dinsdag 11 april 2017

Uitgelezen: Dagen zonder eind. Brief aan Sebastian Barry.

Beste Sebastian,
 
Ik kan het niet verklaren.  Ik las net het beste boek van het jaar.  Dat is wat ik zei tegen mijn vriendin.  Wij zaten samen aan de keukentafel.  Ik met uw boek.  Zij met de krant.  Dit weekendse tafereel kan u weinig romantisch voorkomen.  Toch is het dat wel.  Net het besef bij elkaar de nodige rust te vinden, durf ik als bijzonder romantisch te ervaren.  Maar ik wil het niet over romantiek hebben.  Ik wil het niet over de liefde hebben.  Ik wil het hebben over uw boek.  Ik wil u vertellen over dat vreemde gevoel.  Ik zei luidop dat uw boek het beste was wat ik dit jaar gelezen had.  Toen ik dat ook op papier wilde zetten, lukte het mij niet.  Toch niet meteen.  Mijn enthousiasme was groot.  Mijn inspiratie was klein.  Uit angst te falen tegenover u.  Uit angst te falen tegenover uw boek.  Want wat kan ik plaatsen tegenover uw uitmuntendheid?
 
Ik dacht u een brief te schrijven.  Honderden pagina’s lang.  Met enkel die twee woorden.  Ontroerend mooi.  Enkel die twee woorden.  Eindeloos herhaald.  Omdat ik meende dat in herhaling de nodige kracht schuilt.  Omdat in die herhaling overtuiging vervat zit.  Dat zou ik u geschreven hebben.  Maar toen.  Plots.  Ik zag het licht.  Net zoals Paulus op weg naar Damascus.  Verblind was ik niet.  Integendeel.  Ik zag alles helder.  Uw brief zou geen honderd pagina’s lang worden.  De brief zou bondiger worden.  Want plots wist ik wat precies te schrijven.
 
In de inleiding zei ik net het niet over de liefde te willen hebben.  Ik moet hierop al terugkomen.  Ik moet het net wel over de liefde hebben.  Want daarover gaat uw boek.  Niet in hoofdzaak.  Maar toch grotendeels.  U schrijft over de kracht van de liefde.  U toont hoe liefde toch kan overeind blijven in confrontatie met verschrikkingen.  Met wreedheden.
 
Thomas en John, de hoofdrolspelers in uw boek, nemen dienst in het Amerikaanse leger.  Om weg te vluchten van armoede.  Om de honger te ontvluchten.  In dienst van dat leger begaan zij wreedheden.  Tegenover de indianen.  Krijgers, vrouwen, kinderen.  Er worden geen uitzonderingen gemaakt.  Iedereen moet dood.  In uw boek noemt u hen soldaten van de welbewuste uitroeiing.  Thomas en John blijven niet aan de kant staan.  Zij nemen deel aan die brutale executies.  Waarom? U begrijpt het niet.  U doet een poging.  Heel misschien omdat het gevraagd wordt.  Befehl ist befehl.  Heel misschien omdat zij geloven in de goede zaak.  U weet het niet.
 
Nu zou u kunnen denken dat ik bij het lezen van uw boek een afkeer zou krijgen van Thomas en John.  Dat ik mij van hen zou wegdraaien.  Dat gebeurt niet.  Omdat ik een onmens ben? Ik denk het niet.  Tegenover al die wreedheden plaatst u de liefde.  Die liefde laat hen toe opnieuw mens te worden.  Die liefde lijkt het enige menselijke in die wrede wereld.  Daarom omarmen zij die liefde.  Daarom koesteren zij die liefde.  Omdat zij meer dan anderen beseffen dat dit tere kleinood hen overeind houdt.  Hen op de been houdt.  Net die liefde doet hen verlangen dat aan die dagen geen einde zou komen.  Dagen zonder eind.  Ik wens het even zo hard voor hen.
 
Het draait anders uit.  Een tweede keer doet het Amerikaanse leger een beroep op hen.  De Amerikaanse Burgeroorlog.  Zij strijden deze keer tegen de zuiderlingen.  Zij worden krijgsgevangen genomen.  Gaan in gevangenschap.  Worden geconfronteerd met ontberingen.  Met honger.  Maar opnieuw halen beiden de kracht uit die liefde.  Zij versterken elkaar.  Liefde overwint alles.  Dat klinkt zeemzoeterig.  Ik besef het.  Maar u vertelt het op een manier dat het geloofwaardig wordt en blijft.  U ontwijkt de val van zeemzoeterigheid.  U laat ons die hoopvolle liefde voelen.  In kleine woorden.  Niet in grote uitweidingen.  In kleine gebaren.  
 
Uw boek laat zien tot wat een mens in staat kan zijn.  Zowel in positieve als in negatieve zin.  U toont de schoonheid.  U toont de gruwel.  Bij mij overwint de schoonheid.  Ik ontken de gruwel niet.  Ik lees het.  Ik keer mij weg.  Ik vloek om die onmenselijkheid.  Maar ik trek mij op aan die andere kant van uw verhaal.  Die warme zoektocht van Thomas en John naar die dingen, die hen tot mens maken.  Die hen tot liefhebbende mens maken.  In die verhalen vind ik troost.  Vind ik onuitputtelijke schoonheid.
 
Niet enkel in die liefde vind ik schoonheid.  Diezelfde oprechte schoonheid vind ik tevens in hun omgang met Winona, een door hen geadopteerd Sioux-meisje.  Diezelfde adembenemende schoonheid vind ik in de natuur en landschappen, waarin dit verhaal zich ontwikkelt.  Zelfs in de kameraadschappelijkheid van de soldaten durf ik aarzelende schoonheid te zien.  Ik vind schoonheid in uw definitie van geluksvogel.  Op het slagveld is dat iemand in wiens nabijheid je wilt vechten.  Omdat het je een gevoel geeft dat de wereld toch vol wonderen is.  In vele dingen lees ik schoonheid.  Zelfs in uw stijl.  In uw manier van schrijven.
 
Ik sla het boek dicht.  Aan die keukentafel.  Ik staar in de ogen van Winona.  In haar ogen zie ik John en Thomas.  Twee fijne mensen.  Die ik nu al mis.  Ik kijk naar uw boek.  Ik voel breekbaarheid.  Het maakt mij stil.  Slechts één zinnetje kan ik zeggen.  Dit is het mooiste boek van dit jaar, zeg en herhaal ik.  Meer kan ik niet zeggen.  Boeken, die stil maken, zijn bijna uniek.  U schreef een dergelijk boek.  Daarvoor wil ik u uitgebreid danken.  Geen honderden pagina’s lang.  Wel via deze kortere brief.
 
Beste Sebastian, u schonk mij een rijke leeservaring.  U schonk mij enkele dagen zonder eind.
 
Met vriendelijke groeten.

1 opmerking:

  1. Mooie brief!

    Jan Willem Reitsma (de vertaler van dit moois)

    BeantwoordenVerwijderen