woensdag 30 december 2015

Nieuwjaarswensen voor 2016.

De tijd vliegt.  Dat wordt gezegd.  Een volledig jaar is alweer voorbij.  Of toch bijna.  De laatste uren tikken weg.  Een nieuw jaar is in de maak.  Snel worden in het werkatelier de dagen kunstig in elkaar gezet.  De weken worden afgewerkt en op punt gezet.  De maanden worden snel nog even nagekeken en kleine onvolkomenheden worden weggewerkt.  Seconden, minuten en uren worden op de juiste plaats gezet en ingepast.  Het nieuwe jaar is bijna klaar.  Klaar om van start te gaan.  Om de dagen aan te dragen.  Te laten wegglijden.  Zoals het altijd gaat.  Zoals elk jaar.
 
Wat kan ik u wensen? Wat mag ik u wensen? Want net als dagen, weken en maanden hoort ook dat bij een nieuw jaar.  Een wens.  Een wens, die u het hele jaar kan meedragen.  Een wens, die u het hele jaar door vergezelt.  Net dat is het moeilijke aan een wens.  Het moet een volledig jaar kunnen meegaan.  Mag niet onmiddellijk opgebruikt worden.  Mag niet onmiddellijk opgesoupeerd worden.  Zachtjes uitspreiden over een heel jaar, dat moet een wens doen.  Dat is de basisvoorwaarde.  Toch voor een goede wens.  Voor een welgemeende wens.
 
Ik ben op zoek gegaan.  Het heeft een tijdje geduurd.  Het was moeilijk.  Want wensen liggen niet zomaar voor het grijpen.  Een wenswinkel bestaat niet.  Nog niet.  In tijden, waarin alles te koop is, zal ook dat nog gebeuren.  Een markt, waarop wensen worden verhandeld.  Maar zover is het nog niet.  Die tijd is nog veraf.  Voorlopig moeten wij het doen met onze eigen inventiviteit.  Die spitsvondigheid moet soelaas bieden.
 
Ik heb rondgekeken.  Rondom mij.  Ik meen een mooie wens gevonden te hebben.  Ik wens u een goede handrem.  Een goed werkende tijdsrem.  Jawel, ik begrijp het.  Deze wens behoeft verdere verklaring.  Behoeft enige uitleg.  De tijd vliegt.  Dat zei ik reeds in het begin van dit stukje.  Het zou mooi zijn die tijd te kunnen stilleggen.  Te kunnen vertragen.  Vandaar dus die rem.  Die rem, die ik u wens.  Een rem, die tijdig en veelvuldig kan ingeduwd worden.  Door u.  Op het juiste ogenblik.
 
Als u meent dat schoonheid al te snel vervliegt, kan u die rem indrukken.  Om net iets langer die schoonheid vast te houden en te aanschouwen.  Als u meent dat nieuws een optelsom wordt van louter feiten, kan u die rem indrukken.  Om op zoek te gaan naar de nodige diepgang.  Als u zich stoort aan die nooit ophoudende ratrace, kan u die rem indrukken.  Om u ten volle bewust te worden van die dingen, waar het uiteindelijk om draait: geluk en liefde.  Als u weer eens oppert dat een jaar te weinig dagen telt en een dag te weinig uren om uw vrienden te zien, kan u die rem induwen.  Om toch nog dat gaatje te vinden om die vrienden te ontmoeten.  Als u … Ja, ook dan kan u die rem induwen.
 
U mag die rem gebruiken.  Vaak.  Of net niet vaak.  Het gebruik is niet gelimiteerd.  U bent vrij.  Vrij om te beslissen.  Aan het eind van dat nog te beginnen jaar, zal u heel misschien ervaren dat 2016 net iets langer leek.  Dat de tijd toch niet zo snel vliegt.  U zal achterom kijken en terugblikken op meer intensiteit.  Meer genot.  Meer plezier.  Meer stilte.  Meer diepgang.  Meer begrip.  Meer liefde.  Meer compassie.  Meer geestdrift.  Meer ambiance.
 
Dat is mijn wens.  Voor u.  Een goed werkende tijdsrem.
 
Veel succes in 2016.

maandag 28 december 2015

Mijn reisverhaal Myanmar. Inleiding.

Het beginpunt van een vakantie.  Wanneer begint een vakantie? Hierover kan heel wat gediscussieerd worden.  Is dat het moment waarop wij de deur achter ons dichttrekken en naar de luchthaven vertrekken? Is dat het moment waarop wij het vliegtuig opstappen en ons op de best mogelijke wijze installeren op een weinig comfortabel zitje? Is dat het moment waarop wij inchecken in het eerste hotel en ons op de kamer languit op het bed laten neerploffen? Is dat het moment waarop wij een eerste maal door ons tijdelijke gastland trekken?
 
Niks van dat alles.  Toch niet voor mij.  Voor mij begint het vroeger.  Veel vroeger.  Mijn vakantie begint op het moment dat ik de reis boek.  Op dat moment wordt de vakantie realiteit.  Op dat moment weten wij dat wij heel binnenkort kunnen vertrekken.  Op vakantie.  Het verlangen kan beginnen.  Het hunkerend uitkijken naar een welverdiende vakantie neemt dan een start.  In mijn hoofd nestelen zich allerhande verwachtingen.  Over wat ons te wachten zal staan.  Over wat wij te zien zullen krijgen.
 
Terwijl ik bovenstaande schrijf, besef ik dat alles nog veel vroeger begint.  Vakantie begint bij de zoektocht naar de reisbestemming.  Want dan maken wij in ons hoofd een wereldreis.  Dan reizen wij al.  Weliswaar enkel in het hoofd maar dat gevoel benadert in grote mate dat wonderlijke vakantiegevoel.  In onze gedachten stappen wij af in vele landen.  Vele landen worden tegen elkaar afgewogen.  Er wordt gewikt en gewogen.  Er wordt getwijfeld.  Geaarzeld.  Landen verdwijnen van ons verlanglijstje.  Landen worden op datzelfde lijstje bijgevoegd.  De rangschikking op het lijstje wijzigt geregeld.  Tot dat ene moment.  Dat ene moment, dat wij beslissen.  Definitief beslissen.  Een beslissing, waarop niet meer wordt teruggekomen.  Eén land hebben wij gevonden.  Eén land.  Eén bestemming.

 
Wij kozen voor Myanmar.  Het vroegere Birma.  Waarom? Ik weet het niet.  Misschien is de keuze voor Myanmar terug te brengen tot die ene regel.  Tot die ene titel.  The Road to Mandalay.  Dat gedicht van Kipling heeft zich al jaren in mijn hoofd genesteld.  Ik ken het gedicht niet.  Enkel die titel.  Meer niet.  Maar dat blijkt voldoende om mijn fantasie te prikkelen.  Romantiek, dat lees ik in die titel.  Dat vermoed ik in het gedicht.  Jawel, ik ben een romanticus.  Elkeen heeft zo zijn zwakheid.  
 
Bij het gedicht van Rudyard Kipling stel ik mij een open en weids landschap voor.  Eén zandweggetje in de ondergaande zon.  Op dat weggetje een eenzame motorfietser.  Dat beeld wil ik aftoetsen aan de werkelijkheid.  Bijna zou ik zeggen dat ik die motorfietser wil zijn.  Maar dat zal het niet worden.  Geen motorfiets.  Wel een autobus.  Daarmee zullen wij ons verplaatsen doorheen het land.  Drie weken lang.
 
Onze reis kan beginnen.  Wij zijn klaar.

Mijn reisverhaal Myanmar.  Dag 1: Brussel – Abu Dhabi – Bangkok – Yangon.  Te lezen op maandag 4 januari 2016.


 
Midnight Oil – Mountains of Burma.

maandag 21 december 2015

Uitgelezen: Eerst was er de zee. Brief aan Tomas Gonzalez.

Beste Tomás,
 
De meeste dromen zijn bedrog.  Wij weten het al een tijdje.  Een Nederlands zanger lichtte ons hierover in.  In zijn debuutsingle had hij die waarschuwing verwerkt.  Sindsdien denken wij twee maal na als wij aan het dromen slaan.  Daarin verschillen wij met het hoofdpersonage uit uw boek.  Hij had die waarschuwing niet gehoord.  Hij heeft dat deuntje nooit meegezongen.  Hij heeft nooit uitbundig gedanst op die muziek.  Uw hoofdpersonage dacht nog dat alle dromen kunnen geleefd worden.  Kunnen beleefd worden.  Ongeremd dacht hij dat alle dromen ook kunnen gerealiseerd worden.
 
Uw hoofdpersonage J. ontvlucht de stad.  Trekt naar een eiland.  Om daar zijn droom te verwezenlijken.  Leven met en van de dieren.  Leven van de opbrengsten van het land.  J. wordt boer.  Of wil dat worden.  U schetst het proces.  U verhaalt hoe een droom zachtjes verwordt tot nachtmerrie.  De lezer kan al vrij snel in het verhaal oppikken dat het geen happy end zal worden.  Dat doet u via allerhande toespelingen.  Via kleine opmerkingen.  Die voorkennis heeft J. niet.  Hij leeft elke dag zijn droom.  Maar elke dag drijft hij iets verder weg van die droom.  Elke dag komt hij een stapje dichter bij die nachtmerrie.  J. ontkent.  Vecht.  Tracht de ondergang af te wenden.  Koppig en halsstarrig.  Met liters alcohol drinkt hij zijn naderende ondergang weg.
 
U schrijft in een sobere stijl.  Dat is een bewuste keuze.  Althans, dat vermoed ik.  Ondergang vraagt geen literaire opsmuk.  Geen literaire hoogdravendheid.  Ondergang vraagt soberheid.  Dat weet u.  Dat beseft u.  Heel nuchter brengt u het verhaal.  In eenvoudige bewoordingen.  In korte zinnen.  Alsof u een verslaggever bent van iemands ondergang.  Alsof u wil vermijden een roman te schrijven.  Een getuigenis, dat is wat u schrijft.  Een getuigenis van iemand, die tevergeefs een droom najaagt.  Die een droom najaagt maar jammerlijk mislukt.
 
Ik durf ook wel eens te dromen.  Dat is nodig.  Dromen kruiden het leven.  Verjagen de eentonigheid van dat gewone soms saaie leven.  In uw verhaal lees ik een waarschuwing.  Dat dromen niet verward mogen worden met vluchten.  Want dat is wat J. uiteindelijk doet.  Hij droomt niet.  Hij vlucht.  Dat merken wij al vrij snel in het boek.  Zoals ik al zei, u smukt niet op.  U kijkt niet door een roze bril, die al te vaak gedragen wordt door dagdromers.  Realistisch kijkt u tegen de zaken aan.  U ziet de dingen zoals ze werkelijk zijn.  Niet zoals ze zouden kunnen zijn.  U ziet de dingen, waarvan een dromer wegkijkt.  U ziet de signalen, die een dromer niet durft te zien.  Niet durft te lezen.
 
U verhaalt van de aankomst in de haven.  Van de eerste ontmoetingen met de lokale bevolking.  Van de afvaart naar het eiland.  Van de eerste dagen in de finca, de boerderij.  Nergens spat het plezier van af.  Nergens schuilt vrolijkheid in.  Neen, een plezierreisje wordt het niet.  De hel, dat wordt het.  Een hel in plaats van een hemel.  Een hemel, die J. verwacht had.
 
De meeste dromen zijn bedrog.  U schreef geen liedje.  U schreef een roman.  Sober en toch mooi.  Hard en toch prachtig.  Samen met J. nemen wij de boot.  Naar dat eiland.  J. gaat ten onder.  Wij blijven verweesd achter.  Met die ene vraag.  Waarom keert J. niet op zijn stappen terug? Waarom gaat hij telkens verder de dieperik in? Te koppig? Te fier? Heel misschien ervaart J. de dingen op een andere manier.  Heel misschien lijkt J. toch te voelen zijn dromen te kunnen realiseren.  Heel misschien lijken wij, al te nuchtere realisten, niet te begrijpen wat dromen eigenlijk is.  Ik weet het niet.  Nog altijd niet.
 
Beste Tomás, u schonk mij een boek.  Een klein boek.  Een fijn boek.  Een ontnuchterend boek.  Dromen zal ik nog doen.  Maar ik zal uw boek in mijn achterhoofd houden.  Als een licht knipperend alarm.  Ik zal nog dromen.  Om vrij snel te landen.  Met mijn beide voetjes op de grond.  Want per slot van rekening is een verwittigd man er twee waard.  Die verwittiging gaf J. mij.  Die verwittiging zal ik niet licht vergeten.
 
Met vriendelijke groeten.

vrijdag 18 december 2015

Naar het concert. Vanuit uw luie televisiezetel.

Kort van stof? Het mag al eens.  Niet altijd hoef ik lang uit te weiden.  Soms kan het bondig.  Soms kan het gebald.  Zoals nu.  Ik wil u enkele tips meegeven.  Geen levensnoodzakelijke tips.  In bondigheid kan geen zwaarwichtigheid schuilen.  Neen, ik geef u enkele televisionele tips.  Geen series.  Geen documentaires.  Geen reportages.  Niks van dat alles.  De volgende dagen worden op verschillende zenders concerten uitgezonden.  Daarop wil ik even uw aandacht vestigen.  Zonder verdere uitleg.  Zonder ik de noodzaak voel u te overtuigen.  Enkel ter kennisgeving.  Aan u de keuze wat te doen.  Gewoon kijken? Toch opnemen? Of toch maar aan u laten voorbijgaan? U kiest. 
 
Zaterdag 19 december – Nederland 3, 22.10 – 01.20 uur: Innocence + Experience concert van U2.
Zondag 20 december – AchtTV, 01.50 – 03.35 uur: Trixie Whitley, live at AB.
Donderdag 24 december – Canvas, 22.50 – 00.30 uur: Adele, live in BBC-studio.
Zondag 27 december – Fox, 00.05 – 01.40 uur: The Common Linnets, The Wisseloord Sessions.
Woensdag 30 december – Nederland 2, 22.40 – 23.50 uur: Golden Earring, jubileumconcert Five Zero.
Donderdag 31 december – Nederland 3, 22.35 – 00.15 uur: Queen, live at Wembley 1986.
Vrijdag 1 januari – Canvas, 01.25 – 02.50 uur: Prince, Sign ‘O’ The Times 1987.
 
Voila, alles netjes op een rij.  Beknopt en gebald.  Zonder uitweidingen.  U ziet, het kan.

 

dinsdag 15 december 2015

Een fietshelm. Lange tijd heb ik geaarzeld maar ...

Ik heb een e-bike.  Nog maar net.  Ik hang niet meer over mijn stuur.  Ik zweet niet meer.  Ik zwoeg niet meer.  Ik beuk niet meer tegen de wind in.  Ik vervloek bruggen of heuveltjes niet langer.  Sinds kort ben ik een rouleur de charme.  Rechtop zit ik.  Ik trap.  Want dat moet ik nog doen.  Ik trap zachtjes.  Toch gaat het vooruit.  Vijfentwintig kilometer per uur.  Aan die snelheid rij ik doorheen Gent.  Met een grote lach op het gezicht.  Fietsen is niet langer meer hard labeur.  Fietsen is opnieuw een feest geworden.
 
Ik heb niet enkel een e-bike.  Dat ding, dat ik jarenlang verketterde, heb ik nu ook.  Ik heb een fietshelm.  Een e-bike en een fietshelm, het gaat samen.  Mijn hele fietscarrière heb ik een helm afgezworen.  Een helmplicht zou het einde van mijn fietscarrière betekenen.  Dat had ik altijd gezegd.  Luidop en ontelbare keren.  Tegen iedereen.  Zelfs tegen hen, die mij er niet om vroegen.  Als fietser zou mijn hoofd helmvrij blijven.  
 
Ik wist echt wel hoe rechtop te blijven op de fiets.  Ik kon rijden.  Mij zou niks overkomen.  Ik kon alles zien aankomen.  Ik fietste anticiperend.  Tijdig kon ik uitwijken.  Tijdig kon ik ontwijken.  Remmen deed ik op het juiste moment.  Overal sloeg ik mij doorheen.  Vallen zou ik nooit doen.  Niet door eigen toedoen.  Niet door toedoen van anderen.  Ik zal als gegoten op mijn fiets.  Mijn fiets en ik waren één en ondeelbaar.  Een fietshelm? Daar had deze macho fietser geen nood aan.  Rechtop zou ik blijven.  Vandaag.  Morgen.  Alle volgende dagen.
 
Alle suggesties om toch maar een fietshelm te overwegen lachte ik weg.  Die goedbedoelde raadgevingen verwees ik vol overmoed naar de prullenbak.  Nooit.  Nooit.  Nooit.  Nooit zou ik het overwegen.  In die helm zag ik een beknotting van mijn vrijheid.  Mijn persoonlijke vrijheid.  Niemand mag aan die vrijheid raken.  Een inhoudsloze argumentatie, ik besef het.  
 
Maar dan komt dat moment.  Dat ene moment.  Dat kantelmoment.  Ik kocht een e-bike.  Voortaan zou alles sneller gaan.  De vraag naar mijn veiligheid werd opnieuw een hot topic.  Ik trachtte alles te kunnen afhouden.  Met dat ene argument.  Mijn persoonlijke vrijheid.  Ik meende dat het debat hiermee zou gesloten worden.  Dat de vraag naar een fietshelm niet meer zou opgeworpen worden.
 
Wat ik verwachtte, gebeurde niet.  De vraag bleef maar terugkomen.  Met daaraan gekoppeld een argumentatie, die ik niet kon ontkrachten.  Liefde deed zijn intrede.  Degene, waarvan ik ’s morgens elke werkdag vertrok, wou mij ’s avonds ook terugzien.  Gezond en wel.  Ongehavend.  Zonder enige kwetsuur.  Degene, waarvan ik ’s morgens elke werkdag vertrok, was bezorgd om mij.  Jawel, zij wist het.  Zij weet het.  Zij weet dat ik een behendige fietser ben.  Zij weet dat ik alles goed kan inschatten.  Aan mij twijfelt zij niet.  Wel aan de anderen.  Vandaar haar vraag.  Die stelde zij uit pure liefde.  Omdat zij mij wil terugzien.  Elke avond.
 
Persoonlijke vrijheid tegenover liefde.  Ik verloor het debat.  Voor liefde moet alles wijken.  Zelfs mijn voorbehoud tegenover een fietshelm.  Ik fiets.  Ik blijf fietsen.  Met een helm.  Slechts een kleine toegeving voor een grote liefde.  Zo ervaar ik het.
 
Een fietshelm.  Geen verplichting.  Wel een liefdesverklaring.

donderdag 10 december 2015

Mooie liedjes: Alex Roeka. De Hollandse Dylan? Brief aan Alex Roeka.

Beste Alex,
 
Mijn excuses, dat ben ik u verschuldigd.  Zonder verontschuldigingen kan ik niet verder met deze brief.  Omdat het niet juist zou aanvoelen.  Enkel als de dingen juist zitten en/of vallen, kan ik verder.  Bij deze bied ik u mijn oprechte en welgemeende excuses aan.
 
Excuses? Verontschuldigingen? Waarvoor? Waarom? Ik zal het u vertellen.  Met plezier.  Met graagte.  Maar eerst moeten wij even teruggaan in de tijd.  U studeerde psychologie.  Dat bleek niet uw roeping te zijn.  Die roeping lag elders.  Op zee.  De zee riep u.  U gehoorzaamde.  U liet uw job als psycholoog staan.  U trok de wijde wereld in.  U dacht gehoor te geven aan uw roeping.  Maar het is wat met die roepingen.  Zij lijken niet altijd duidelijk te zijn.  Soms komt men pas via een bochtig parcours tot het juiste.  Via zijwegen kan men eindelijk op het juiste pad terecht komen.  Dat was ook zo bij u.  Uw omzwervingen brachten u tot het muzikantenbestaan.  U was aangekomen.  U was gearriveerd.  Verder zoeken was niet meer nodig.
 
Bijna twintig jaar nu leeft u het leven van muzikant.  In 1996 verscheen uw debuutplaat Zee van Onrust.  Tot vandaag bracht u negen albums uit.  Welnu, in die lange carrière ligt de verklaring voor mijn excuses.  Daarin kan u de reden vinden voor mijn verontschuldigingen.  Tegen vrienden durf ik wel eens te beweren dat ik nauwgezet opvolg wat er in het muziekwereldje gebeurt.  Ik tracht kort op de bal te spelen.  Wat nieuw is, probeer ik tijdig op te pikken.  Niet om mij een hippe vogel te voelen.  Niet om mij een hippe vogel te noemen.  Wel om te weten hoe de muziek evolueert.  Want net dat is het leuke aan muziek.  Zien, voelen en horen hoe muziek zichzelf telkens weer heruitvindt.
 
Maar soms schiet ik te kort.  Soms ontglippen mij dingen.  Neen, niet alle dingen passeren mij.  Ik ben niet almachtig.  Ik ben niet alwetend.  Die almachtige alwetendheid is het voorrecht van goden en goddelijkheden.  Die pretentie heb ik niet.  Wel kan het gebeuren dat ik mij god voel.  In het diepst van mijn gedachten.  Slechts heel kort.  Slechts heel uitzonderlijk.  Als ik diep ontroerd ben.  Als ik intens gelukkig ben.  Dan kan dat gevoel heel even de kop opsteken.  Maar ik dwaal af.  Laat mij terugkeren.  Ik zei dus dat dingen mij passeren.  Zo ging Alex Roeka aan mij voorbij.  Ik pikte u niet op.  Bijna twintig jaar lang bleef u mij onbekend.
 
Toch is er dat ene moment.  Dat ene moment dat u uit de schaduw treedt.  Dat u aan mij verschijnt.  Jawel, het bestaat.  Toch in de muziek.  In de muziek bestaat gerechtigheid.  In die wereld komt wat goed is toch altijd naar boven.  Ook al moet het twintig jaar duren.
 
Deze week las ik de krant.  De Standaard.  Ik las de recensie van uw laatste album Voort.  Vier sterren kreeg u.  Toch was het niet dat wat mijn aandacht trok.  Het waren drie woorden boven de recensie, die mij vroegen verder te lezen.  Een Hollandse Dylan, dat stond boven die recensie.  Zo werd u genoemd.  Een sterk compliment, dat is het minste wat kan gezegd worden.  Gelijkgesteld worden met een toekomstige Nobelprijswinnaar Literatuur, dat is niet min.  
 
Ik ging het internet op.  Op onderzoek.  Want ik wou verifiëren.  Ik wou weten.  Het was geen moeilijke expeditie.  Dat is het nooit op internet.  Iedereen laat zijn sporen na.  Bewust of onbewust.  U doet het meermaals.  Vele sporen liet u na.  Die heb ik gevolgd.
 
Ik kwam uit bij een stem.  Een heerlijke stem.  Een unieke stem.  Rauw, hees, teder.  Dat zijn niet mijn woorden.  Dat zijn de woorden van een grootmeester.  Van Thé Lau.  Ik gebruik ze graag.  Omdat zij van toepassing zijn op u.  Op uw stem.  Ik kwam uit op liedjesteksten.  Uit het leven gegrepen.  Authentieke vertelkunst.  Alweer zijn deze woorden niet van mij.  Toch gebruik ik ze.  Ik pik die woorden.  Want in die woorden schuilt waarheid.  Dan mogen die woorden herhaald worden.  Meer nog, dan moeten die woorden herhaald worden.
 
Deze week heb ik een ontdekking gedaan.  Na bijna twintig jaar.  Maar het is nooit te laat.  Het is nooit te laat om muzikale schoonheid te ontdekken.  Te omarmen.  Te koesteren.  Dat is wat ik met uw muziek zal doen.  Voor de volgende twintig jaar.  En de vele jaren daarna.
 
Beste Alex, ik wens u het beste.  Heel misschien zien wij elkaar in Gent, dé muziekstad.  Dat mag ik hopen.  Want dat durf ik u nu al te zeggen.  Als u naar Gent komt, zal ik er ook zijn.  Vooraan.  Op de eerste rij.  Om zo mijn fout te herstellen.  Maar bovenal om te genieten.  Volop te genieten.  Van kop tot teen.  Van teen tot kop.

Tot binnenkort.

Met vriendelijke groeten.



 

maandag 7 december 2015

Uitgelezen: Woesten. Brief aan Kris Van Steenberge.

Beste Kris,
 
Reizen, het is mijn favoriete tijdsbesteding.  Maar soms kan een reis nogal ongelegen komen.  Zoals onlangs.  Ik was begonnen in uw boek.  Elk vrij moment nam ik te baat om in uw boek te duiken.  Ik raasde doorheen uw boek.  Op weg naar de finale.  De grand finale.  Maar dan kwam die reis.  Ik moest halt houden.  Noodgedwongen.  Ik moest het boek dichtklappen.  Ik moest het boek achterlaten.  Tegen mijn zin.  Het boek meenemen op reis was geen optie.  Als ik op reis ben, wil ik mij volledig onderdompelen.  In dat nieuwe leven.  Dan duld ik geen afleiding.  Ik wil mij focussen.  Op mijn gekozen reisbestemming.  Ik moest Elisabeth achterlaten.  En Guillaume.  En Valentijn.  En Nameloos.  Al de personages uit uw boek moesten voor enkele weken de wachtkamer in.  Wachten op mijn terugkeer.
 
Dit weekend was ik terug.  De koffers gingen aan de kant.  Werden niet uitgepakt.  Bleven onaangeroerd.  Ik had andere dingen te doen.  Meer dringende dingen.  Ik haastte mij naar uw boek.  Sloeg het open.  Begon daar waar ik voor mijn reis gebleven was.  Wat ik vreesde, werd geen bewaarheid.  Er was geen inrijperiode nodig.  Ik zat onmiddellijk in het verhaal.  Geen aanpassing.  Ik stapte van het vliegtuig en reisde onmiddellijk door naar Woesten.  Vanuit het heden reisde ik naar een andere tijd.  Een tijd in het verre verleden.  De Groote Oorlog.  Mijn hoofd zat vol schoonheid.  Mooie indrukken van de voorbije reis.  Maar die werden opzij gedrukt.  In Woesten was geen schoonheid te vinden.  Enkel verwoesting.  Huizen in puin.  Levens in puin.  Van heldere schoonheid zakte ik af naar donkere afgrijselijkheid.
 
Dit weekend las ik uw boek.  Volledig.  Tot de laatste bladzijde.  Tot het laatste woord.  Ik werd stil.  Ik was stil.  Het leek wel alsof ook binnen in mij bommen tot ontploffing waren gekomen.  Zo geraakt was ik.  Door uw verhaal.  Uw schrijnende verhaal.  Een verhaal, waarin kleine mensen vermalen worden door grote gebeurtenissen.  Zij worden meegesleurd.  Kunnen niet even aan de kant gaan staan.  Zij lijken nauwelijks enige grip te hebben op hun eigen leventje.  Iedereen kijkt mee.  Iedereen luistert mee.  Iedereen oordeelt mee.  
 
Woesten.  Het is geen vrolijk boek.  Het grijpt u vast.  Laat u niet meer los.  Ik lees en krijg het koud.  Mijn hart krimpt ineen.  Bijna moet ik huilen.  Omwille van de eenzaamheid.  De hardheid.  Het onbegrip.  Omwille van de stilte.  De harteloze stilte tussen mensen.  Tussen man en vrouw.  Tussen vader en zoon.  Tussen zoon en moeder.  Leegte overheerst.  Een grote, diepte leegte.  In die leegte ploeteren mensen.  Trachten mensen overeind te blijven.  
 
Uw boek zindert na.  Blijft hangen in mijn hoofd.  Blijft kleven aan mijn lijf.  Ik vraag mij af of dat ene lichtpuntje aan het eind van uw verhaal enige compensatie kan bieden.  Compensatie voor het geleden leed.  Ik weet het niet.  Ik twijfel.  Ik kan enkel hopen.  
 
Ik zet het boek terug.  Begin met het uitpakken van de koffers.  Heel geleidelijk keer ik terug naar het heden.  Vanuit donkere, zwarte tijden.  Zachtjes glijden uw woorden van mij af.  Verlaten uw personages mijn hoofd.  Terwijl ik mijn vakantiekleren was, worden ook mijn gedachten helder.  Helder en mooi.
 
Die heldere gedachten vertellen mij dat ik zonet een wonderbaarlijk mooi boek las.  Wonderbaarlijk mooi en hartverscheurend.  Beide kunnen tegelijk bestaan.  Dat bewijst uw boek.
 
Beste Kris, u schreef een mooi boek.  U schonk mij een mooi boek.  Daarvoor wil ik u danken.  Van harte danken.
 
Met vriendelijke groeten.