.  Laat mij die fronsen boven uw wenkbrauwen wegnemen.  Want dat doet u, u fronst de wenkbrauwen bij het lezen van voorgaande.  Omdat u zich vragen stelt.  Omdat u zichzelf de vraagt stelt of uw groep tot die enkele uitzonderingen mag gerekend worden.
 
U2 is één van die uitzonderlijke bands.  Voilà, het hoge woord is er uit.  Die uitzonderlijkheid was dan ook de reden waarom ik vorig jaar een ticket kocht.  Een kaartje bemachtigen was niet eenvoudig.  Een huzarenstukje, dat was het.  Want niet alleen ik ben op de hoogte van het uitzonderlijke karakter van uw band.  Velen hebben die kennis.  Het wordt drummen voor een kaartje.  Iedereen wil er wel eentje.  Een kaartje is daarom geen evidentie.  Het was spannend.  Heel eventjes zag het er bijzonder slecht uit.  Maar dan toch.  Uiteindelijk.
 
Gisteren zat ik in het Sportpaleis.  Ik was voorbereid.  Ik had alle recensies gelezen.  Ik wist wat er ging komen.  De setlist had ik van het internet geplukt.  Uw entree had ik op Youtube gezien.  Geen verrassingen voor mij.  Dat had ik gedacht.  Vooraf, bij het vertrek naar Antwerpen.
 
Dat bleek een denkfout te zijn.  Zich voorbereiden op een concert van U2, het kan niet.  Het bestaat niet.  Onmogelijk.  Een concert van U2 gaat niet enkel om wat men ziet.  Niet enkel om wat men hoort.  Dat speelt mee.  Uiteraard.  Maar bovenal draait een concert van U2 om het gevoel.  Om emotie.  Daarop kan een mens zich niet voorbereiden.  Dat bleek al snel.
 
U kwam de zaal binnengewandeld.  Op muziek van Patti Smith stapte u vanachter uit de zaal naar het podium.  Dat wist ik.  Verbaasd was ik niet.  Toch gingen al mijn haren overeind staan.  Op het moment dat ik u zag, kreeg ik kippenvel.  Over mijn gehele lichaam.  Van kop tot teen.  Ik keek u nochtans niet recht in de ogen.  Ik stond niet op het middenplein.  Ik zat hoog in het Sportpaleis.  Toch had ik dat oogcontact niet nodig.  U zien was voldoende.  In levende lijve.  Alleen dat al was meer dan voldoende.  Omdat uw persoon zo veel meer vertegenwoordigt.  Uw band is niet enkel muziek.  Uw band is ook een kapstok.  Een kapstok, waaraan vele herinneringen uit mijn reeds geleefde leven hangen.  Ik zie u en ik blik terug.  Bijna automatisch.  Het concert is nog maar net begonnen en ik baad in een warme gloed.  Een warme, nostalgische gloed.
 
U begon met The Miracle (of Joey Ramone).  Dat mag als een statement beschouwd worden.  Over uw nieuwste album is al heel wat geschreven.  De kritieken waren niet zo lovend.  Maar nu, hier in Antwerpen, verstommen die kritieken.  U dient uw critici overtuigend van antwoord.  De nieuwe nummers overtuigen.  U steekt ze niet weg.  U gaat ze niet voorbij.  Neen, u laat die nieuwe songs hun prominente plaats opeisen in de show.  Zij worden niet gedegradeerd tot randanimatie.
 
Ondanks bovenstaande moet ik wel bekennen dat ik met de nieuwste nummers niet dezelfde band heb als met de oudere nummers.  Dat kan niet.  Dag mag ik niet verwachten.  Bij die oude nummers gaat het nog dieper.  Veel dieper.  Tot tranen toe word ik geroerd.  Bij October en Out of Control raak ik die krop in de keel niet kwijt.  Ik denk aan mijn broer.  Mijn  grote broer.  Hij opende voor mij de poort.  Neen, niet de poort naar de hel.  Heus niet.  Hij ontgrendelde voor mij de toegang tot de betere muziek.  Voordien was die toegang afgesloten voor mij.  Grote broer gaf mij de sleutels.  Hij liet mij luisteren naar uw debuutalbum Boy.  Naar de opvolger October.  Die kennismaking opende een nieuwe wereld voor mij.  Een nieuwe wereld, waar ik nu nog doorheen zwerf.  Waarin ik nu nog steeds nieuwe ontdekkingen doe.  Daaraan denk ik.  Aan dat alles doet u mij denken.
 
Een show van U2 draait niet enkel om de muziek.  Er is ook uw engagement.  Een engagement, dat u niet kan wegstoppen.  Dat u niet kan uitschakelen.  Dat altijd toch weer een uitlaatklep vindt in uw shows.  Velen noemen u daarom megalomaan.  Ik niet.  Geenszins.  Ik koester uw woorden.  Ik weet uw oproepen te waarderen.  Uw roep om rechtvaardigheid.  Om vrede.  Om een betere wereld.  Ook gisteren deed u het.  U vroeg om de vluchtelingen te verwelkomen.  Om de Europese gedachte tot een deel van onze persoonlijkheid te maken.  Om die gedachte te verinwendigen.  Dat deed u niet via grote toespraken.  Neen, die toespraken had u al gedaan in vorige shows.  Nu raakte u die topics slechts zijdelings aan.  Heel kort.  U leek bijna te zwijgen.  Meer dan u sprak het videoscherm tot ons.  Op dat scherm projecteerde u uw ideeën.  Niet u maar het videoscherm schudde ons wakker.  Maande ons aan tot actie.  Tot politieke bewustwording.
 
U2 in een zaal? Zou dat lukken? U2 hoort in een voetbalstadion.  Op een wei.  Dat dacht ik toen ik hoorde dat u naar het Sportpaleis zou komen.  Want zou u doen met het podium.  Een podium, dat bij elke tour groter werd.  Hoger werd.  Zou dat in het Antwerpse paleis kunnen? Jawel, zonder enig probleem.  Het podium was bescheiden.  Bijna klein te noemen.  In ruil kregen we een videoscherm.  Een scherm, waarin u uw zoektocht naar vernieuwing kon botvieren.  Wat dat scherm kon, zagen wij bij Cedarwood Road.  Bij Invisible.  Bij Bullet the Blue Sky.  Visuele tovenarij.  Hoogstaande goocheltrucs.  U2 in een zaal? Jawel, het werkt wonderwel.
 
Ik mocht niet op het podium met u.  Mocht geen dansje met u doen.  Dat zou ik doen.  Zeer zeker.  Zelfs al ben ik een man.  Ik zou u in de armen vliegen.  Ik kreeg geen gitaar van The Edge.  Dat zou ik nochtans willen.  Zelfs al kan ik geen gitaar spelen.  Dat alles deed ik niet.  Dat alles kreeg ik niet.  U zou kunnen denken dat ik daarom een beetje teleurgesteld was.  Maar dat was ik niet.  Ik was blij.  Blij in de plaats van die twee ‘lucky bastards’.  Ik lachte.  Samen met hen.  Samen met u.  Om dat grote plezier.  Om dat grote feest.
 
Gisteren was ik in het Sportpaleis.  Voor u.  Voor The Edge.  Voor Adam Clayton.  Voor Larry Mullen Jr.  Ik wist dat het een feestje zou worden.  Omdat uw band een van de weinige is met dat garantielabel.  Ik was dus niet verbaasd dat ik een feestje kreeg.  Wel had ik spijt dat het feestje voorbij was.  Te snel.  Te vlug.  Want het mocht doorgaan.  Het mocht blijven doorgaan.  One, dat had u nog kunnen spelen.  Of The Electric Co.  Of Bad.  Of Gloria.  Of A Day without Me.  Of Party Girl.  Of All I Want is You.  Of … Of … Of …
 
U had nog voldoende songs om door te gaan.  Om nog even in Antwerpen te blijven.  Maar u moet de honger voeden.  Niet stillen.  U moet ons doen uitkijken naar de volgende keer.  Naar een volgende ontmoeting.  Want dat is wat ik nu weet.  De volgende keer ben ik weer van de partij.  Met mijn grote broer.  Dat zou mooi zijn.
 
Beste Bono, bedankt.  En tot de volgende keer.
 
Met vriendelijke groeten.

Setlist:
The Miracle of Joey Ramone.
Out of Control.
Vertigo.
I Will Follow.
Iris (Hold Me Close).
Cedarwood Road.
Song for Someone.
Sunday Bloody Sunday.
Raised by Wolves.
Until the End of the World.
The Fly.
Invisible.
Even Better Than the Real Thing.
Mysterious Ways.
Desire.
Angel of Harlem.
Every Breaking Wave.
October.
Bullet the Blue Sky.
Zooropa.
Where the Streets Have No Name.
Pride.
With or Without You.
City of Blinding Lights.
Beautiful Day.
I Still Haven’t Found What I’m Looking For.

dinsdag 13 oktober 2015

Gezien in de Lotto Arena: Stan Van Samang.

Beste Stan,
 
Alvorens ik begin aan mijn eigenlijke brief wil ik mij verontschuldigen.  Tegenover u.  Ik wil mij excuseren.  Ik ben niet vertrouwd met uw werk.  Let wel, u bent mij niet onbekend.  Ik weet wie u bent.  Ik ben niet wereldvreemd.  Ook weet ik dat u vele radiohits scoorde.  Ik schreef het reeds, ik ben niet wereldvreemd.  Maar die zeer beperkte kennis maakt mij nog niet tot fan.  Dat wil ik bekennen tegenover u.  Om de lucht uit te klaren.  Om alle misverstanden te vermijden.  
 
Ik heb lang getwijfeld of ik naar één van uw concerten zou gaan.  Ik kon naar Antwerpen.  Ik kon naar Gent.  Ik ben mobiel.  Afstanden overbrug ik vlot.  Het was nochtans niet de afstand, die mij weerhield een ticket te kopen.  Eerder was het de onwennigheid.  Daarom twijfelde ik.  Zou ik gaan? Of zou ik toch thuisblijven? Ik bleef thuis.  Ik kocht geen kaartje.  Wij zouden elkaar niet zien.  Toch niet op één van uw concerten.
 
Maar dan kwam er die unieke kans.  An offer you can’t refuse, zo wordt het ook wel eens gezegd.  Mobistar gaf een feestje voor zijn klanten.  U was de gastheer.  U zou nog een extra concert geven in de Lotto Arena.  Deze keer geen enkele twijfel bij mij.  Ik moest gaan.  Het voelde alsof de god van de muziek mij de kans gaf mijn oorspronkelijke fout te herstellen.  De fout geen kaartje gekocht te hebben.  De god van de muziek greep in.  Want ik moest gaan.  Dat wilde hij.  Of zij.  Het geslacht van God is mij onbekend.  Van deze discussie wil ik mij ver weg houden.  In elk geval, hij/zij riep mij.  Ik luisterde en ging.
 
Gisteren zat ik de in zaal.  Aan het podium.  Bijna op het podium.  Zo dicht dat ik in uw ogen die fonkeling zag.  Die tinteling.  Van fierheid.  Van blijheid.  Maar bovenal van gedrevenheid.  Want dat was u.  Gedreven.  U wilde er een feestje van maken.  Ondanks uw niet aflatende inzet, bleef ik in het begin een beetje afzijdig.  Ik bleef aan de kant.  Stortte mij niet in het feestgedruis.  Nog niet.  Ik keek rondom mij.  Ik zag fans uit hun dak gaan.  Liedjes brulden zij mee.  Van begin tot eind.  Van alfa tot omega.  Ik zag u de tribunes op- en afstormen.  Niet één keer.  Wel twee keer.  Intussen maakte u fans blij.  Met een handdruk.  Met een selfie.  
 
Ik keek om mij heen en lachte.  Want ik keek naar een feestje.  Met u als de voorganger.  Bestaat er iets leukers? Jawel.  Zelf deelnemen aan het feestje.  Dat is veel leuker dan enkel kijken.  Mijn aanvankelijke passiviteit brokkelde af.  Ik ontdooide.  Dat gebeurde niet plots.  Dat ging geleidelijk.  Door uw volgehouden sloopwerk.  Stapje voor stapje bracht u mij dichter bij de dansvloer.  Tot op dat ene moment.  Dat ene moment, dat alles kantelde.  Waarop ik mij volledig overgaf.  Ik liet alle remmen los.  Chasing cars gaf mij dat laatste zetje.  Dat laatste zetje over die drempel heen.  De drempel, die mij toegang gaf tot het feestgedruis.
 
Na de finale ging ik opnieuw zitten.  Om even terug te blikken op het voorbije concert.  Want dat is wat een mens moet doen, terugblikken.  Niet constant.  Wel regelmatig.  Om zo te zien wat er geweest is en de koers voor de toekomst uit te zetten.  Maar ik wijk af.  Terug naar uw concert.  U had mij overtuigd.  Ik was geen fan.  Daardoor niet vooringenomen.  Ik was kritisch.  Klaar om u neer te sabelen.  Maar u veegde mijn vermogen tot kritiek weg.  U maakte mij enthousiast.  Enkel lovende woorden, dat is wat ik voor u had.  En heb.
 
U bent een geboren entertainer.  Het podium is uw natuurlijke habitat.  Dat podium gebruikt u.  Volledig.  Dat podium is voor u geen natuurlijke barrière tussen publiek en artiest.  Geen grenzen voor u.  Indien die er wel zouden zijn, overbrugt u die.  Met alle gemak.  Gezwind.  U maakt de arena tot uw podium.  Elk hoekje.  Elke trap.  Elke tegel.  U loopt.  Van voor naar achter.  Van links naar rechts.  Van boven naar beneden.  U werkt.  U zwoegt en zweet.  Hard labeur met dat ene doel voor ogen: een fantastisch geslaagde avond voor u en het publiek.  Of neen, voor het publiek en u.  In die volgorde.  
 
U bent gezegend.  U hebt een prachtstem.  Altijd toonvast.  Nooit gaat u uit de bocht.  U hebt een prachtstem.  Een stem, die ontroert op de stille, meer ingetogen momenten.  Een stem, die opzweept op de luide, meer ruwere momenten.  Maar het is niet enkel uw stem.  Meerdere elementen bepalen uw succes.  Er zijn de muzikanten.  Er zijn de backings.  Er is die heerlijk uitgewerkte en perfect uitgebalanceerde lichtshow.  Er is … Er is … Er is …
 
Ik was geen fan.  Dat vertelde ik u al bij het begin.  Maar u wist mij te overtuigen.  Van uw gedrevenheid.  Van uw professionaliteit.  Van uw vakmanschap.  U bezorgde mij een heerlijke, muzikale avond.  Om het met uw woorden te zeggen: lucky me.
 
Beste Stan, van harte bedankt.
 
Met vriendelijke groeten.


donderdag 8 oktober 2015

Wild! Van de Spits. The Sequel. Annick De Ridder antwoordt.

Op 22/09/2015 publiceerde ik mijn artikel ‘Wild! Van de Spits.  Een bijdrage in het mobiliteitsdebat? Brief aan Annick De Ridder’.  Op 23/09/2015 zond Vlaams volksvertegenwoordiger Annick De Ridder mij het volgende antwoord:
 
Beste,
 
Dank voor uw emailbericht.  Ik heb wel degelijk "doorgeklikt" naar meer info betreffende het project in o.a. Rotterdam, en u had dat zelf beter ook gedaan.  Dan had u kunnen vernemen dat de situatie in Nederland niet vergelijkbaar is met die bij ons.  In Rotterdam investeerde men de laatste 4 jaar maar liefst 3,6 miA euro in autosnelwegen, en 1,2miA euro in het spoor.  Tegen 2020 komt daar nog 4 miA euro bij.  Voor hen is het systeem van spitsmijden de spreekwoordelijke kers op de taart.
 
In Antwerpen duurt de spitsperiode tegenwoordig vaak van 6.30 tot 9.30 u. ‘s ochtends.  Veel ruimte om te spitsmijden blijft er zo niet meer over.  En diegenen die het kunnen, zullen het momenteel heus al wel doen zónder daar een geldzakje voor te krijgen.
 
Bovendien is het een voorstel voor de "happy few" (ik ken persoonlijk niet veel mensen die aan hun baas kunnen zeggen "ik begin morgen 2h later..."), dat diegenen bestraft die al eerder overstap maakten naar openbaar vervoer (zij krijgen niets namelijk).
 
Vlaanderen en Antwerpen hebben momenteel nood aan 1 focus: investeringen.  Investeringen in openbaar vervoer, wegennet (spade in de grond wat Oosterweel betreft!), binnenvaart, fietsvoorzieningen, enz.  Als het ware een én én verhaal.  En laat dit nu exact zijn waar deze Vlaamse regering op inzet.  Wij vernietigen heus geen openbaar vervoer.  Wij zetten het gratis en blinde aanbod-beleid uit het verleden wel NIET verder omdat dat de files geen kilometer korter heeft gemaakt, en niemand ertoe heeft verleid de overstap te maken van auto naar openbaar vervoer.  We vragen billijke tarieven (50€ voor een gepensioneerde om van de Panne tot Maaseik te kunnen rondrijden; 294€ voor een abonnement.  Ter vergelijking: in het Ruhrgebied betaalt men maar liefst 1.500€ voor één regio, in Rotterdam 500€ voor één regiogebied).  Billijke en zeer sociale tarieven dus, net om te kunnen blijven investeren.  Op de investeringsdotatie van de Lijn wordt namelijk niet bespaard.  Wel zal het openbaar vervoer efficiënter en vraaggerichter worden ingezet, en voor lijnen met zeer lage bezetting zal naar een andere modus gekeken worden, bv door samenwerking met de taxisector.  Enkel door in te zetten op kwaliteitsvol openbaar vervoer dat beter op de vraag van de Vlaming is afgestemd, zullen we er de Vlaming kunnen toe verleiden de overstap te maken naar het openbaar vervoer.
 
En nog een laatste: laat u a.u.b. niet wijsmaken dat dit een korte termijn oplossing is: het hele camera herkenningssysteem met bijhorende databanken is gewoon nog niet aanwezig, en is uiteraard ook niet meegenomen in de raming van de 14 mio € uit te delen belastinggeld.
 
Ik hield eraan u deze argumenten te bezorgen.  Wij zijn tegen het voorstel, niet zozeer "omdat het van de socialisten komt", maar omdat het niets oplost, weggesmeten belastinggeld is, en de aandacht afleidt van wat wél moet gebeuren: investeren.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Annick De Ridder
Vlaams volksvertegenwoordiger
Deelstaatsenator
1011 Brussel

dinsdag 6 oktober 2015

Buffalo forever. Het kan. Het kan altijd nog. Brief aan de Buffalo's.

Beste Buffalo’s,
 
Het voorbije weekend mocht ik iets vreemds ervaren.  Ik ben een gewone jongen.  Vreemde dingen maak ik weinig of zelden mee.  U kan dan ook begrijpen dat ik mij het voorbije weekend behoorlijk onwennig voelde.  Ik voelde mij op mijn ongemak.  Het voorbije weekend was ik niet in mijn gewone doen.
 
Laat mij wel wezen.  Dat vreemde beperkte zich enkel tot de zondag.  Een mens moet niet overdrijven.  Dat gebeurt al te vaak.  Ik wil mij hieraan niet bezondigen.  Ik hou mij aan de feiten.  In de hoop op die manier mijn geloofwaardigheid intact te houden.  Want die is heilig voor mij.
 
Wat was er dan die voorbije zondag? Welke gebeurtenis kon de voorbije zondag een dergelijke impact op mij hebben dat ik mij gedesoriënteerd voelde? Dat het leek alsof ik de weg kwijt was.  Ik wil u niet langer in het ongewisse laten.  Ik zal het u vertellen.  Want net als de bezorgdheid om mijn geloofwaardigheid, ben ik tevens bezorgd de lezer bij de les te houden.  Ik wil de aandacht van die lezer niet verlezen.  Die wil ik vasthouden.  Om dat te doen moet ik overgaan tot de kern van de zaak.  Moet ik onthullen wat de reden was voor mijn onwennigheid.
 
Zondag kwam ik mijn huis uit.  Het was een stralend weertje.  Dan wil een mens al eens buitenkomen.  Ik was niet alleen.  Op straat waren vele mensen.  Mensen met blauwwitte sjaals.  Met blauwwitte voetbalshirts.  Vele Buffalo’s waren op weg naar Ghelamco.  Ik woon in de buurt van de Arena.  Het gebeurt dus wel vaker dat ik een dergelijke volksverhuizing mag aanschouwen.  Maar nu was het anders.  In tegenstelling tot die Buffalo’s in hun battledress was ik onvoorbereid.  Ik wist niet wie de tegenstander was van de ploeg van mijn stad.  Ik had de krant niet gelezen.  Ik had het nieuws niet gezien.  Ik wist het niet.  Ik was totaal onwetend.  Die onwetendheid maakte mij onwennig.
 
Ik had gefaald.  Na de kampioenstitel had ik mijzelf een belofte gedaan.  Ik had die belofte niet luidop uitgesproken.  Ik had geen dure eden gezworen.  Wel had die ene belofte zich uitgekristalliseerd in mijn hoofd.  Die stille belofte zou ik trouw blijven.  Ik zou de ploeg van mijn stad nauwer opvolgen.  Met meer interesse.  Met meer betrokkenheid.  Niet langer zou ik afzijdig blijven.  Neen, voortaan zou ik partij kiezen.  Blauw en wit, dat zouden voortaan mijn kleuren zijn.  
 
Sommigen zouden durven opperen dat ik mij liet meedrijven op de golven van succes.  Dat zou een indruk kunnen zijn.  Toch durf ik beweren dat het een verkeerde indruk is.  De kampioenstitel van KAA Gent had mij wakker geschud.  Die titel had mijn liefde voor het voetbal, dat ik meende verloren te hebben, gereanimeerd.  Het lieflijke voetbalmonster, dat diep in mij schuilde, was wakker geschud.
 
Ik zag wat voetbal kon doen met een stad.  Een enthousiast en succesvol team maakte iedereen voetbalgek.  Niemand in Gent bleef ongevoelig voor het succes.  Het voetballende succes verbond mensen.  Voetbal bleek dan toch een feest te kunnen zijn.  Ik bleek niet immuun te zijn voor die voetbalgekte.  Ook ik werd aangestoken.  Die gekte raast nu nog door mijn lichaam.  Die gekte heeft mij veranderd.
 
Voortaan wou ik meer betrokken zijn.  Meer betrokken bij mijn stad.  Een zeker engagement tegenover de ploeg van mijn stad maakte hiervan deel uit.  Dus, neen, ik was geen opportunist.  Ik was geen tijdelijke meeloper.  Ik was een bekeerling.  Net als Paulus op weg naar Damascus had ik plots het Licht gezien.  Jaren terug had ik afgehaakt.  Ik had het geloof in voetbal verloren.  Het interesseerde mij niet meer.  Ik leek ongevoelig voor dat spelletje.  Dat spelletje, dat over de hele wereld miljoenen mensen in zijn ban houdt, deed mij niks meer.  Totdat KAA Gent mij wakker schudde.  Nu nam ik opnieuw de draad op.  Ik haakte mijn wagonnetje opnieuw aan.
 
Elk weekend lees ik trouw de voorbeschouwingen.  Op internet volg ik het wedstrijdverloop.  Ik spring een gat in de lucht bij winst.  Een winnaarsvuist gaat de lucht in.  Bij een draw durf ik al eens te vloeken.  Een luide vloek als vertaling van mijn onbegrip.  In zak en as zit ik bij verlies.  Verlies raakt mij.  Ik wil winnen.  Enkel winnen.
 
KAA Gent heeft een invloed op mijn emoties.  Een tijdelijke invloed, laat ons hierover duidelijk zijn.  Voetbal houdt mij nog niet volledig in zijn greep.  Het heeft mij nog niet in een houdgreep.  Toch bepaalt het mijn handelen.  Onbewust.  Waar ik vroeger ver weg bleef van liveverslagen schakel ik nu de televisie aan.  Op dagen dat KAA Gent Europees speelt.  Ik zet mij in de zetel om een volledige wedstrijd uit te kijken.  Het verveelt mij niet.  Integendeel.  Ik voel mij betrokken.  Ik roep.  Ik schreeuw.  Ik stamp.  Schop met mijn voeten.  Alsof ik vanuit mijn zetel enige invloed kan uitoefenen op die bal.  Negentig minuten lang zit ik te schuifelen in mijn zetel.  Van voor naar achter.  Van links naar rechts.
 
Voetbalsupporter? Nooit had ik gedacht dit ooit nog te worden.  Dit ooit nog te zijn.  Maar het kan verkeren.  Vandaag durf ik mij opnieuw voetbalsupporter te noemen.  Supporter van KAA Gent.  Vandaag ben ik een Buffalo.  Voor de volgende jaren blijf ik een Buffalo.  Dat zal niet meer veranderen.  Nooit meer.  Zoals in een huwelijk.  In voor- en tegenspoed zullen wij samenblijven.
 
Met vriendelijke groeten.

vrijdag 2 oktober 2015

Bevergem? Ik ben fan. Brief aan Freddy De Vadder.

Beste Freddy,
 
Ik ben van Gent.  Geen haar op mijn hoofd dat er aan zou denken uit te wijken naar Bevergem.  Neen, ik woon in Gent.  Ik blijf in Gent.  Niks kan daar iets aan veranderen.  Als het op Gent aankomt, ben ik honkvast.  Niet te verplanten.  U doet het wel.  U vertrekt.  Van Gent naar Bevergem.  Hoe dat kan? U bent een fictief personage.  In fictie kan alles.  Mag alles.  Verhuizen van Gent naar Bevergem wordt dan plots een mogelijkheid.  Wat uw motieven zijn, moet duidelijk worden in de volgende zeven afleveringen.  Die motieven voor uw vlucht worden de onderbouw van de serie.  Het fundament waarop al de rest zal gebouwd worden.  
 
Fundamenten moeten stevig zijn.  In de pers las ik dat die fundamenten wel eens de zwakke plek zouden kunnen zijn.  Het verhaal zou rammelen.  Dat wordt beweerd.  Laat mij duidelijk zijn, ik onderschrijf die al te vlugge kritiek niet.  Gisteren zag ik de eerste aflevering.  Ik hoorde het niet rammelen.  Op geen enkel moment.  In die eerste aflevering gebeurde wat in een eerste aflevering moet gebeuren.  Er wordt geschetst.  Aan de kijker wordt getoond in welke wereld hij de volgende afleveringen zal rondwandelen.  Er wordt hem of haar getoond wie zijn reisgezellen op die wandeling zullen zijn.  Dat is nodig.  Een kijker moet zich thuis voelen.  Moet zich welkom voelen.  Om dat te bereiken, is het goed dat kijker en spelers aan elkaar worden voorgesteld.  Om het ijs te breken.  Eens dat voorbij kan het echte werk beginnen.
 
Een voorstelling kan snel afgehaspeld worden.  Als een verplicht nummertje.  Dat kan al eens gebeuren.  Maar niet hier.  Niet in Bevergem.  Hier wordt gekozen voor klasse.  Een stijlvolle voorstelling van zaken.  Wij hebben dus niet het gevoel verloren te lopen.  Wij worden bij de hand genomen.  Aan de hand van de gidsende regisseur lopen wij doorheen het fictieve dorp.  Leren wij de bewoners kennen.  Niet allemaal.  Wel de belangrijkste.  De hoofdrolspelers.  Zo is het altijd in een dorp.  Wij hebben de protagonisten.  Wij hebben de randanimatie.  Aan de randanimatie gaan wij snel voorbij.  Bij de hoofdrolspelers blijven wij hangen.  Aan hen koppelen wij ons wagonnetje.  Omdat zij het verhaal kunnen vertellen.  Het verhaal van hun dorp.  Van de verborgen allianties.  Van de gefluisterde roddels en geruchten.  Van de onder de oppervlakte sluimerende geheimen.
 
Ik heb die hoofdrolspelers gezien.  Hun namen ken ik nog niet.  Dat moet nog komen.  Dat zal nog komen.  Bij onze volgende ontmoetingen.  Ondanks die voorlopige onwennigheid met de namen, zag ik in die hoofdrolspelers de kleine kantjes op een bijzonder knappe wijze uitvergroot worden.  Waardoor zij oh zo herkenbaar werden.  Aan elk personage kan ik wel iemand linken uit mijn leventje.  Iemand die ik in mijn nog jonge leventje ontmoette.  Die herkenning kan best wel confronterend zijn.  Jawel, ik kijk naar ons Vlaanderen.  Ons kleine Vlaanderen, dat zijn kleine kantjes in het gezicht gesmeten krijgt.  Ik kijk en denk dat het wel goed is dat het arrogante ‘wat we zelf doen, doen we beter’ Vlaanderen eens serieus op zijn bek gaat.  Ook al is het slechts in een televisieserie.  Het doet deugd.
 
Verhaal en personages.  Dat alles zit goed.  Het werkt.  Meer nog, beiden overtuigen.  Scheppen verwachtingen.  Met dat alles zou een mens al tevreden mogen zijn.  Een kijker zou zich op zijn blote knieën mogen gooien.  Zijn handen vouwen en ten hemel richten.  Om de god van het amusement te danken.  Om de god van de betere televisie te danken.  Beiden bestaan.  Slechts af en toe geven zij teken van leven.  Dat hebben zij nu gedaan.  Meer dan overtuigend.
 
Bevergem schenkt ons niet enkel een sterk verhaal en overtuigende personages.  Het doet meer.  Veel meer.  Er is de manier waarop Bevergem in beeld wordt gebracht.  In vale kleuren.  Fletse kleuren.  Kleuren, die ons onderdompelen in melancholie.  Die ons doen verlangen naar vroegere tijden.  Niet omdat die vroegere tijden beter waren.  Dat zal u mij nooit horen beweren.  Wel waren die jaren onschuldiger.  Omdat wij jonger waren.  Minder bewust van de mechanismen van de grote wereld.  Dergelijke tijden zijn mooie tijden.  Mooie maar daarom geen betere tijden.  
 
Niet enkel de manier van filmen stemt ons melancholisch.  Dat doet ook de muziek.  De beelden worden versterkt door een verpletterende, machtige soundtrack.  Een soundtrack, gekozen uit de betere nummers van een lange muziekgeschiedenis, gekoppeld aan vernuftige, eigen composities.
 
Slechts heel af en toe ben ik laaiend enthousiast over een televisieprogramma.  Omdat wij voorzichtig moeten zijn met laaiend enthousiasme.  Omdat het slechts om televisie gaat.  Toch ben ik het af en toe.  Zoals bij Marsman.  Of Het Eiland.  Die programma’s wisten mij diep te raken.  Nu kan ik Bevergem bijschrijven op dat lijstje.  Dat kleine lijstje van toptelevisie.  
 
Ik blijf in Gent.  Maar elke woensdagavond zal ik verhuizen naar Bevergem.  Met alle plezier.  Met veel plezier.  Want in dat fictieve dorpje wil ik zijn.  Voor de volgende zeven afleveringen.
 
Bevergem, ik ben fan.
 
Met vriendelijke groeten.