donderdag 27 april 2017

Uitgelezen: De wolkenmuzikant. Brief aan Ali Bader.

Beste Ali,
 
U schreef een boek.  Een dun boekje.  Net iets meer dan honderd bladzijden.  Dat boekje zou ik eventjes snel lezen.  Dat dacht ik.  Met die gedachte durfde ik niet aan te kloppen bij mijn moeder.  Mijn moeder is mijn klankbord als het over boeken gaat.  Zij zou mij terechtwijzen bij die onzuivere gedachte.  Zij zou iets zeggen van kwaliteit en kwantiteit.  Dat het een boven het ander te verkiezen is.  U bent een schrijver, u weet wel wat bovenaan dient te staan.  Ik zweeg dus.  Ik begon met lezen.
 
Al snel diende ik vast te stellen dat ook u mij berispte.  In uw boek las ik uw terechtwijzing.  Nog maar net begonnen, stelde ik vast dat in uw boek vele weerhaken schuilen.  Weerhaken, waaraan gedachten blijven hangen.  Waaraan de lezer blijft haperen.  Weerhaken, waarlangs niet zomaar voorbij gewandeld kan worden.  Zij dwingen tot een stellingname.  Zij confronteren de lezer.  Met zijn eigen gedachten.  Gedachten, die de lezer aan een gewetensonderzoek moet onderwerpen.  Het boekje wordt een boek.  Het aantal bladzijden blijft hetzelfde.  Dat verandert niet.  Maar de gedachten vermenigvuldigen zich bij het lezen.  Die stroom aan gedachten en stellingen stopt niet.
 
U dwingt de lezer na te denken over vluchtelingen.  Het vluchtelingendebat is alomtegenwoordig.  Wir schaffen das, dat zegt het ene kamp.  Het andere kamp zegt dan weer dat wij niet alle leed van de wereld op ons kunnen nemen.  Het ene kamp pleit voor open grenzen terwijl het andere kamp de grenzen wil sluiten.  U plaatst uw hoofdpersonage, Nabiel, middenin die discussie.  Hij is geen oorlogsvluchteling.  Hij komt uit Irak.  Dat land heet gepacificeerd te zijn.  In dat land woedt geen oorlog meer.  Dat denkt Europa.  Dat zegt Europa.  Heeft hij dan nog reden om zijn land te ontvluchten? Nabiel is muzikant.  Via zijn muziek wil hij het leven van andere mensen beroeren.  Op een positieve manier beïnvloeden.  Hij wil hun geest bevrijden.  Maar dat kan niet in Irak.  Volgens het geloof is muziek zondig.  Muzikanten zijn zondaars.  Nabiel lijkt geen bestaansrecht te hebben in Irak.  Daarom vlucht hij.
 
In Irak heeft Nabiel geen recht van bestaan.  Maar heeft hij dat wel in een ander land? Hij is geen oorlogsvluchteling.  Wat is hij dan wel? Een economische vluchteling? Of is hij wat sommigen in de politieke arena een gelukzoeker noemen? Angst verengt ons vermogen tot begrip.  Ons vermogen zich in te leven in andermans situatie.  Niet enkel oorlog verhindert een mens te zijn wie hij is.  Andere omstandigheden kunnen datzelfde effect hebben.  In Europa lijken wij dat niet te begrijpen.  Dat mag ik afleiden uit het huidige, Europese beleid.  De muren aan de buitengrenzen van Europa worden hoger en hoger.  De speelruimte om mensen tot Europa toe te laten worden daarentegen smaller en smaller.  Uw keuze voor Nabiel stelt deze discussie scherp.  Het dwingt de lezer tot een eerste stellingname.  Wie mag Europa binnen? Wie niet?
 
Nabiel vlucht.  Met de hulp van een mensensmokkelaar.  In een vrachtwagen.  Voor Nabiel lijkt dat een logische stap.  Een stap, die hij moet zetten om een grote kans op slagen te hebben.  Mensensmokkelaars kennen de weg.  Weten hoe het werkt.  Voor vluchtelingen lijkt die keuze bijna een evidentie.  Ook voor Nabiel.  Hij hoeft geen opties tegen elkaar af te wegen.  Hoeft niet te kiezen tussen verschillende mogelijkheden.  De smokkelroute, dat zal het worden.
In de westerse media worden die smokkelaars verketterd.  Veroordeeld.  Mensensmokkel moet hard aangepakt worden.  Zij lijken niet te begrijpen dat het Europese (wan)beleid inzake vluchtelingen net bestaansrecht geeft aan die smokkelaars.  Europa drijft vluchtelingen in de handen van die smokkelaars.  Hoe hoger de muren aan de Europese buitengrenzen, hoe groter de winsten voor smokkelaars.  Europa spijst de rekeningen van smokkelaars.
 
Over de vluchtweg van Nabiel bent u heel karig.  U lijkt weinig ophef te maken.  U brengt een nuchter verslag.  Jawel, Nabiel reist in een vrachtwagen.  In een grote houten kist.  Nooit wordt hij gelucht.  Zijn behoefte doet hij in plastic zakjes.  Dat zijn de details.  De weinige details.  Nauwelijks verontwaardiging.  Die emotie lijkt de grote afwezige in uw relaas.  Maar in die afwezigheid lees ik een parallel met de media.  Een bewuste parallel, door u getrokken.  Want ook in die media ontbreekt elke verontwaardiging.  Geen grote verhalen.  Geen grote pleidooien voor enige humaniteit.  Vluchtelingen halen de voorpagina's niet.  Of toch.  Enkel als er doden vallen.  Dan kan het.  Voor heel eventjes.  Die houding van journalisten tegenover de vluchtelingenproblematiek lijkt u te kopiëren.  
 
Ik lees uw boek.  Ik lach als Nabiel in Brussel arriveert.  Nabiel twijfelt.  Dit kan Brussel niet zijn.  Hij merkt te veel gelijkenissen met Bagdad, zijn thuisstad.  Nabiel vlucht om opnieuw thuis te komen.  Zo lijkt het wel.  Oorlogsgebied.  Verval.  Ruïnes.  Dat is wat Nabiel registreert.  Ik kan het niet helpen.  Ik moet lachen bij die aarzelende kennismaking met onze hoofdstad.  Ik denk aan Gwendolyn Rutten, voorzitster van Open VLD.  Ik denk aan haar recente uitspraak.  Aan haar overtuiging dat onze manier van leven superieur is aan alle andere.  Ik vraag mij af hoe selectief haar met veel bombarie aangekondigde Ronde van Vlaanderen wel moet zijn.  Via die Ronde wil zij in elke Vlaamse gemeente de polsslag van de samenleving gevoeld hebben.  Aan dat alles denk ik.  Om dat alles lach ik.  Ik lach om zoveel arrogantie.  Misplaatste arrogantie.
 
Vele weerhaken heb ik ontdekt in uw boek.  Maar dan is er nog die ene grote.  Nabiel heeft een droom.  Hij droomt van de ideale stad.  Een ideale stad heeft harmonie nodig.  Net zoals muziek.  Muziek kent Nabiel.  Dat is zijn leefwereld.  Muziek wordt gevormd door verschil tussen geluiden.  Maar verschil vraagt harmonie.  Een maatschappij is net als een orkest.  Is net als muziek.  Ook een maatschappij heeft nood aan harmonie.  Die droom had hij gehaald bij de filosoof al-Farabi.  In het werk van die filosoof vond hij inspiratie voor zijn droom.  In Brussel toetst hij de realiteit af aan zijn droom.  Die komen met elkaar in botsing.  Hij hoort, ziet en voelt dissonante geluiden in de gewenste harmonie.  Nabiel gaat twijfelen.  Die twijfel doet vreemde dingen met Nabiel.  Doet hem uitkomen bij vreemde, politieke stellingnames.  Doet hem twijfelen aan de mogelijkheid tot samenleven.
 
Die laatste weerhaak speelt nu nog altijd in mijn hoofd.  De droom van de ideale stad laat mij niet los.  Die botsing tussen droom en realiteit wil ik kunnen begrijpen.  Wil ik kunnen oplossen.  In periodes, waarin ik tijdens de dag heel eventjes durf te dagdromen, kom ik altijd weer uit bij uw boek.  Het houdt mij bezig.  Dat kleine boekje houdt mij nog altijd bezig.  Ik kan het niet loslaten.  Ik zoek.  Zoek.  Zoek.  Ik blijf zoeken.
 
Beste Ali.  Ik las uw boek.  Ik zal uw boek aanprijzen bij mijn moeder.  Ik zal niet zeggen dat het een dun boekje is.  Of toch wel.  Ik zal zeggen dat het een dun boekje is.  Maar meteen zal ik er aan toevoegen dat kwaliteit boven kwantiteit gaat.  Dat uw boek hiervan een perfecte illustratie is.  Dat zal ik haar zeggen.  Zij zal glimlachen.  Omdat ik het eindelijk begrepen heb.  Omdat u mij dit opnieuw hebt doen inzien.  Daarvoor wil ik u danken.  Voor die hernieuwde kennis en dat prachtige boek.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 25 april 2017

Uitgelezen: 2084, het einde van de wereld. Brief aan Boualem Sansal.

Beste Boualem,
 
U schrijft het in uw voorwoord.  U zegt dat uw roman geen waargebeurd verhaal is of geen betrekking heeft op een of andere gekende werkelijkheid.  Alles is verzonnen, zo zegt u klaar en helder.  Om alle misverstanden te vermijden.  Ik moet u mijn verontschuldigingen aanbieden.  Ik heb uw boek gelezen.  Ik heb dus ook uw voorwoord gelezen.  Uw waarschuwing.  Toch kon ik het niet laten.  Ik deed het bijna constant.  Ik dacht aan de huidige tijden.  Ik dacht niet enkel aan het Kalifaat van IS.  Die vergelijking ligt al te zeer voor de hand.  Enkel daaraan denken zou te gemakkelijk zijn.  Ik dacht aan andere landen.  Ik dacht aan Rusland.  Ik dacht aan Turkije.  Ik dacht aan Noord-Korea.  Ik dacht aan China.  Aan al die landen dacht ik.  Aan al de machthebbers binnen diezelfde landen.  Jawel, ik dacht zelfs aan de Verenigde Staten.  Aan het Trumpiaanse Amerika.
 
Nochtans staat de wereld die u schetst ver van onze huidige wereld.  Uw wereld is een eigen creatie.  U gidst de lezer door een akelige wereld.  Door een donkere, zwarte wereld.  Ik heb zo een licht vermoeden dat de zon weinig of niet schijnt in die wereld.  Voortdurend moest ik denken aan de film The Road.  Ruïnes.  Verval.  Desolaat.  In die door u gecreëerde wereld heerst het Systeem.  Het Apparaat.  De Rechtvaardige Broederschap, een congregatie van hoogwaardigheidsbekleders, die over het gelovige volk regeren en datzelfde volk naar het andere leven helpen te voeren.  Dat is de taak van die regering.  Om die taak tot een goed einde te brengen, oefent de regering een ongeziene controle uit op de bevolking.  Een controle zonder grenzen.  In alles wat de bevolking doet, kijkt de regering mee.  Over de schouders van de bevolking.  Geholpen door een gevaarlijk systeem van verklikken.  Ooit las ik de Goelag Archipel van Solzjenitsyn.  Datzelfde verderfelijke verklikkerssysteem vindt ik in uw boek terug.
 
Om die controle te vergemakkelijken, grijpt het Apparaat in.  De geschiedenis wordt afgeschaft.  Alles wat bestond vóór het ontstaan van Abistan (het land, waarover het Apparaat regeert) bestaat niet.  De bestaande wereld wordt hertekend.  Enkel Abistan bestaat.  Abistan is de wereld.  Daarbuiten bestaat niks.  Een eigen taal wordt uitgedacht.  Een officiële taal, die het enkel mogelijk maakt over geloof te praten.  Beperkt in zijn mogelijkheden tot kritisch denken.  Het nodige vocabularium ontbreekt hiervoor.
 
Het Apparaat fabriceert zijn eigen geruchten.  Het roddelcircuit is nodig om de mensen af te leiden van een zoektocht naar de waarheid.  Geruchten doet de bevolking aan alles twijfelen waardoor het niks meer gelooft.  Het Apparaat creëert zijn eigen, niet-bestaande vijanden.  Dat vijandbeeld is noodzakelijk om het volk samen te houden.  Samen sterk tegen een imaginaire vijand.  Bovendien is een constante oorlogsdreiging noodzakelijk om de mensen zich te laten vastklampen aan het geloof.  Want daarop is alles gebaseerd in Abistan.  Het geloof is het alfa en omega.
 
In een dergelijk systeem moeten de bewoners wel tam zijn.  Mak.  Het kan niet anders.  Toch is er één iemand, die opstaat.  Die tegen het systeem ingaat.  Een held, zo zou ik hem durven noemen.  Ati is de held uit uw boek.  In een afgelegen sanatorium, waar hij herstelt van ziekte, droomt hij.  Hij droomt van vrijheid.  Hij wil leven.  Ongeketend.  In vrijheid.  Daarvoor wil hij alles opgeven.  Zelfs zijn eigen leven.  Het leven is waard ervoor te sterven.  Anders zijn wij niet meer dan doden.  Onderworpen en onderdanige machines.  Zombies.  Dat schrijft u.  Dat ervaart Ati.  
 
Stap voor stap komt hij dichter bij de leugen.  Ontrafelt hij de leugen.  Om dan vast te stellen dat hij in die leugen onmogelijk kan leven.  Hij hoort van ontdekkingen over het bestaan vóór Abistan.  Hij zelf ontdekt verhalen, die getuigen van andere volkeren.  Hij gaat beseffen dat er wel degelijk grenzen zijn.  Geografische grenzen.  Andere landen bestaan.  Daar wil hij naar toe.  Hij wil de grens oversteken.  Want daar zal hij vinden wat in Abistan niet bestaat: vrijheid. 

De zoektocht is moeilijk.  Is hard.  Hij wordt geholpen.  Maar bij elke vorm van hulp moet hij constant op zoek naar de verborgen agenda van zijn helper.  Want in Abistan bestaat enkel achterdocht.  Vertrouwen lijkt wel onbestaande.  Voortdurend moet hij aftasten.  Hij moet zoeken naar oprechtheid.  Hij moet zichzelf de vraag stellen of hij niet wordt ingeschakeld in een machtsspelletje.  Een spelletje tussen verschillende facties, die strijden om de macht.  In dat gevaarlijke spelletje kan hij gemakkelijk vermorzeld worden.  Hij is slechts een te verwaarlozen pionnetje.  Hij hoedt zich dus voor misbruik.  Om zo zijn reis naar de vrijheid overeind te houden.  Om zijn vrijheidsdroom intact te houden.  Ati is het hoopgevende lichtpuntje, dat doorheen deze donkere bladzijden schittert.
 
 
Uw verhaal wordt best nog spannend.  Het einde zal ik voor mijzelf houden.  Zal ik in deze brief niet neerschrijven.  U kent het einde.  Ik ken het einde.  Anderen moeten het ontdekken.  Want dat is wat moet gebeuren.  Uw boek moet gelezen worden.  Boeken moeten niet verteld worden.  Daarvoor worden zij niet gemaakt.  Zij worden gemaakt om gelezen te worden.  In grote getale.  Toch als het een goed boek is.  

Uw boek is een goed boek.  Niet enkel omwille van het verhaal.  Ook omwille van die onderliggende boodschap.  Die onderliggende opdracht aan de lezer.  Aan de lezer vraagt u steeds beducht te zijn voor de waarheid, die ons langs allerlei kanalen wordt voorgeschoteld.  Dat vraagt u niet rechtstreeks.  Dat vraagt u via uw verhaal.  U roept de lezer op kritisch te zijn.  Alles continu in vraag te stellen.  Niks zomaar voor waar aan te nemen.  Om zo te vermijden dat onze huidige wereld aan het eind van de rit een Abistan zou worden.  U vraagt aan elke lezer een beetje Ati te zijn.  Op zoek naar de waarheid.  Strijdend voor de vrijheid.
 
Beste Boualem, ik wil u danken voor dit confronterende boek.  Voor dit boek, dat continu vragen stelt.  Dat de lezer continu dwingt antwoorden te zoeken.  Uw boek lezen was een ontdekkingsreis.  Doorheen een onbestaande wereld, waarin schaduwen van bestaande toestanden doorheen schitteren.  Van die reis ben ik ietsje wijzer teruggekeerd.  Daarvoor wil ik u danken.

Met vriendelijke groeten.

donderdag 20 april 2017

Golden Earring, gezien in Ethias Theater. Brief aan Barry, Cesar, George en Rinus.

Beste Barry,
Beste Cesar,
Beste George,
Beste Rinus,
 
Het moet vijfentwintig jaar terug zijn geweest.  Dat moet het zeker geweest zijn.  Toen zag ik jullie aan het werk.  Op een festival.  Ergens in West-Vlaanderen.  Wij waren fan van The Scene.  Zij stonden als headliner op de affiche.  Wegblijven was dan geen optie.  Wij moesten er bij zijn.  Zoals bij elk concert van The Scene.  Zoals op elk festival met The Scene.  Heel waarschijnlijk moeten wij jullie toen gehoord hebben.  Ik kan het niet met zekerheid zeggen.  Ik vermoed het.  Wij kwamen enkel voor The Scene.  Al wat vóór The Scene kwam, beschouwden wij als voorprogramma.  Dat voorprogramma kon gemakkelijk genegeerd worden.  Enkel Thé Lau en de zijnen schonken wij onze aandacht.
 
Na dat festival heb ik jullie niet meer gezien.  Toch niet live.  Toch niet op een podium.  Heel af en toe liepen wij elkaar wel eens tegen het lijf.  Op een feestje of een fuifje ging ik vol overgave op de dansvloer staan als de deejay koos voor When the lady smiles.  Op dat moment moest er gedanst worden.  Dat deed ik dan ook.  Er waren nog andere momenten dat wij samen zaten.  Heel regelmatig greep ik terug naar dat ene plaatje Face it.  Dat is de enige plaat, die ik van jullie heb.  Maar het is meteen een goede plaat.  Naar dat schijfje heb ik vele malen geluisterd.  Altijd met eenzelfde enthousiasme.  Altijd met dezelfde overtuiging dat in dat ene schijfje echt vakmanschap schuilt.
 
Enkele maanden terug keek ik naar een documentaire.  Op de Nederlandse televisie.  Ik keek naar Vreemde Kostgangers.  Een project van Boudewijn De Groot, Henny Vrienten en George Kooymans.  Ik keek naar een documentaire én een concert.  Beide werden mij aangeboden door de Nederlandse televisie.  Ik nam dankbaar in ontvangst.  Want wat ik zag, ontroerde.  Ik keek naar George Kooymans.  Ik luisterde naar Ik ben op weg.  Terwijl ik naar dat ene liedje luisterde, ging ik denken dat het toch niet kon dat ik Golden Earring nog nooit echt aan het werk zag.  Toch niet met de volle aandacht.  Ik ging beseffen dat ik die fout snel diende te herstellen.  Fouten maken mag.  Fouten herstellen moet.  Toch als het enigszins kan.
 
Jullie boden mij die kans.  Jullie kwamen naar Hasselt.  Ik kocht een kaartje.  Omdat het moest.  Omdat het juist voelde.  Omdat ik één van de langst bestaande rockbands eindelijk aan het werk wilde zien.  Ik wist niet wat te verwachten.  Uw repertoire is mij vreemd.  Ik ken de klassiekers.  Ik ken Radar love.  Ik ken Twilight zone.  Ik ken When the lady smiles.  Maar dan stopt het.  Verder reikt mijn kennis niet.  Maar net dat maakte het spannend.  Ik wist niet wat ik mocht verwachten.  U kon mij enkel verrassen.  Die verrassing kon twee kanten uit.  Negatief of positief.
 
U kwam op.  U begon.  Wat er toen gebeurde, kan ik nu nog moeilijk omschrijven.  Ik ging op de rand van mijn stoeltje zitten.  Mijn excuses, ik had gekozen voor een zitplaats.  Die bekentenis moet ik u doen.  Ik ben geen broekventje meer.  Ik pas voor het slagveld aan het podium.  Daartussen beweeg ik mij niet meer.  Ik kies voor afstand.  Maar daarom niet voor minder betrokkenheid.  Want heel de avond lang voelde ik mij meer dan betrokken.  Ik was geen passieve waarnemer.  Ik was een actieve deelnemer.  Zelfs vanop mijn stoeltje.  Die zaterdagavond heb ik stoeltjesdansen tot olympische discipline verheven.  Stilzitten kon ik niet.  Op dat zitje ging ik wild tekeer.  Ik voelde mij zanger.  Ik voelde mij gitarist.  Ik voelde mij drummer.  Ik voelde mij bassist.  Al die verschillende rollen verenigde ik in mijzelf.  Vanop mijn stoeltje beleefde ik een wilde avond.  Ik liet mij volledig gaan.  Geen grenzen.  Indien er toch grenzen waren, ging ik voorbij die grenzen.  Ver voorbij.  Ik liet mij niet intomen.  Dat kon niet.  Uw muziek gaf daartoe geen gelegenheid.  Dit was pure rock and roll.  Onversneden rock.
 
Pas aan het eind van de show liet u toe dat ik achterover leunde.  Pas dan mocht ik eindelijk naar adem happen.  Voordien lukte mij dat niet.  Al te zeer onder de indruk van uw prestatie.  Pas aan het eind van de show lukte het mij alles even terug te spoelen.  Lukte het mij te blijven stilstaan bij alles wat was gepasseerd.  Dat was veel.  Heel veel.  Ik zag opnieuw de groep.  Ik zag opnieuw Golden Earring.  Een goed geoliede machine.  Niet onderhevig aan slijtage.  Ik hoorde opnieuw die solo’s.  Niemand moest in de schaduw staan.  Iedereen mocht schitteren.  Elkeen kreeg zijn moment.  Opnieuw dacht ik aan dat moment, waarop ik mij op een concert van Pink Floyd waande.  Ik dacht aan al die kleine dingen.  Die kleine dingen, die noodzakelijk zijn om iets te laten uitgroeien tot iets groots.  Want dat is wat ik zag.  Ik zag een indrukwekkend concert.  Ik zag indrukwekkende muzikanten.
 
Vroeger werd mij vaak die vraag gesteld.  Vaak vroegen zij mij wat ik later wilde worden.  Die vraag stellen zij mij nu niet meer.  Vandaag is het later.  Ik ben in het later gearriveerd.  Nu stellen zij mij die andere vraag.  Wat ik zal doen als ik oud ben.  Wat ik zal doen als ik ouder ben.  Lange tijd kon ik geen antwoord verzinnen op die vraag.  Nu weet ik het.  Ik wil op het podium staan.  Ik wil zingen.  Ik wil performen.  Net zoals jullie deden.  Net zoals jullie doen.  Want wat jullie doen, is puur amusement.  Is zuiver spelplezier.  Daarvan wil ik nog kunnen proeven als ik ouder ben.  Een droom? Ik weet het niet.  Zaterdagavond liet u mij zien dat het mogelijk is.  U liet mij zien dat op feesten geen leeftijd staat.  Dat stelt mij gerust.
 
Beste Barry.  Beste Cesar.  Beste George.  Beste Rinus.  Eindelijk zag ik u aan het werk.  Ik ben een tevreden mens.  Ik zag de langst bestaande rockband ter wereld en ik zag dat het goed was.  Meer dan goed.  Voor dat gezellig feestje wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.
 
PS: Misschien moet ik wel naar Zottegem.  Want u speelt op Rock Zottegem.  Misschien moet ik wel naar Vreemde Kostgangers.  Want een nieuwe concertenreeks is voorzien.  Het worden drukke tijden.  Zoveel is zeker.  Maar net zozeer worden het mooie tijden.  Ook dat is zeker.

 
 

dinsdag 18 april 2017

We free kings, gezien in Handelsbeurs. Brief aan Wilfried De Jong en Wim Opbrouck.

Beste Wilfried,
Beste Wim,
 
Enkele maanden terug was ik op weg naar uw Gentse theater.  Ik had een kaartje voor Sneeuw.  Ik ben er nooit geraakt.  Onderweg raakte ik met de fiets vast in de tramsporen.  Ik ging over kop.  Kwam onzacht in aanraking met de openbare weg.  In het theater kwam ik niet.  Wel op spoed.  Een wonde boven mijn oog moest gehecht worden.  Nooit zal ik weten wat ik gemist heb.  Dat kan twee kanten uit.  
 
Voorbije donderdag was het anders.  Ik had de fiets aan de kant gelaten.  Ik kwam met de tram.  Want dat had ik pas recentelijk ontdekt.  Een ticket geldt tevens als vervoersbewijs bij De Lijn.  Niks gemakkelijker, dacht ik zo.  Aan mijn huisdeur, de tram op.  Aan het theater, de tram uit.  Jawel, heel soms kan het leven eenvoudig zijn.  Die donderdagavond werd het geen spoedafdeling.  Die avond werd het theater.
 
We Free Kings.  Dat was de naam van de voorstelling.  Ik was niet voorbereid.  Ik had enkel een ticket.  Met daarbovenop de kennis dat jullie de gastheren waren.  Dat jullie op het podium stonden.  Meer wist ik niet.  Die weinige kennis volstond.  Mij leek het een garantie op een geslaagde avond.  De inleiding, kort vóór de voorstelling, liet ik aan mij voorbijgaan.  Voorkennis kan schadelijk zijn.  Kan soms strafbaar zijn.  Aan strafbare feiten wil ik mij niet blootstellen.  Bovendien wil ik mijn blikveld zo ruim mogelijk houden.  Ik wil mij niet laten beïnvloeden door mogelijke interpretaties.  Ik wil mij niet laten inperken.  Ik wil zelf op zoek gaan.  Zelf op zoek naar mijn interpretatie.
 
Die keuze maakte het mij niet gemakkelijk.  Want ik werd meteen ondergedompeld in een vreemde wereld.  Een wereld waarin ik geen houvast had.  Ik keek angstig om mij heen.  Om mij toch ergens aan vast te klampen.  Dat lukte niet.  Ik bleef spartelen.  Dat vreemde gevoel duurde een tijdje.  De onwennigheid ebde niet meteen weg.  Bleef aan mij hangen.  Tot dat ene moment.  Dat ene moment dat ik alles helder zag.  Dat ene moment dat ik het licht zag en eindelijk begreep waarover jullie het hadden.  Dan kon ik terugblikken.  Dan kon ik gaan interpreteren.  Vrijheid, dat was het onderwerp.  Dat was het grote thema.
 
Pas toen begreep ik de vrijheid van de slak.  Door de mens wordt de snelheid van een slak gezien als een beperking.  Op te veel tijd kan zij slechts een te beperkt traject afleggen.  Wij denken zo dat die vrijheid wordt ingeperkt.  Maar dat is het niet.  Een slak functioneert in een andere wereld.  Een wereld waarin de vrijheid net ligt in die beperking.  De vrijheid ligt in die traagheid.
 
Pas toen begreep ik waarom jullie kozen voor koningen als personages.  Het waren geen koningen zoals wij ze kennen.  Geen koning Willem-Alexander.  Geen koning Filip.  Dat waren jullie niet.  Jullie waren koningen zonder land.  Koningen op de dool.  Net daarin lag jullie vrijheid.  Eindelijk geen protocol meer.  Eindelijk waren jullie heer en meester over jullie eigen leven.  Enkel die kroon herinnerde nog aan die vroegere functie.  Voor de rest was er absolute vrijheid.  Jullie waren niet op de vlucht.  Jullie waren op reis.  Rondkijken.  Zich verbazen.  Over datgene wat jullie zo lang niet hadden gezien.  Niet hadden geproefd.  Niet hadden gehoord.
 
Pas toen begreep ik die revolutie.  Jullie gingen wild tekeer.  Balden de vuisten.  Schreeuwden.  Dat was meteen nadat jullie dat ene woord lieten vallen.  Staat.  Jullie hadden het over een staat.  Niet over een land.  Niet over een land met enkel plaatsen.  Plaatsen om te zijn.  Wel over een staat.  Met steden en dorpen.  Het staatsgevoel.  Het natiegevoel.  Een land wordt staat.  Een lichte vaagheid wordt concreet.  Concreter.  Het lijkt een beperking van de vrijheid in te houden.  Een beperking van het denken.  Dingen moeten wettelijk geregeld worden.  Er moeten verdragen gesloten worden.  Er moeten regeltjes bedacht worden.  Er moeten grenzen verdedigd worden.  Gevoeligheden spelen op.  Alles wordt gecompliceerd.  Absolute vrijheid kan niet meer.  De wetten, u kent het wel.
 
Pas toen begreep ik dat dansje aan het eind.  Dat dansje met die dranghekkens.  Dranghekkens stellen grenzen.  Perken de bewegingsvrijheid in.  Dranghekkens geleiden stromen.  Houden stromen achter veilige grenzen.  Jullie draaien het om.  Het dranghekken wordt een danspartner.  Iets bedreigends wordt iets frivools.  Iets speels.  Jullie keren de geldende beeldvorming om.  Een dranghekken staat plots synoniem voor vrijheid.  Want in dans schuilt de grootste vrijheid.  In de dans schuilt een eigen gekozen choreografie.
 
Pas toen begreep ik waarom jullie kozen voor jazz.  In die muziekvorm schuilt de grootste vrijheid.  In die muziekvorm wordt improvisatie omarmd.  Het laat zich niet insluiten door de drie minuten regel van een popsong.  Het mag ruimer.  Het mag breder.  Freewheelen wordt in deze stijl op waarde geschat.  Vandaar die keuze.  Omdat het de perfecte soundtrack is voor jullie ode aan de vrijheid.
 
Pas toen begreep ik jullie manier van zingen.  Jullie manier van neuriën.  In die manier schuilt volledige overgave.  Een sterke poëtische kracht spreekt uit die manier.  Een sterke gevoelsmatige kracht.  Geen woorden.  Wel klanken.  Die kunnen door iedereen anders geïnterpreteerd worden.  Iedereen kan zijn eigen vertaling maken.  Kan in die klanken eigen woorden leggen.  In uw zingen sluipt de grootste vorm van vrijheid.
 
Ik ging naar huis.  Met de tram.  Ik nam mijn boek.  Ik ging nog wat lezen.  In 2084 van Boualem Sansal.  Het lezen lukte mij niet.  Het boek gaat net over het tegenovergestelde van wat u deze avond bracht.  Dat boek verhaalt over onvrijheid.  Dat wou ik niet.  Ik wou mij grote vrijheidsgevoel niet laten aantasten.  Dat grote vrijheidsvuur, dat u had aangewakkerd, wilde ik niet doven.  Ik sloot het boek.  Dacht terug aan We Free Kings.  Aan een fantastische avond.  Aan een fantasierijke avond.  Aan een wonderlijke avond.  Aan een geslaagde avond.
 
Beste Wilfried.  Beste Wim.  Voor die fijne, inspiratievolle avond wil ik jullie danken.
 
Met vriendelijke groeten.
 
PS: Die herten? Over die herten moet ik nog even nadenken.  Daar ben ik nog niet uit.  Maar dat komt.  Daarvan ben ik zeker.
 

donderdag 13 april 2017

Uitgelezen: Van Peel tot Evenaar, Antwerpen - Dakar per Vespa. Brief aan Michael Van Peel.

Beste Michael,
 
Reizen, dat is waar uw boek over gaat.  Ik dacht dat we dat gemeenschappelijk hadden.  Ik dacht verkeerd.  Ik dwaalde.  Ik ga op vakantie.  U reist.  Dat onderscheid maakt u duidelijk in uw boek.  Ik zou mij geschoffeerd kunnen voelen.  Toch ben ik dat niet.  Want ik kan u volgen in die opdeling.  Een vakantie is een vastomlijnd gebeuren.  De route is uitgestippeld.  De overnachtingen liggen vast.  Vele dingen zijn vóór het vertrek al doorgenomen en beslist.  Dat is anders bij reizen.  Bij reizen ligt enkel het doel vast.  Want dat moet je hebben.  Zonder doel geen reis.  Maar al de rest is vrij in te vullen.  Al de rest wordt bepaald door het moment zelf.  Door toevallige ontmoetingen.  Door omstandigheden, waarop je als reiziger vaak nauwelijks enige grip hebt.  Een grotere bewegingsvrijheid is wat de reiziger kenmerkt.  Niet als reiziger zal ik dus uw boek lezen.  Wel als vakantieganger.  Maar daarom zal ik niet minder genieten van uw boek.  Integendeel.
 
Er is nog iets wat het genot van het lezen verhoogt.  U biedt troost.  U reikt mij de hand.  Ik ben een dromer.  In mijn hoofd droom ik van grote reizen.  Wereldreizen.  Vele jaren ben ik onderweg.  In mijn hoofd waan ik mij een ontdekkingsreiziger.  Doch evenwel.  Al die projecten blijven in mijn hoofd.  Worden geen realiteit.  Het gezond verstand zegt mij hieraan niet toe te geven.  Soms durf ik wel eens te vloeken om die laffe houding.  Soms had ik wat meer lef gewenst.  Het lef om die projecten over te brengen naar de werkelijkheid.  Net zoals u.  U veroordeelt mij evenwel niet om dat getob.  Om dat constante getwijfel en uitstel.  Neen, u hebt begrip.  In uw boek zegt u dat alleen al het besef dat wat je tegenhoudt je eigen, vrije en bewuste keuze is, heel bevrijdend kan zijn.  Dat te mogen lezen van een avonturier vind ik bevrijdend.  Met een gerust gemoed kan ik uw boek lezen.  Zonder enig zelfbeklag.  U hebt mij gezuiverd.
 
Ik noem u een avonturier.  Dat bent u inderdaad.  Want net geen tienduizend kilometer op een Vespa durf ik best te omschrijven als een avontuur.  Op vijftig dagen doorheen Frankrijk, Spanje, Portugal, Marokko, Mauritanië en Senegal.  Van Antwerpen naar Dakar.  Indien ik dat aan mijn vader had voorgesteld als mijn volgende reis, hij had mij gek verklaard.  U ziet, u bent een avonturier.
 
Als lezer stap ik met u op de Vespa.  Fictief rij ik achterop mee met u.  Om die fictie kan ik mij verheugen.  Ooit reed ik op één dag Rhodos rond.  Eveneens op een Vespa.  Ik was geradbraakt.  Al mijn spieren waren stijf.  Ik voelde mijn rug niet meer.  Wat een geluk dat ik bij aankomst op het strand onmiddellijk een masseuse ter beschikking had.  Zij kon mij tot leven wekken.  Een verrijzenis? Ik heb het meegemaakt.  Nu hoef ik het niet echt te doen.  U doet het voor mij.  U schenkt mij die luxe.  Dat comfort.  Daarvoor ben ik u dankbaar.
 
U vertrekt.  Vijftig dagen lang zal u in het paradijs vertoeven.  Want dat hebt u kunnen vaststellen.  Proefondervindelijk.  Het paradijs is geen plaats.  Het is een moment.  Die vijftig dagen zullen uw moment zijn.  Op die reis ervaart u dingen.  Beleeft u dingen.  U observeert.  U reflecteert.
 
U ontdekt wat gastvrijheid is.  Gastvrijheid zonder grenzen.  Een discipline, die wij bijna verleerd hebben.  U leert te ontvangen.  Geleidelijk bouwt u het wantrouwen tegenover dat ontvangen af.  U realiseert zich dat altruïsme wel degelijk bestaat.  Tegelijk beseft u dat ‘ja’ kunnen zeggen op een uitnodiging het algemene welzijn kan verhogen.  Een uitnodiging kan zomaar een uitnodiging zijn.  Zonder dat u daarachter meer heeft te zoeken.  Een invitatie kan oprecht zijn.  Dat alles ontdekt u.
 
U ontdekt ritmes.  Ritmes, waarvan u zich niet bewust was.  U ervaart dat reizen eigenlijk neerkomt op het vertragen van het eigen ritme.  Reizen is loslaten.  Reizen is zich overleveren.  Zich durven overleveren.  Reizen is echte vrijheid.  We verlaten de chaos.  Het gekke circus van het dagelijkse leven.  Met al zijn plichtplegingen.  Met al zijn verplichtingen.  Met al zijn regeltjes.  Op reis moet niks.  Op reis kan alles.  Jawel, totale vrijheid.  Of toch bijna.  Want u moet ook nog beslissingen nemen.  Daarvan wordt u niet vrijgesteld.  Wat te eten? Wanneer te tanken? Waar overnachten? Al die vragen leggen een zekere druk op uw schouders.  Een zekere stress.  Maar het is anders.  Het is reisstress.  Dat weegt lichter.
 
U ontdekt het ritme van de stad.  Elke stad een ander ritme.  Daaraan moet u zich aanpassen.  Dat vraagt tijd.  Dat vraagt zoeken.  Rondkijken.  Aftasten.  Dat te zoeken ritme mag niet te traag zijn.  Want dan wordt men voorbij gehold.  Mag niet te snel zijn.  Want dan gaat men aan alles voorbij.  Dat te zoeken ritme moet juist zijn.  Dance to the beat, noemt u het.  Eenmaal dat is gelukt, kan men optimaal genieten van een stad.  
 
U herontdekt wat vergezichten zijn.  Dat kennen wij niet.  Altijd wordt ons uitzicht wel belemmerd.  Nooit kunnen wij uitkijken op.  Telkenmale botsen wij wel tegen een gevel op.  Op uw reis is het anders.  U geniet van datgene wat een vergezicht kan doen met een mens.  In confrontatie met adembenemende panorama’s ademt de mens die alomtegenwoordige stilte in.  De mens wordt stil.  Diezelfde confrontatie lijkt zijn denken te verruimen.  Lijkt bestaande gedachtenmuurtjes te slopen.  Het verlicht een mens.  Figuurlijk.  Niet letterlijk.
 
U ontdekt niet enkel.  U denkt na.  U confronteert.  U vergelijkt.  U overweegt.  In al die overpeinzingen lees ik aanzetten tot een theatershow.  Sommige van die gedachten worden heel eventjes aangeraakt.  Andere worden meer uitgewerkt.  Ik lees die aanzetten.  Over stempels.  Boetes.  Over war on drugs.  Antisemitisme.  Over grenzen.  Expats en economische vluchtelingen.  Over BHV.  Ongemakkelijke stiltes.  Om sommige lach ik stilletjes.  Om andere moet ik luidop lachen.  Bulderen van het lachen, zoals ook wel eens wordt gezegd.
 
Ik las uw boek.  U nam mij mee op reis.  Achterop de Vespa.  Ik doorstond wat u doorstond.  Bloedhete temperaturen.  Minitornado’s.  Full blown zandstormen.  Mijnenvelden.  Ik zag wat u zag.  Slavernij.  Corruptie.  Samen met u werd ik een rijker mens.  Alweer niet letterlijk.  Alweer figuurlijk.  Ik werd rijk aan ervaringen.  Gedeelde ervaringen.  Want bijna voelde het echt.  Bijna was ik de reiziger.  Niet de lezer.
 
Samen met u was ik onderweg.  Volgens u is dat de mooiste manier van zijn.  Dat kan ik enkel beamen.  Zelfs al ben ik een vakantieganger.  Geen reiziger.  Want ook op vakantie ben ik onderweg.  Want ook op vakantie tracht ik op reis te zijn.  Van Antwerpen naar Dakar? Ik hoef het niet meer te doen.  Ik heb het gedaan.  Of beter nog, u hebt het gedaan voor mij.  Ik heb er van genoten.  Bijna even intens als u moet gedaan hebben.
 
Beste Michael, u schonk mij een mooie reis.  U schonk mij een mooi boek.  U schonk mij een mooi verhaal.  Daarvoor wil ik u danken.  Daarvoor moet ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 11 april 2017

Uitgelezen: Dagen zonder eind. Brief aan Sebastian Barry.

Beste Sebastian,
 
Ik kan het niet verklaren.  Ik las net het beste boek van het jaar.  Dat is wat ik zei tegen mijn vriendin.  Wij zaten samen aan de keukentafel.  Ik met uw boek.  Zij met de krant.  Dit weekendse tafereel kan u weinig romantisch voorkomen.  Toch is het dat wel.  Net het besef bij elkaar de nodige rust te vinden, durf ik als bijzonder romantisch te ervaren.  Maar ik wil het niet over romantiek hebben.  Ik wil het niet over de liefde hebben.  Ik wil het hebben over uw boek.  Ik wil u vertellen over dat vreemde gevoel.  Ik zei luidop dat uw boek het beste was wat ik dit jaar gelezen had.  Toen ik dat ook op papier wilde zetten, lukte het mij niet.  Toch niet meteen.  Mijn enthousiasme was groot.  Mijn inspiratie was klein.  Uit angst te falen tegenover u.  Uit angst te falen tegenover uw boek.  Want wat kan ik plaatsen tegenover uw uitmuntendheid?
 
Ik dacht u een brief te schrijven.  Honderden pagina’s lang.  Met enkel die twee woorden.  Ontroerend mooi.  Enkel die twee woorden.  Eindeloos herhaald.  Omdat ik meende dat in herhaling de nodige kracht schuilt.  Omdat in die herhaling overtuiging vervat zit.  Dat zou ik u geschreven hebben.  Maar toen.  Plots.  Ik zag het licht.  Net zoals Paulus op weg naar Damascus.  Verblind was ik niet.  Integendeel.  Ik zag alles helder.  Uw brief zou geen honderd pagina’s lang worden.  De brief zou bondiger worden.  Want plots wist ik wat precies te schrijven.
 
In de inleiding zei ik net het niet over de liefde te willen hebben.  Ik moet hierop al terugkomen.  Ik moet het net wel over de liefde hebben.  Want daarover gaat uw boek.  Niet in hoofdzaak.  Maar toch grotendeels.  U schrijft over de kracht van de liefde.  U toont hoe liefde toch kan overeind blijven in confrontatie met verschrikkingen.  Met wreedheden.
 
Thomas en John, de hoofdrolspelers in uw boek, nemen dienst in het Amerikaanse leger.  Om weg te vluchten van armoede.  Om de honger te ontvluchten.  In dienst van dat leger begaan zij wreedheden.  Tegenover de indianen.  Krijgers, vrouwen, kinderen.  Er worden geen uitzonderingen gemaakt.  Iedereen moet dood.  In uw boek noemt u hen soldaten van de welbewuste uitroeiing.  Thomas en John blijven niet aan de kant staan.  Zij nemen deel aan die brutale executies.  Waarom? U begrijpt het niet.  U doet een poging.  Heel misschien omdat het gevraagd wordt.  Befehl ist befehl.  Heel misschien omdat zij geloven in de goede zaak.  U weet het niet.
 
Nu zou u kunnen denken dat ik bij het lezen van uw boek een afkeer zou krijgen van Thomas en John.  Dat ik mij van hen zou wegdraaien.  Dat gebeurt niet.  Omdat ik een onmens ben? Ik denk het niet.  Tegenover al die wreedheden plaatst u de liefde.  Die liefde laat hen toe opnieuw mens te worden.  Die liefde lijkt het enige menselijke in die wrede wereld.  Daarom omarmen zij die liefde.  Daarom koesteren zij die liefde.  Omdat zij meer dan anderen beseffen dat dit tere kleinood hen overeind houdt.  Hen op de been houdt.  Net die liefde doet hen verlangen dat aan die dagen geen einde zou komen.  Dagen zonder eind.  Ik wens het even zo hard voor hen.
 
Het draait anders uit.  Een tweede keer doet het Amerikaanse leger een beroep op hen.  De Amerikaanse Burgeroorlog.  Zij strijden deze keer tegen de zuiderlingen.  Zij worden krijgsgevangen genomen.  Gaan in gevangenschap.  Worden geconfronteerd met ontberingen.  Met honger.  Maar opnieuw halen beiden de kracht uit die liefde.  Zij versterken elkaar.  Liefde overwint alles.  Dat klinkt zeemzoeterig.  Ik besef het.  Maar u vertelt het op een manier dat het geloofwaardig wordt en blijft.  U ontwijkt de val van zeemzoeterigheid.  U laat ons die hoopvolle liefde voelen.  In kleine woorden.  Niet in grote uitweidingen.  In kleine gebaren.  
 
Uw boek laat zien tot wat een mens in staat kan zijn.  Zowel in positieve als in negatieve zin.  U toont de schoonheid.  U toont de gruwel.  Bij mij overwint de schoonheid.  Ik ontken de gruwel niet.  Ik lees het.  Ik keer mij weg.  Ik vloek om die onmenselijkheid.  Maar ik trek mij op aan die andere kant van uw verhaal.  Die warme zoektocht van Thomas en John naar die dingen, die hen tot mens maken.  Die hen tot liefhebbende mens maken.  In die verhalen vind ik troost.  Vind ik onuitputtelijke schoonheid.
 
Niet enkel in die liefde vind ik schoonheid.  Diezelfde oprechte schoonheid vind ik tevens in hun omgang met Winona, een door hen geadopteerd Sioux-meisje.  Diezelfde adembenemende schoonheid vind ik in de natuur en landschappen, waarin dit verhaal zich ontwikkelt.  Zelfs in de kameraadschappelijkheid van de soldaten durf ik aarzelende schoonheid te zien.  Ik vind schoonheid in uw definitie van geluksvogel.  Op het slagveld is dat iemand in wiens nabijheid je wilt vechten.  Omdat het je een gevoel geeft dat de wereld toch vol wonderen is.  In vele dingen lees ik schoonheid.  Zelfs in uw stijl.  In uw manier van schrijven.
 
Ik sla het boek dicht.  Aan die keukentafel.  Ik staar in de ogen van Winona.  In haar ogen zie ik John en Thomas.  Twee fijne mensen.  Die ik nu al mis.  Ik kijk naar uw boek.  Ik voel breekbaarheid.  Het maakt mij stil.  Slechts één zinnetje kan ik zeggen.  Dit is het mooiste boek van dit jaar, zeg en herhaal ik.  Meer kan ik niet zeggen.  Boeken, die stil maken, zijn bijna uniek.  U schreef een dergelijk boek.  Daarvoor wil ik u uitgebreid danken.  Geen honderden pagina’s lang.  Wel via deze kortere brief.
 
Beste Sebastian, u schonk mij een rijke leeservaring.  U schonk mij enkele dagen zonder eind.
 
Met vriendelijke groeten.

donderdag 6 april 2017

Hoe een sober maal tot politieke verontwaardiging kan leiden. Brief aan Hilde Crevits.

Beste Hilde,
 
Indien u zou gevraagd worden hoe een sober maal tot politieke verontwaardiging kan leiden, zou u het antwoord schuldig moeten blijven.  Omdat u het niet zou weten.  Zelfs bij navraag bij uw kabinet, zou u uw schouders moeten ophalen.  U zou ook dan moeten erkennen dat u het niet weet.  U verwacht geen oorzakelijk verband.  Daarom blijft een antwoord van uwentwege uit.  Nochtans bestaat dat verband.  Ik heb het mogen ervaren.  Laat het mij u verduidelijken.
 
Elk jaar worden wij uitgenodigd op het sober maal.  Tijdens de vastenperiode.  Onze werkgever laat ons de vrijheid al dan niet deel te nemen.  Verplichten is niet meer van deze tijd.  Zo wordt terecht gedacht.  Behalve als het verkiezingen betreft.  Dan ben ik voorstander van plicht.  Maar dat is een andere discussie.  Ik wil niet afwijken.  Ik wil bij de les blijven.  Ondanks de afwezigheid van enige verplichting, ben ik dus elk jaar aanwezig.  Niet omdat ik verlekkerd ben op soep met boterhammen.  Wel omdat ik nieuwsgierig ben naar de getuigenis van de gastspreker.  Want dat is wat ook gebeurt.  Op die dag wordt ook gedacht aan voedsel voor de geest.  Om onze geest te voeden wordt elk jaar iemand uit het sociale middenveld uitgenodigd om te getuigen over zijn of haar werkgebied.  Het levert altijd een boeiende confrontatie op.
 
Dit jaar was Véronique van Damme gastspreker.  U zal haar niet kennen.  Als brugfiguur is zij verbonden aan het Sint-Gregoriuscollege in Gentbrugge.  In die hoedanigheid heeft zij meerdere taken.  Zij ondersteunt het schoolteam op het vlak van communicatie met ouders en helpt mee strategieën te ontwikkelen die gelijke kansen tot doel hebben.  Zij betrekt elke ouder zoveel als mogelijk en spreekt hem/haar aan als partner in het leer- en opvoedingsproces.  Verder ondersteunt zij de samenwerking en communicatie met de buurt en de brede school.  Dat is in grote lijnen haar takenpakket.  Sinds 1997 zet Stad Gent deze figuren in op scholen met een hoog percentage kwetsbare kinderen.
 
Onderzoek wijst uit dat een goede samenwerking tussen ouders en school de onderwijsloopbaan van het kind gunstig beïnvloedt.  In het onderwijslandschap gaat men dan ook meer en meer op zoek naar strategieën om de drempel tussen school en gezin te verlagen.  Het project van brugfiguren past in dit streven.
 
Met tal van voorbeelden illustreerde de gastspreker hoe zij dagelijks probeerde die doelstellingen te vertalen naar de realiteit.  Hoe zij dagelijks probeerde de theorie om te zetten naar de praktijk.  Geboeid zat ik te luisteren.  Ik moet zeggen, zij was een begenadigd spreker.  Zonder een vooraf uitgeschreven tekst of spiekbriefje wist zij ons een half uurtje te animeren.  Zomaar.  Uit het vuistje.  Een hele prestatie.
 
Ondanks het feit dat ik intens luisterde, kon ik niet verhinderen dat mijn gedachten afdwaalden.  Mijn gedachten dreven af naar u.  Naar uw recentste uitspraken omtrent het engagement van allochtone ouders en nieuwkomers.  U zei dat wij in onze samenleving gerust wat meer engagement mogen verwachten van hen.  Volgens u mogen scholen explicieter een actief engagement vragen van de ouders.  U geeft hierbij enkele voorbeelden.  Aanwezig zijn op oudercontacten.  Communicatie van de school opvolgen.  Deelnemen aan de ouderraad.  Helpen bij een ouderavond.
 
Mijn ergernis groeit terwijl ik naar de heldere uiteenzetting luister.  Niet enkel omdat ik nu weet dat u voor uw beurt sprak.  Dat is wat Piet Van Avermaet vertelt.  Hij is directeur van het steunpunt Diversiteit en Leren aan UGent.  In uw opdracht voert hij onderzoek naar het thema van ouderbetrokkenheid.  Op de resultaten van dit onderzoek is het nog wachten.  Daarom reageert Piet Van Avermaet ook.  Volgens hem zijn uw uitspraken op geen enkel empirisch onderzoek gebaseerd.  In tegenstelling tot u hoedt hij zich voor gevaarlijke veralgemeningen.  Hij zegt dat ook allochtone ouders heel begaan zijn met de schoolresultaten van hun kinderen.  Maar zij ontbreken het sociale en culturele kapitaal om de verwachtingen die de school van hen heeft in te lossen.  Verder beweert hij dat er voor scholen heel wat tools beschikbaar zijn.  Als voorbeeld verwijst hij naar de brugfiguren in Gent.
 
Met die laatste opmerking van Van Avermaet kom ik tot de ware reden van mijn ergernis.  U roept scholen op ouders te vragen om een actief engagement.  Terwijl het al gebeurt.  In vele scholen.  In meerdere steden en gemeenten.  Via de brugfiguren.  Niet via eenrichtingsverkeer.  Wel via tweerichtingsverkeer.  Van school naar ouders.  Van ouders naar school.  Uw uitlatingen gaan voorbij aan het werk van deze geëngageerde brugfiguren.  Meer nog, u lijkt deze compleet te negeren.  Alsof ze niet bestaan.
 
Bovendien las ik na uw uitspraken vele getuigenissen van allochtone ouders.  Van vaders en moeders.  Uitspraken, die bewezen dat er heel zeker engagement aanwezig is.  Dat er heel zeker wordt geparticipeerd.  Uitspraken, die een andere waarheid toonden.  Ver weg van uw veralgemeningen.
 
Net zo las ik in het boek van Hans Vandecandelaere, In Molenbeek, over boeiende projecten, die scholen in Molenbeek opstartten om de participatie van ouders te verhogen.  Om hen dichterbij de school te brengen.
 
Hoe anders had uw communicatie kunnen zijn? U had vooraf kunnen samenzitten met actoren uit het werkveld.  Om de bestaande initiatieven te evalueren.  Om die initiatieven te beoordelen op hun merites.  U had kunnen communiceren dat u de functie van brugfiguur (of gelijkaardige initiatieven) zou uitrollen over heel Vlaanderen.  Net omdat zij in vele steden en gemeenten hun bestaansrecht bewezen hebben.  U had kunnen zeggen dat u de doelstelling van gelijke onderwijskansen hiermee hoopt te realiseren.  Of dat u die doelstelling hiermee toch dichterbij hoopt te brengen.  U had kunnen zeggen dat u voor dit project voldoende budgetten zou voorzien.  Zodat ouders en scholen ondersteund worden.  Dat alles had u kunnen zeggen.
 
U deed het niet.  Integendeel.  U deed net het tegenovergestelde.  U generaliseerde.  U culpabiliseerde.  U communiceerde niet vanuit een beleidsmatige visie.  Dat deed u niet.  Vooraf even navraag doen op het werkveld had u immers tot andere inzichten kunnen brengen.  U bent een dossiervreter.  Dat laat mij veronderstellen dat u ook in dit dossier het ruimere plaatje had moeten zien.  Het feit dat u zich laat verleiden tot een verenging van het debat doet mij veronderstellen dat u andere motieven had voor uw uitlatingen.  Andere, partijpolitieke motieven.
 
Met elk woord van haar uiteenzetting groeide mijn sympathie voor Véronique.  Voor haar werk.  Met elk woord groeide mijn ergernis over uw uitlatingen.  Jawel, na de uiteenzetting heb ik nog gegeten.  Maar de boterhammen en de soep bleven op mijn maag liggen.  Het smaakte mij niet.  Daaraan hebt u schuld.
 
Beste Hilde, lange tijd heb ik u beschouwd als één van de sterkhouders binnen de Vlaamse regering.  Ik kan het dan ook enkel diep betreuren dat u zich hebt laten verleiden tot die niet gefundeerde uitspraken.  Ik kan enkel vermoeden dat u ageerde in opdracht.  Van hogerhand.  U had kunnen verkiezen te zwijgen.  Dat hebt u niet gedaan.  Daarmee bent u zwaar uit de bocht gegaan.  U hebt bewezen een trouwe partijsoldaat te zijn.  U hebt bewezen dat partijbelangen voorrang hebben op uw beleid.  Dat kan ik enkel betreuren.  Ik kan enkel vaststellen dat uw imago van dossiervreter en sterkhouder aan diggelen is geslagen.  Definitief.  Onherstelbaar.

Met vriendelijke groeten.