dinsdag 30 augustus 2016

Op zoek naar een eetadresje in Gent? Bodo, daar moet je heen. Brief aan Bodo.

Beste,
 
Uiteten gaan in Gent? Voorwaar geen sinecure.  Het zoeken naar een juist adresje veroorzaakt keuzestress.  Want er zijn heel wat mogelijkheden.  Op heel wat plaatsen in Gent kan de mens culinair verwend worden.  Bij die mens kan de neiging bestaan uit te wijken naar de sterrenrestaurants.  Want die hebben we in Gent.  Hij of zij zou daarom kunnen kiezen voor Vrijmoed.  Of Publiek.  Of Jan Van den Bon.  Of Horseele.  Sterren zouden zekerheid bieden.  Die zekerheid zouden de keuzestress behoorlijk wat verminderen.  Een andere mogelijkheid is uit te wijken naar een restaurant, waarover in de media heel wat te doen is.  Resto’s, die nog geen ster hebben maar waarvan vermoed of verwacht wordt dat het grote kanshebbers zijn.  Hij of zij zou dan kunnen kiezen voor Oak.  Of Cochon de Luxe.  Of Roots.  Of Naturell.
 
Zekerheid kan geruststellend zijn.  Maar al te vaak is het nogal behoudend.  Risico’s worden vermeden.  De kans op een nieuwe ontdekking is dan onbestaande.  Nochtans maakt dat ontdekken deel uit van de totaalbeleving.  Het maakt integraal deel uit van uiteten gaan.  Het uitkiezen van een nog onbekend, nauwelijks besproken adresje creëert verwachtingen.  Die voorbereiding (opzoeken, afwegen, kiezen, beslissen) mag niet uit de weg gegaan worden.  Moet ernstig genomen worden.  
 
Onlangs hadden we afgesproken met vrienden.  Om eens te gaan eten.  In Gent.  Ons hadden ze gevraagd een geschikt adresje te zoeken.  Dat deden wij.  Wij gingen de uitdaging aan.  Geen gekende adresjes.  Wij gingen voor het risico.  Wij wilden een gokje wagen.  Culinaire waaghalzerij, dat wilden wij.  Bovenstaande, zekere adressen werden daarom al bij voorbaat geschrapt van ons lijstje.  Wij gingen het internet op.  Legden ons oor te luisteren bij vrienden en vriendinnen, die ook wel eens een restaurant aandoen.
 
Onze zoektocht bracht ons bij u.  Wij kwamen uit bij u.  Bij restaurant Bodo.  Waarom wij net u uitkozen? Waarom net u boven alle andere mogelijkheden? Zou het een aanvoelen kunnen zijn? Een aanvoelen, dat ons zegt dat we juist gekozen hebben? Dat zou kunnen.  Maar heel misschien was het ook die sympathie, die wij hebben voor beginnende eetzaken.  Het besef, dat wij starters een eerlijke kans moeten bieden.  Het gevoel dat wij starters waarderen die het aandurven hun nek uit te steken in een stad, die culinair reeds meer dan verwend is.  Heel waarschijnlijk hadden wij om al die redenen voor u gekozen.
 
Het oordeel? Ik kan kort zijn.  U bent geslaagd.  Met grootste onderscheiding.  Heel waarschijnlijk had u nu een motivering verwacht.  Een lange uiteenzetting waarom wij juist tot dat eindoordeel gekomen zijn.  Ik moet u teleurstellen.  Die motivering volgt niet.  Ik zal het niet hebben over de exquise gerechten.  U mag hierin geen onwil lezen.  U mag mij niet verdenken van luiheid.  Zelfkennis laat mij besluiten geen motivering te schrijven.  Omdat ik besef geen culinair recensent te zijn.  Het culinaire vocabularium ontbreekt mij.  Ik mis de juiste woorden.  Het onvoldoende beheersen van die woordenschat zou uw gerechten oneer aandoen.  Ik zou uw gerechten onvoldoende laten schitteren.  Dat wil ik niet.
 
Wat ik wel kan en wil vertellen, is wat uw gerechten met ons gezelschap deden.  Uit eten gaan is een sociale gebeurtenis.  De uiteindelijke bedoeling is toch steeds weer wat bij te praten bij een overheerlijk dinertje.  Als dat lukt, kan de avond niet stuk.  Dat kan op voorhand niet gegarandeerd worden.  Dat moet telkens weer blijken.  Indien wij een slecht adresje zouden gekozen hebben, zou die keuze onze conversatie aan tafel binnengeslopen zijn.  Die slechte keuze zou onze gesprekken geanimeerd hebben.  Wij zouden ons geremd voelen.  Omdat wij dat slechte adresje zouden gekozen hebben.  Omdat wij ons verantwoordelijk zouden gevoeld hebben.  Onze vrienden zouden zich geremd voelen.  Omdat in hun praten telkens weer die beschuldiging zou weerklinken waarom wij hen naar dat adresje hadden meegevraagd.  Kortom, teleurstelling zou onze conversatie bezwaren.  Dat alles gebeurde niet.  Integendeel.  Onze gesprekken werden intenser.  Warmer.  Uw wonderlijke gerechten voedden niet enkel ons.  Het voedde ook onze gesprekken.  Lekker eten doet babbelen, zo is het.  Wij voelden ons thuis bij u.  Op ons gemak.  Dat had zijn weerslag op ons avondje.
 
Alles zat goed.  De omgeving.  De bediening.  De gerechten.  De sfeer.  Op niks viel ook maar iets aan te merken.  Perfectie is zeldzaam.  Maar eenmaal je tegen die perfectie opbotst, wil je niet weg.  Dat is wat gebeurde.  Wij bleven zitten.  Wij wilden niet weg.  Uiteindelijk moest het dan toch.  Omdat jullie wilden sluiten.  Enkel sluitingstijd kon ons buiten drijven.  Was het dat niet, hadden wij daar nog gezeten.  Dat weten wij wel zeker.
 
Wij hadden één adresje gekozen.  Wij waren naar dat ene adresje gekomen.  Dat ene adresje staat nu bovenaan ons lijstje.  Ons lijstje met favoriete eetadressen.  
 
Ik wil de volledige Bodo ploeg bedanken.  Voor dat ene avondje.  Vol van verwennerij.  Aan die ploeg kan ik enkel zeggen: tot een volgende keer.
 
Met vriendelijke groeten.

donderdag 25 augustus 2016

Laatste kans om te luisteren naar Radio Candip. Op Radio 1. Brief aan Eva, Kapinga, Leonie en Sam.

Beste Eva,
Beste Kapinga,
Beste Leonie,
Beste Sam,

Radio.  Wat is radio? Ik heb het even opgezocht.  Een eerder technische verklaring spreekt van een vorm van draadloze communicatie waarbij een radiozender signalen verspreidt in de vorm van radiogolven en waarbij dat signaal wordt opgevangen door een radiotoestel.  Zo simpel is het.  Althans, die verklaring klinkt bijzonder eenvoudig.  De realiteit is ietsje meer complex.  In die korte verklaring wordt voorbijgegaan aan oscillators, draadgolven, modulaties, … Al die termen maken het verhaal nog complexer.  Maar, denk ik dan, ik hoef u niet te entertainen over de techniciteit van radio.  Dat was niet mijn bedoeling.  Ik had andere redenen u te schrijven.

Wat in bovenstaande verklaring ontbreekt is het vakmanschap van degene, die de plaatjes uitkiest.  De muziekjes.  Het vakmanschap van degene, die de gekozen muziekjes aaneenpraat.  Met een vlotte babbel.  Met een aangename stem.  Een stem, waarin plezier en levensvreugde doorklinkt.  Dat alles ontbreekt.  Net als degene, die aan de andere kant zit.  Aan de radio.  De luisteraar wordt in die verklaring ook niet vermeld.  Nochtans is hij onmisbaar in de wisselwerking.  Die luisteraar bepaalt.  Wikt en weegt.  Hij of zij zapt weg.  Hij of zij blijft gekluisterd aan het toestel.  Hij of zij bepaalt het volume.  Jawel, ook die luisteraar heeft een taak te volbrengen.

U hebt een radioprogramma.  U maakt een radioprogramma.  Elke zondag tijdens de zomerse maanden juli en augustus.  Radio Candip werd het programma gedoopt.  Ik luister naar uw programma.  Elke zondag.  Let wel, ik luister niet continu.  Niet elke keer.  Ik hang niet aan de radio.  Dat doe ik niet.  Ik moet eerlijkheid betrachten.  Als ik kan, luister ik.  Zo is het.  Meestal is dat in de wagen.  Als ik op weg ben.  Naar avontuur.  Naar vermaak.  Alhoewel zondag de zevende dag is, rust ik niet.  Zelfs die dag tracht ik te genieten.  U helpt mij daarbij.  Met uw gekozen muziekjes.

U kleurt niet enkel mijn dag.  Tevens levert u een bijdrage aan de verkeersveiligheid.  Want elke keer weer gebeurt dat ene.  Dat ene, dat op andere dagen al eens durft uit te blijven.  Als ik in de wagen zit en naar uw programma luister, rij ik traag.  Ik hou mij aan de snelheidsbeperkingen.  Gewillig.  Zonder enige druk.  Dertig is dertig.  Vijftig is vijftig.  Zeventig is zeventig.  Dat doe ik omdat ik de tijd in de wagen wil rekken.  Omdat ik zo weinig van uw programma mis.  U zal die bijdrage aan de verkeersveiligheid beschouwen als een voordeel.  Toch is er ook één nadeel.  Ik kies niet de kortste weg.  Ik kies de alternatieven, die net iets langer duren.  Dat is dan weer nadelig voor mijn ecologische voetafdruk.  Heel waarschijnlijk zal de aarde omwille van die vrijwillige omleidingen net iets sneller opwarmen.  Toch doe ik dat alweer vanuit die ene betrachting.  Om de tijd te rekken.  Om dat tikkeltje langer te kunnen luisteren.

Waarom doe ik dat? Waarom rij ik traag? Waarom rij ik om? Omwille van de muziek.  Want u kiest niet voor de voor de hand liggende muziek.  U kiest verborgen muziekjes.  Muziekjes, die niet of toch weinig worden gedraaid en gehoord.  Een eigenzinnige keuze, zo kan ik het omschrijven.  Ik hoor Betty Davis.  Brazilian Girls.  The Cinematic Orchestra.  Leon Haywood.  The Gourds.  Snarky Puppy.  THEEsatisfaction.  Ik kan zo nog wel een tijdje doorgaan.  Sommige van die namen klinken mij bekend in de oren.  Andere zijn mij dan weer totaal vreemd.  U brengt al die namen tot leven.  U doet mij hun muziek ontdekken.  Muzikale ontdekkingen? Er bestaat geen beter gevoel.  Of misschien toch.  Liefde acht ik hoger.  Maar misschien net daaronder komt de sensatie van die wonderlijke, muzikale ontdekkingen.

Toch is het niet enkel de muziek.  Niet enkel de muziek maakt het programma.  Dat doet u ook.  U, net als de muziek, bepaalt de kracht.  Een kracht, dat uitmondt in een gezellige warmte.  Waarin het heerlijk vertoeven is.  Ik luister ook naar u.  Naar uw spontane commentaar.  U bedient zich niet van het Nederlands.  Dat doet u niet.  Anderen zullen hier heel waarschijnlijk aanstoot aan nemen.  Ik niet.  Ik hou van uw taaltje.  Ik omarm het ABG.  Het Algemeen Beschaafd Gents.  Dat taaltje bepaalt mee de charme.  Ik lach als ik uw stemmen hoor.  Dat Gentse dialect maakt u nog warmer.  Nog sympathieker.  Nog echter.  Ik ben zelf Gentenaar.  Dat schept een band.  

Met plezier luister ik naar de redenen waarom u een bepaalde artiest(e) kiest.  U bent muzikant.  Dat hoor ik.  Dat merk ik.  U kijkt op een andere manier naar muziek.  Ik ben enkel een luisteraar.  Voor mij is de keuze eenvoudig.  Iets is goed of iets is slecht.  Maar u gaat daaraan voorbij.  U kijkt verder.  Voor u kan één detail voldoende zijn om te spreken van een pareltje.  U hoort dingen, die ik niet hoor.  U tracht die dingen duidelijk te maken.  Helder te stellen.  Zodat ook ik uw keuze kan begrijpen.  Zodat ook ik kan gegrepen worden door dat ene detail.  U geeft een masterclass.  Een masterclass in de muziek.  Ik schuif graag aan.  Want een wereld gaat open voor mij.  Een wondere wereld.

Volgende zondag schuif ik nog één keer aan.  Voor de laatste keer.  Met spijt in het hart neem ik afscheid.  Het zal pijn doen u te moeten missen.  Omwille van de muziek.  Omwille van u zelf.  Hopelijk keert u terug.  Dat hoop ik van ganser harte.  Indien dat zo zou zijn, weet ik nu al dat mijn muzikale hart van vreugde zal opspringen.

Beste Eva.  Beste Kapinga.  Beste Leonie.  Beste Sam.  Ik wil u danken voor de voorbije ontmoetingen.  Ik heb er van genoten.  Het waren heerlijke zondagen.

Met vriendelijke groeten.

Info:
Radio Candip – zondag 28/08 – 11.00 – 13.00 uur.



dinsdag 23 augustus 2016

Hoe de boerkini het gat in de begroting verhulde.

De zomer, het is een vreemde tijd.  Niet voor de vakantieganger.  Voor hem of haar is het een zalige tijd.  Wel voor de nieuwslezer.  Voor hem of haar is het komkommertijd.  In die komkommerende tijd lijken andere regels te gelden.  Heel waarschijnlijk draaien nieuwsredacties in die tijden op vakantiemodus.  Heel waarschijnlijk zijn nieuwsredacties in die tijden onderbemand.  Jawel, zelfs journalisten hebben recht op vakantie.  Over dat recht zal ik niet moeilijk doen.  Waarover ik wel moeilijk doe, is de gretigheid om zich in die tijden te bedienen van het makkelijke nieuws.  Het nieuws, dat bijna kant en klaar wordt aangereikt.  Althans, die indruk had ik vorige week.
 
Vorige week las ik in de krant dat de fiscale inkomsten uit kapitaal een achterstand hebben opgelopen van 836 miljoen euro.  Dat is om meerdere redenen verontrustend.  Vooreerst is het niet de eerste maal dat wens en realiteit al te ver uit elkaar liggen.  Ik herinner mij de twijfel rondom de opbrengst van de kaaimantaks.  Ik herinner mij dezelfde scenario’s bij vorige begrotingscontroles en –rondes.  Minister Van Overtveldt heeft dus al meermaals gedwaald.  Zijn gegoochel met cijfers is helemaal niet nieuw.  Bijna lijkt het een systematische fout.  Een gewilde fout, ingebakken in het systeem.  Kan hij het wel? Die vraag zou kunnen gesteld worden na de zoveelste moedwillige rekenfout.  Bovendien heeft dat ‘rekenfoutje’ toch wel belangrijke consequenties.  Verontrustende consequenties.  Te vrezen valt dat de partij voor compensaties zal wijzen naar de sociale zekerheid.  Zij menen daar de nodige centen te vinden om dat zelf gecreëerde putje te dempen.  Dat vind ik niet uit.  Dat heeft de partij al meermaals luidop geopperd.  Want de partij is overtuigd dat hier nog de nodige besparingen kunnen gebeuren.
 
In mijn naïviteit had ik verwacht dat de minister de volgende dagen ter verantwoording zou geroepen worden.  In diezelfde naïviteit had ik verwacht dat zijn partij en coalitiepartners gevraagd zouden worden hoe zij dachten dat tekort te kunnen compenseren.  Ik had verwacht dat dit belangrijke debat het nieuws zou gaan bepalen.  Dat moeten zij heel waarschijnlijk ook gedacht hebben bij N-VA.  Op dat moment moeten alle mogelijke alarmbellen gaan rinkelen zijn.  Er moest gezocht worden naar een manier om hun minister uit de wind te zetten.  Die minister moet het goede bestuur symboliseren.  Moet de kracht van verandering veruitwendigen.  Met zijn gestuntel lijkt hij hierin niet echt te slagen.  Meer nog, hij lijkt hiermee zijn partij te beschadigen.  Het communautaire, de corebusiness van N-VA, heeft de partij reeds opgegeven bij de regeringsvorming.  Een begrotingsevenwicht in 2018, één van de verkiezingsbeloftes, dreigt nu losgelaten te worden.  Nu nog moeten inboeten op goed bestuur zou een beetje te veel van het goede zijn.
 
Johan Van Overtveldt moest in de schaduw gezet worden.  De schijnwerpers, op hem gericht, moesten gedoofd worden.  Een afleidingsmaneuver moest gezocht worden.  In deze dagen lijkt een dergelijk maneuver snel gevonden.  Men hoeft maar een beroep te doen op de onderbuik van de Vlaming.  Van de Belg.  Op zijn of haar angstgevoelens.  Worden die sentimenten aangesproken, is het hek van de dam.  De partij heeft dat al meermaals gedaan.  Wij hadden de dansende moslims.  Wij hadden het opzeggen van de Conventie van Genève.  Wij hadden het inperken van de vrijheid van meningsuiting.  De partij deed daar vorige week nog een schepje bovenop.  Om hun minister uit de wind te zetten, openden zij de aanval op de boerkini.  Hun plan de campagne leek te werken.  Met dank aan de komkommertijd.  Met dank aan de op vakantiemodus drijvende nieuwsredacties.  Eén week lang beheerste dit debat de media.  Nochtans was dit een non-debat.  Dat bleek al snel.  De kustburgemeesters opperden al snel dat het probleem zich niet stelde aan de Belgische stranden.  Coalitiepartners en oppositiepartijen serveerden de discussie af.  Sommigen noemden het probleem onbespreekbaar.  Anderen noemden het onbestaand.  Toch bepaalde dit onbestaande probleem één week lang de media.  Jammer.  Bijzonder jammer.
 
 
Slechts één iemand kan zich in de handen wrijven.  Slechts één iemand kan zich verheugen over deze situatie.  Die ene is Johan Van Overtveldt.  Hij is de dans ontsprongen.  Wordt niet ter verantwoording geroepen.  Een gemiste kans.  Jammer.  Bijzonder jammer.
 
Al te vaak vaart partijvoorzitter/burgemeester/kamerlid/(schaduw)premier Bart De Wever uit tegen de media.  Zij lijken samen te spannen tegen hem.  Tegen zijn partij.  Althans, dat beweert hij.  Wat ik de voorbije week zag, doet mij sterk twijfelen aan deze beschuldigingen.  Voorbije week vond de man een medestander in de pers.  Een te gewillige medestander.  Dat meen ik te mogen betreuren.  Want die pers heeft een kans laten liggen.  Om een non-debat links te laten liggen en het eigenlijke, ter zake doende debat ten gronde te voeren.

Of zou dat alles toch eerder een samenloop van omstandigheden zijn? Toeval?
 

maandag 22 augustus 2016

Toots Thielemans. Even stilstaan bij een groot mijnheer.



Twee jaar terug ging ik naar een concert van Toots Thielemans.  Eén van de laatste concerten.  Want hij zou op pensioen gaan.  Na dat concert schreef ik hem een brief.  Deze kan u hier nog even nalezen: http://wimbackx.blogspot.be/2014/03/afscheid-van-een-vriend-brief-aan-toots.html

donderdag 18 augustus 2016

Uitgelezen: De levens van Jan Six. Brief aan Geert Mak.

Beste Geert,
 
Ik weet niet meer hoeveel keer ik het gezegd heb.  Maar ik heb het vaak herhaald.  Vaak en veel.  Zomaar en luidop.  Tegen mezelf.  Tegen vrienden en vriendinnen.  Tegen iedereen die het horen wilde.  Of waarvan ik dacht dat hij of zij het horen wilde.  Wat heb ik dan gezegd? Dat vraagt u zich af.  Welnu, bij het lezen van uw boek verkondigde ik dat uw nieuwste boek een pareltje was.  Dat ik blij was dat ik uw boek ontmoet heb.  Dat uw boek mij geroepen heeft.  Want dat is wat boeken doen.  Boeken zoeken hun lezers.  Velen denken dat het andersom is.  Ik niet.  Ik durf geloven dat het niet zo is.  Ik durf geloven dat het juiste boek op het juiste moment de juiste lezer zoekt.  Uw boek had mij gevraagd.  Ik had de uitnodiging aanvaard.
 
U had mij al enkele malen mee op reis genomen.  Met u was ik door Europa getrokken.  Met u was ik doorheen Amerika gereisd.  In uw nieuwste boek nam u mij opnieuw mee.  Maar deze keer bleven wij dichter bij huis.  U bracht mij naar Amsterdam.  Toch was het niet zozeer een reis in de ruimte.  Eerder was het een reis in de tijd.  U deed wat professor Barabas zo vaak deed in de stripreeks Suske en Wiske.  U leende de teletijdmachine van diezelfde professor en flitste mij terug in de tijd.  U zal opwerpen dat u niet gelooft in die teletijdmachine.  Dat die machine enkel kan bestaan in stripverhalen.  Toch flitste u mij terug.  Hoe u dat dan deed? Heel eenvoudig.  Maar uitermate efficiënt.  U vertelt het verhaal van één Amsterdamse elitefamilie.  Dat verhaal loodst mij doorheen vier eeuwen.  Vier eeuwen, boordevol van geschiedenissen.
 
Ik lees het verhaal van een stad.  Van Amsterdam.  Ik lees hoe de stad groeit.  Opklimt naar haar hoogtepunt.  Ik lees hoe de stad in verval geraakt.  Want dat is zo met hoogtepunten.  Na een hoogtepunt komt steeds een dieptepunt.  Zo is het altijd geweest.  Ik lees hoe de stad zich herpakt en opnieuw haar plaats opeist.  Haar plaats in de geschiedenis. 
Het verhaal van die stad loopt gelijk met die van de door u gekozen elitefamilie.  Want ook die familie kent goede, minder goede en slechte momenten.  Momenten, die beïnvloed worden door de gewoontes van die tijd.  Want ook die gewoontes veranderen.  Dat continue proces dwingt de familie tot het maken van keuzes.  Keuzes, die gevolgen hebben voor de status en het aanzien van de familie.  Want doorheen bloei en verval moet bovenal de status overeind blijven.  De ene keer lukt dat al beter dan de andere keer.  Het huwelijk is in die zoektocht een handig middeltje.  In die kringen heeft men niet te kiezen in de liefde.  Gearrangeerde huwelijken zijn of waren de regel.  Hierop worden geen uitzonderingen geduld.  Of toch, maar dan wel met nare gevolgen voor de vrijbuiters.
 
U hebt uw familie goed uitgekozen.  Ik schuif niet enkel aan tafel bij de familie Six.  Ik ga langs bij Rembrandt.  Ga op de koffie bij Vondel.  Sla een babbeltje met Spinoza.  Ik ontmoet Descartes.  Jawel, want die verbleef in Amsterdam.  Net als Mozart, die ontmoette ik ook.  Ik lees over toonaangevende leerlingen van Rembrandt, Gerrit Dou en Govert Flinck.  Maar ik blijf niet enkel binnen de grenzen van Amsterdam.  Ik ga internationaal.  Ik kan en mag meelezen in de correspondentie met George Washington.  In die brieven lees ik de hoop en de euforie, die de nieuwe natie toentertijd teweegbracht.
 
In uw boek lees ik vele geschiedenissen.  Ik lees de geschiedenis van een stad.  Van het sociale leven.  Van de democratie.  Van een natiewording.  Van gewoontes en gebruiken.  Van de liefde.  Van internationale relaties.  Van de handel.  Van de industrialisatie.  Al die geschiedenissen laat u dooreenvloeien in een schitterend en bovenal leerrijk boek.
 
Ik heb niet genoeg aan uw boek.  Ik hou de computer bij de hand.  Want heel dikwijls word ik te nieuwsgierig.  In die gevallen ga ik op zoek.  Dat doe ik als u het hebt over de schilderijen van Rembrandt.  Die wil ik zien als u die enkele beschrijft.  Ik doe het bij De samenzwering van de Bataven.  Bij De staalmeesters.  Bij het portret van Jan Six.  Bij De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp.
Ik doe het als u schrijft over Locatelli.  Die componist was mij onbekend.  Ik ga op zoek.  Ik vind werk van hem.  Op Youtube.  Het kanaal, waarop u bijna alles kan vinden.  Ik luister terwijl ik lees.  Locatelli lijkt levend te worden.  Tastbaar.
 
Ik lees niet enkel de geschiedenis.  Ik beleef die ook.  Door verder uit te diepen wordt uw verhaal nog grootser.  Nog breder.  Nog dieper.  In confrontatie met uw boek besef ik dat ik helemaal niks weet.  Heel misschien weet ik enkele details.  Maar op die grote lijnen, die het grote verhaal samenbrengen, heb ik geen enkel zicht.  Uw boek doet een poging te verhelderen.  Die verheldering te kunnen lezen is meer dan heerlijk.
 
Ik lees over doelisten.  Over maagschappen.  Over de Kleine IJstijd.  Ik lees over impression management.  Over visiterijden.  Over de meest exclusieve mannenclub Onder Ons.  Ik lees over plantenjagers.  Zelfs over kezen lees ik.
 
Beste Geert, ik wil u uitnodigen.  Om naar Gent te komen.  U hoeft niet achter een slaapplaats te zoeken.  Die bied ik u graag aan.  U mag bij mij verblijven.  Maar laat mij u waarschuwen.  Mijn uitnodiging is niet vrijblijvend.  U zal wel al weten dat er ook nu een addertje onder het gras zit.  Dat is vaak zo bij dergelijke aanbiedingen.  Ik ben hierop geen uitzondering.  In ruil voor een slaapplaats wil ik u vragen een verhaal te schrijven over Gent.  Mijn stad.  U mag de familie zelf uitkiezen.  Daarin laat ik u vrij spel.  U mag die familie gebruiken zoals u in uw nieuwste boek deed.  Als kapstok voor het grote verhaal.  Zo zal ik mijn stad leren kennen.  Mijn land.  Zo zal ik de positie van mijn stad en land in de wereld leren kennen.  Wat u in uw boek bewerkstelligde met Six en Amsterdam zal u ook met Gent kunnen.  Ik kijk nu al uit naar uw komst.  Met eenzelfde zenuwachtigheid waarmee ik vroeger uitkeek naar de komst van die brave man uit Spanje.  Sinterklaas.
 
Ik wil u danken voor die wondermooie momenten.  Die momenten waarin ik in uw boek mocht springen.  Ik keek uit naar die momenten.  Op die momenten dreef ik weg.  Keerde ik terug naar andere tijden.  Tijden, waarvan ik nu meen die iets beter te begrijpen.  Daarvoor, beste Geert, wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Wim Backx
Gent – Zwijnaarde
 
PS: Heel misschien weet u het niet maar in uw boek schuilt ook een uitnodiging.  Een invitatie om naar Amsterdam te komen.  Naar het Huis van Jan Six.  Want ik las dat het Huis toegankelijk is voor het publiek.  Dat wil ik niet missen.  Die kans wil ik grijpen.  Wat u beschreef, wil ik zien.  Ik kom dus naar Amsterdam.  Zoveel is zeker.  Zodat het verhaal tastbaarder wordt.  Nog tastbaarder dan het nu al is.

 
 

donderdag 11 augustus 2016

Arno, gezien op Lokerse Feesten. Brief aan Arno Hintjens.

Beste Arno,
 
Met ogen van verbazing las ik de affiche van de Lokerse Feesten.  Ik bedoel dan de affiche voor dinsdagavond.  De internationale vedette Van Morrison stond vóór u geprogrammeerd.  Indien het geen festival was, zou dit te interpreteren zijn alsof Van the Man uw voorprogramma verzorgde.  Die internationale vedette zou het publiek vóór u, onze nationale volksheld, moeten entertainen.  Dat wekte enige verbazing bij mij.  Zelfs als fan was ik verbaasd.  Hierin kon ik enkel een eerbetoon lezen aan uw muzikale carrière.  Een respectvol eerbetoon vanwege de organisatoren.  Dat gebaar kon ik enkel appreciëren.
 
Ik heb gisteren gezien wat leeftijd kan doen met een artiest.  Met een performer.  Wees gerust, ik heb het niet over u.  Ik heb het over uw voorprogramma.  Over Van Morrison.  Die is net geen eenenzeventig.  Dat wordt hij heel binnenkort.  Hij leek zich bewust van zijn leeftijd.  Was het concert van de Noord-Ierse zanger dan slecht? Neen, zo zou ik het niet durven noemen.  Het was rustig.  Te rustig.  Enkel op het einde leek hij zich bij Gloria te realiseren wat nog komen moest.  Hij zocht aansluiting bij datgene wat hij van u zou mogen verwachten.  Dus schakelde hij in een iets hogere versnelling.  Te laat.  Al te lang had hij gespeeld als een muzikant op pensioen.  Als een professionele muzikant op pensioen.  Alsof hij geen tanden had.  Tanden om zich in de muziek vast te bijten.  Graag had ik de man op het Gentse Sint-Pietersplein zien staan.  Weg van een festival.  Enkel Van Morrison.  Hij en niemand anders.  Het zou beter zijn.  Denk ik.  Maar aan deze overpeinzingen hebt u geen boodschap.
 
Dan kwam u.  U bent pensioengerechtigd.  U bent zevenenzestig.  U had kunnen zeggen dat het genoeg geweest was.  U zou kunnen genieten van een rustige, ouwe dag.  Daarop hebt u recht.  Het leven van een muzikant kan beschouwd worden als een zwaar beroep.  Daarover bestaat geen enkele discussie.  We hoeven maar naar u te kijken en wij begrijpen het.  U bent getekend door die vele jaren vol van rock ‘n-roll.  U zou op uw lauweren kunnen rusten.  Maar dat doet u niet.  Bewust.  U hebt nog te veel te vertellen.  U bent nog te gedreven.  Uw leeftijd zegt misschien het tegendeel maar u bent nog steeds een jonge wolf.
 
Dat u nog een jonge wolf bent, bewees u gisteren.  U ging voluit.  Geen voorzichtig aftasten.  U smeet zich.  Zonder enige rustpauze.  Of toch, vroeg in de set bracht u Elle adore le noir.  Maar dat was het.  Enkel op dat moment konden we even naar adem happen.  Enkel op dat moment kon u even rusten.  Want nadien ging het hard.  Stevig en hard.  U bracht een korte set.  Het beste van het beste.  U maakte een bondige samenvatting van het concert, dat u speelde in de Ancienne Belgique.  In april van dit jaar.  Die set was een overzicht.  Uit elk album leek u een nummer gekozen te hebben.  Van alle samenwerkingen bracht u wel een nummer.  Charles And The White Trash European Blues Connection waren aanwezig.  Net als The Subrovnics.  Of TC Matic.  Die waren er ook.
 
U zong Je veux nager.  U zong Que pasa.  U zong No job, no rock.  Meet the freaks, dat zong u ook.  Net als Brussels.  En Putain, putain.  U zong Sex, qu'est ce que c'est.  Ik kan doorgaan.  Blijven doorgaan.  Elk lied werd gezongen op het juiste moment.  Met diezelfde overtuiging.  Die overtuiging dat het misschien de laatste keer is.  Die laatste keer moet goed zijn.  Geen half werk dus.  Volle overgave.  Geen twijfel.

U speelde ook nieuwe nummers.  Maar die kende ik niet.  Nog niet.  Ik wil u best vertellen hoe dat komt.  Maar dan moeten we even weg van de Lokerse Feesten.  Even weg van het concert.  Ik had uw nieuwste album gekocht.  Maar er was iets eigenaardigs met dat schijfje.  Mijn speler kon die niet inlezen.  Ik kon dus niet genieten van uw nieuwste werk.  Uw nieuwste werk bleef en blijft mij onbekend.  Een nieuwe poging met een nieuw schijfje gaf hetzelfde resultaat.  Telkens bracht ik het schijfje terug naar de winkel.  Omdat het mij niet lukte.  Omdat mijn speler het liet afweten.  Uw nieuwste Human Incognito ontbreekt dus in mijn verzameling.  Tot mijn spijt.  Tot mijn grote spijt.  Maar ik heb die nieuwe nummers toch gehoord.  Op de Lokerse Feesten.  Zij waren goed.  Meer dan goed.  Zij pasten in het rijtje.  Naadloos.

Het was een feest.  Dat zagen we.  Het publiek ging uit de bol.  At uit uw handen.  U ging ons voor.  Wij volgden.  Gretig en met veel goesting.  Dit was een hoogmis van de rock and roll.  U was de hogepriester.  Wij keken niet vooruit.  Wij keken niet achterom.  Wij zaten in het moment.  Wij dansten.  Stelden ons geen vragen.  Wij zongen uit volle borst.  Oh la la la.  Want dit was magnifique.  Très magnifique.
 
Dan kwam dat ene minpuntje van uw concert.  Het einde.  Uw concerten zouden niet mogen eindigen.  Die zouden moeten doorlopen.  Omdat uw concert telkens weer dat ene, wonderlijke teweegbrengt.  Elke keer weer tovert u een glimlach op ons gezicht.  Die glimlach willen wij aanhouden.  Uren lang.  Dagen lang.  Daarom zou u moeten doorgaan.  Daarom vonden wij het spijtig dat na iets meer dan één uur spelen dat verdomde einde kwam.  Op het podium had u enkele malen gevloekt.  Het was geen godslastering.  Zo beschouwde ik het niet.  Het was een deel van uw persoonlijkheid.  Als performer.  Aan het eind meende ik u te mogen citeren.  Godverdomme, dat is wat ik zei.  Luidop en hard.  Want het concert was voorbij.  Wij moesten afscheid nemen.  Dat doet pijn.  Veel pijn.  Zo veel pijn dat wij enkel kunnen vloeken.
 
Beste Arno, ik zag u opnieuw aan het werk.  De hoeveelste keer? Ik kan het niet zeggen.  Ergens onderweg ben ik de tel kwijtgeraakt.  Maar zelfs deze eerder korte passage blies mij omver.  Van mijn sokken, zoals zij ook wel eens durven te zeggen.  Ik was behoorlijk onder de indruk.  Opnieuw wist ik waarom ik ooit fan geworden was.  Omwille van die nooit aflatende passie.  Passie voor de muziek.  Passie voor het publiek.
 
Terecht was u de headliner.  Terecht stond u bovenaan de affiche.
 
Om al die redenen wil ik u danken.  U schonk mij een spetterende avond.
 
Met vriendelijke groeten.
 
 

dinsdag 9 augustus 2016

Een gouden wielrenner. Brief aan Greg Van Avermaet. Brief aan een olympisch kampioen.

Beste Greg,
 
Ik zou u willen aanspreken met een adellijke titel.  Ik zou u willen aanspreken met ridder.  Maar ik kan het niet.  Hiermee zou ik vooruitlopen op de zaken.  Dat wil ik niet.  Nochtans is dat wat zal gebeuren.  U zal ontboden worden bij de koning.  Voor het oog van de camera zal hij u feliciteren.  Weg van de camera’s zal hij u bedanken.  Hij zal u uitgebreid danken.  Want u hebt het land verenigd.  U hebt datgene gedaan waarin politici maar niet slagen.  Uit onwil? Uit onmacht? Uit onkunde? Het antwoord op al die vragen is een politieke discussie.  Politiek wil ik uit deze brief weghouden.  Omdat dit niet de juiste plaats is.  Maar u hebt alle Belgen verenigd.  Dat is een feit.  U hebt het onderscheid uitgegomd.  Weggeveegd.  Er bestond geen Vlaming of Waal.  Er bestond geen rijkdom of armoede.  Er bestond geen autochtoon of allochtoon.  Wij waren Belgen.  Toch voor heel eventjes.  Om die reden zal onze koning u willen ridderen.  Want hij kan niet achterblijven.  U wordt sportman van het jaar.  U wordt flandrien van het jaar.  U wint de sportverdienste.  Dan moet u ook geridderd worden.  Dat zal onze koning beseffen.  Daarover bestaat geen twijfel.  Maar zoals ik al zei, ik loop vooruit op de dingen.
 
Ik heb niet gekeken.  Niet omdat ik het vergeten was.  Ik wist het wel degelijk.  Ik heb niet gekeken omwille van mijn bijgeloof.  Ik geloofde dat het fout zou aflopen indien ik toch zou kijken.  Dat u door mij de overwinning zou mislopen.  Daarom keek ik niet.  Ik vluchtte het huis uit.  Dat is veel beter dan niks doend mijn nagels af te bijten.  Ik haastte mij naar de zee.  Onze Belgische kust.  Aan de kust kon ik die olympische wedstijd uit mijn hoofd zetten.  Ik dacht niet aan u.  Ik dacht niet aan uw collega’s.  Ik dacht niet aan die mogelijke kans op een medaille.  Ik genoot.  Want eindelijk was het nog eens goed weer.  Zomerweer.  Dat gebeurt niet veel.  Toch niet in ons landje.  Toch niet dit jaar.  Van die zeldzame momenten moet een mens genieten.  Dat deed ik dus.  Terwijl u aan het zwoegen was.  Terwijl u één van uw beste wedstrijden reed.  Terwijl u één van uw beste momenten beleefde.  Want u had goede benen.  Dat wist ik toen allemaal niet.  U ploeterde.  Ik kuierde.  U ging diep.  Ik luierde.
 
’s Avonds kwam ik thuis.  Mijn digitale brievenbus puilde uit.  Want iedereen wou mij dat ene nieuwsfeit melden.  Dat u die felbegeerde gouden medaille had weggekaapt.  U deed Nibali, dé titelkandidaat, in het stof bijten.  U was die dag de onklopbare heer en meester op de weg.  Iedereen moest wijken.  Op uw vakmanschap stond geen maat.  U leek te tappen uit een onuitputtelijk vat energie.  U brandde niet op.  Integendeel, u bleef gaan.  U bleef trappen.  Om aan de meet uiteindelijk iedereen het nakijken te geven.  U kwam alleen over de meet.  Als eerste.  België had een olympisch kampioen.
 
Ik vatte onmiddellijk post voor de televisie.  Al het andere moest wijken.  Ik wou u zien.  Ik wou die wedstrijd zien.  Of toch zeker een samenvatting.  Een samenvatting van de beslissende momenten.  Ik moest even wachten.  Op het laatavondjournaal.  Intussen ging ik op internet.  Las ik alle commentaren.  Die commentaren waren eensgezind.  Vol lof.  U had een slimme wedstrijd gereden.  Een tactische wedstrijd.  U had op het juiste moment de juiste beslissing genomen.  Dat kan enkel als het in uw hoofd goed zit.  Dat scheen zo te zijn.  U geloofde in uw kansen.  U was overtuigd van uw kansen.
 
Ik keek.  In uitgesteld relais.  Ik keek en lachte.  Want ik was gelukkig.  Intens gelukkig.  Om die gouden medaille.  Maar meer nog dan die gouden medaille was ik gelukkig om u.  Voor u.  Want niemand meer dan u verdiende die medaille.  Althans, dat is wat ik dacht.  U beseft wat het vak van wielrenner inhoudt.  U doet wat het ambacht vraagt.  U rekent niet.  U rijdt.  Hard.  Voluit.  U wacht niet af.  U valt aan.  Eén enkele keer als het kan.  Twee, drie, vier of meer keren als het moet.  U geeft niet op.  Nooit.  U blijft gaan.  Omdat het wielrennen dat van u vraagt.  Van u verlangt.  Omdat u beseft dat die ingesteldheid de essentie is van het wielrennen.
 
Ondanks het feit dat ik de uitslag kende, keek ik intens.  Alsof ik twijfelde dat u ook in de herhaling zou winnen.  Ik riep u toe.  Ik supporterde net zo hard.  Ik beet nog op mijn nagels.  Jawel, de zenuwen gierden doorheen mijn hele lichaam.  Het lijkt gek.  Maar zo was het.  Die laatste kilometers stond ik recht.  Toen u over de meet reed, plofte ik in de zetel.  Want pas nu drong het echt tot mij door.  Pas nu leek het onherroepelijk vast te staan.  U was de winnaar.  U was olympisch kampioen.  Tranen welden in mij op.  Maar ik hield ze in.  Liet ze niet de vrije loop.  Ik ben een man.  Echte mannen huilen niet.  Dat wordt gezegd.  Soms gedraag ik mij naar algemene dwaasheden.  Daarom huilde ik niet.
 
Met u wil ik nu al een afspraak maken.  Op zestien oktober zal ik geen televisie kijken.  Ik zorg dat ik die dag andere afspraken heb.  Zodat u wereldkampioen kan worden.  Mij lijkt het een heldere afspraak.  Een afspraak, waarvan ik meen dat u zich hierin kan vinden.  Ik zal mijn deel van de afspraak nakomen.  Akkoord, ik heb het gemakkelijker.  Voor u ligt het iets moeilijker.  Maar u kan het.  Met diezelfde inzet moet u ook dat varkentje kunnen wassen.  Ik wens het u toe.
 
Niet enkel wens ik u de titel van wereldkampioen toe.  Ik wens u tevens een fantastisch volksfeest bij thuiskomst.  Ik wens u een fijne babbel met de koning.  Ik hoop dat u hem kan zeggen dat het niet uw taak is te verenigen.  Dat u slechts een wielrenner bent.  Dat de kracht van verenigen bij eenieder ligt.  Niet enkel bij u.  Maar dat is dan weer politiek.  Dat hoort hier niet.  Niet in deze brief.  Ik wens u nog vele, succesvolle jaren.  Jaren, waarin u ons dat heerlijke, fantastische en warme supportersplezier gunt.  Dat alles wens ik u toe.
 
Beste Greg, dank u wel.
 
Met vriendelijke groeten.

donderdag 4 augustus 2016

Uitgelezen: Het smelt. Brief aan Lize Spit.

Beste Lize,
 
Ik had u gezien in De Standaard.  Ik las uw gesprek met juffrouw Leen Horemans.  Met enige vertraging las ik het interview met u in Humo.  Beide gesprekken las ik kort op elkaar.  Deze samenloop kon geen toeval zijn.  Ik zag hierin een teken.  Via die samenvallende gesprekken leek u te suggereren dat ik uw boek moest lezen.  Dat ik uw boek dringend moest lezen.  Dat ik niet meer mocht talmen.  Vele lezers waren mij voorgegaan.  Nu was het mijn beurt.
 
Iedereen leek wel een mening te hebben over uw boek.  Iedereen leek wel uw boek gelezen te hebben.  Ik wou meepraten.  Ik wou mij mengen in de discussie.  Maar dan moest ik het boek lezen.  Zo niet kon ik mij geen oordeel vormen.  Er zijn slechts weinig zaken waarin kennis noodzakelijk is om een mening te mogen ventileren.  Dat merk ik al te vaak.  Tot mijn grote spijt.  Iedereen waant zich een autoriteit op alle gebied en meent vanuit die hoedanigheid ongezouten zijn kritiek te mogen spuwen.  Zonder enige terughoudendheid.  Literatuur vormt hierop gelukkig een uitzondering.  In de wereld van de literatuur geldt nog die gulden stelregel dat zonder te lezen geen oordeel kan gevormd worden.  Toch niet over het eigenlijke boek.  Over de eigenlijke inhoud.
 
Ik ging op reis.  Uw boek ging mee.  Ik had een dun boekje verwacht.  Dat is uw boek niet.  Uw boek is een kanjer van meer dan vierhonderd bladzijden.  Toch ging het boek in mijn handbagage.  Ik nam enkel één koffer mee.  Enkel handbagage.  Dat is goedkoper.  Het zijn moeilijke tijden.  Dan moeten wij uitkijken.  Kijken hoe we op onnodige luxe kunnen besparen.  Uw boek kreeg voorrang op enkele onderbroeken.  Een onderbroek kan al eens gewassen worden.  Kan zo een tweede keer gedragen worden.  Literatuur vraagt offers.  Offers, die ik graag breng.  Enkele onderbroeken bleven thuis.  U reisde mee.  De kracht van het compromis.
 
In vele commentaren had ik gelezen dat uw boek nogal zwaar op de hand was.  Dat bleek nogal mee te vallen.  Toch in den beginne.  Akkoord, veel vreugde valt niet te halen uit uw boek.  Enige liefde lijkt Eva, het hoofdpersonage uit het boek, niet te ervaren.  Haar ouders drinken.  Niet zomaar één glaasje.  Zij drinken zwaar.  Elke dag.  Zelfmoordgedachten worden door de ouders openlijk geuit.  Aan Eva.  Dat legt een zware last op haar schouders.  Zij hunkert naar liefde.  Toch beleeft zij haar liefdes in stilte.  Nooit durft zij haar gevoelens te uiten.  Al te onzeker is zij over haar zelf.  Een verdraaid zelfbeeld.  Daarom blijft zij alleen.  Veroordeeld tot een vriendschap met twee schoolvrienden.
 
Ondanks die zwaarte ervaar ik tegelijk een zekere warmte.  Het kan een contradictie lijken.  Dat is het niet.  Ik zal het u verklaren.  Telkens u mij meenam naar Bovenmeer, reisde ik in mijn hoofd naar Wetteren.  Dat dorp is u heel waarschijnlijk onbekend.  Voor mij is dat dorp mijn roots.  Mijn geboortedorp.  Terwijl ik uw boek lees, herbeleef ik mijn jeugdjaren.  Mijn schooljaren.  Niet integraal.  Dat kan niet.  Dat is onmogelijk.  Wel denk ik aan bepaalde fragmenten.  Aan speelvrienden.  Aan schoolvrienden.  Ik denk aan mijn ouders.  Zij drinken niet.  Zij schenken liefde en warmte.  Heel af en toe schenken zij een pintje.  Die herinneringen doen mij vollopen.  Doen mij beseffen dat ik bevoorrecht was.  Tegenover anderen, die het heel wat minder hadden.  Zoals Eva.  Al die herinneringen doen mij beseffen dat ik een ongeschonden jeugd had.  Voorwaar, een onschatbare rijkdom.  Dat besef ik terwijl ik uw boek lees.
 
Ik voel mij niet schuldig hierover.  Maar dat verandert.  Op het moment dat ik tot de kern van het boek kom.  Tot datgene waarrond het hele boek draait.  Van dat moment af durf ik niet meer naar Wetteren terug te keren.  Door dat ene voorval met Eva raken ook mijn herinneringen aangetast.  Worden ook zij bevuild.
 
Na dat ene moment verandert mijn leeservaring.  Ik lees anders.  Minder vrijblijvend.  Ik lees verzwaard.  Beklemd.  Plots lijk ik beschaamd om die eerdere vrijblijvendheid.  Ik zag het aankomen.  Ik voelde het aankomen.  Toch bleef ik in mijn eigen wereldje.  Net als alle andere personages uit het boek.  Niemand lijkt zich te bekommeren om Eva.  Er zijn pogingen.  Kleine pogingen zonder weinig overtuigingskracht.  Net als ik blijft iedereen passief.  Niemand durft tussenbeide te komen.  Daarom gaat het boek de weg op, die het boek moet opgaan.  Een andere uitweg is niet mogelijk.  Het boek raast in volle vaart zijn niet af te wenden einde tegemoet.  Een afslag is niet meer mogelijk.  Geen enkele vluchtweg.
 
Ik lees de laatste bladzijde.  Ik voel mij vies en vuil.  Ik voel mij schuldig.  Om een niet te verklaren reden.  Ik sla het boek dicht.  Mijn vriendin vraagt of het een goed boek was.  Dat doet zij altijd.  Ik weet niet wat te antwoorden.  Ik aarzel het boek een aanrader te noemen.  Ik aarzel het boek aan te bevelen.  Want dan zou ik Eva dwingen opnieuw dat ene, gruwelijke moment te herbeleven.  Daarvoor wil ik haar behoeden.  Ik wil haar beschermen.  Daarom weet ik dus niet wat te zeggen.  Daarom zwijg ik.  Zucht ik zwaar.
 
Ondanks die stilte schrijf ik u toch deze brief.  Omdat ik u wil danken.  Omdat ik besef dat het boek toch moet gelezen worden.  Omdat ik in het boek een oproep lees.  Een oproep om niet passief te blijven.  Om in te grijpen op momenten dat wij het nodig achten.  Dat wij het juist achten.  Want dat gebeurt nu misschien te weinig.  Omdat wij menen het recht niet te hebben in andermans leven binnen te dringen.  Het recht niet hebben anderen terecht te wijzen.  Daarom zwijgen wij.  Met onherstelbare schade tot gevolg.  
 
Beste Lize, dank voor uw hartverscheurend maar toch mooie boek.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Wim Backx
Gent – Zwijnaarde 
 
PS: Uw boek zal verfilmd worden.  Met Veerle Baetens als regisseur.  Uw boek zal haar regiedebuut worden.  Ik weet niet wat het zal worden.  Toch zeg ik het nu al.  Ik ga niet kijken.  De pijn, die ik voelde bij het lezen van uw boek, wil ik niet nog eens beleven.  Een mens moet zichzelf afschermen van een te veel aan pijn.  Ik zal dus niet gaan.  Met deze weigering spreek ik mij niet uit over de capaciteiten van Veerle Baetens.  Ik geloof in haar.  Want ik besef dat uw boek zich uitzonderlijk leent tot een verfilming.  Het idee van dat ijsblok lijkt weggekaapt uit het ideeënkabinet van Quentin Tarantino.  Het eigenlijke verhaal zou kunnen geschreven zijn door de gebroeders Coen.  De film kan dus een succes worden.  Toch zal ik thuisblijven.  Ik hoop dat u het kan begrijpen.  Dat Veerle het kan begrijpen.