donderdag 17 augustus 2017

Uitgelezen: Passendale - Ieper 1917. Brief aan Nick Lloyd.

Beste Nick,
 
Gevallen voor allen, door allen geprezen, door ’t vallen gerezen hoog boven allen! Oei, dat moet u denken.  Wat een vreemd begin voor een brief, dat zal u heel waarschijnlijk ook denken.  Maar wees gerust, ik kan het verklaren.  Dat zal blijken.  U hoeft zich geen zorgen te maken over mijn geestelijke gezondheid.  Daarover wil ik u geruststellen.  Ik ben in orde.  Althans, zo meen ik persoonlijk te mogen oordelen over mijzelf.  Genoeg nu.  Laat ons tot de kern van de zaak komen.  Laat mij een verklaring bieden voor die vreemde woorden bij het begin van mijn brief.
 
Ik stond op het marktplein van Watou.  Ik had een uitnodiging voor een feestje.  Voor een feestje ben ik steeds te vinden.  Zelfs al is het in Watou.  Dan nog zal ik gaan.  Ik schrijf u evenwel niet om het over feestjes te hebben.  Woorden zijn duur.  Die moeten gebruikt worden om de juiste zaak te dienen.  Die juiste zaak is uw boek.  Die had ik in mijn koffer.  Nog enkele bladzijden moest ik lezen.  Dat zou hier gebeuren.  Hier zou ik uw boek lezen.  Dicht bij de plaatsen die in uw boek genoemd worden.
 
Zonnebeke.  Poelkapelle.  Geluveld.  Broodseinde.  Sint-Juliaan.  Langemark.  Passendale.  Over dat laatste dorpje gaat uw boek.  Over de slag bij Passendale.  Dat blijkt niet de juiste naam te zijn van dat offensief.  De Derde Slag bij Ieper.  Zo noemen de Britten die slag officieel.  De Duitsers hebben het dan weer over de Flandernschlacht.  Die naam is minder belangrijk.  De historische betekenis van die slag is dat veel meer.
 
Die slag, die uiteindelijk vijfhonderdduizend slachtoffers zal eisen, zaait nu nog steeds verdeeldheid.  Het ene kamp zal de slag omschrijven als militair nuttig en nodig.  Het andere kamp zal diezelfde slag beschouwen als een zinloze campagne.  U zelf kiest geen partij.  U doet onderzoek.  U brengt het verhaal.  Het totale verhaal.  U vertelt niet enkel het verhaal aan het front.  U vertelt tevens het verhaal in de hoofdkwartieren.  Aan het thuisfront.  U toont ons de visies van de opperbevelhebbers en ondergeschikten.  U toont ons de twijfels en opinies van regeringsleiders en parlementsleden.  U focust niet enkel op Passendale.  U zoomt uit op het totale front en toont aan hoe dat totale front zijn invloed heeft op Passendale en de hoofdrolspelers in die slag.
 
Wij zien hoe opperbevelhebbers niet terecht worden gewezen door de politiek.  Wij zien hoe premiers nalaten in te grijpen.  Wij worden geconfronteerd met de koppigheid van de bevelhebbers.  Met de trots van diezelfde bevelhebbers en hun weigering om eigen fouten te onderkennen en in te zien.  Wij voelen de onenigheid over de gevoerde en de te kiezen strategie.  Moet gekozen worden voor een ambitieuze doorbraak? Of moet eerder gekozen worden voor kleinschalige aanvallen, de zogenaamde bite-and-hold? U wijst ons op misrekeningen bij het opperbevel.  Op verkeerde inschattingen.  Al die elementen duwen de soldaten dieper de modder in.  Duwen diezelfde soldaten een hel in, die niet te beschrijven valt.  U doet een poging.  Een opperbeste poging.  
 
Maar u eindigt uw boek met de woorden van een Brits oorlogsverslaggever.  Als getuige van die Derde Slag bij Ieper schrijft hij dat alles wat geschreven is slechts een zwakke weergave is van de verschrikking van die slagvelden.  Zelfs de woorden van soldaten brengen geen soelaas.  In getuigenissen erkennen zij dat Passendale door de omstandigheden het ergste van het ergste is.  Maar wat is het ergste? Ik vrees dat ik mij dit nauwelijks kan voorstellen.  Ik heb een rijke fantasie maar zelfs die fantasie schiet tekort.  Vanuit mijn veilige cocon lukt het mij niet die verschrikkingen voor te stellen.  Ondanks uw trefzekere beschrijvingen.  Wat ik wel kan, is het voelen van weerzin.  Van afkeer.  Weerzin en afkeer voor een dolgedraaide mensheid.  Weerzin en afkeer voor regeringsleiders, die het nu nog aandurven om oorlog te schreeuwen.  Ik huil om de slachtoffers van een dwaze oorlog.  Ik huil om de domheid van de huidige regeringsleiders.
 
Het lijkt vreemd.  Bijna niet te geloven.  Terwijl ik uw boek lees, voelt het alsof ik naast die jonge mannen in de loopgraven sta.  Mannen? Neen, jongens zijn het nog.  Ik storm met hen mee.  Uit de loopgraven.  De vijand tegemoet.  Het spervuur tegemoet.  Ik strijd met hen mee bij de Slag bij de Meenseweg.  Bij de Slag om Polygon Wood.  Bij de Slag bij Broodseinde.  Bij de slag bij Poelkapelle.  Bij de Eerste en Tweede Slag bij Passendale.  Ik loop.  Ik schuil.  Ik duik weg in granaattrechters.  Dat alles doe ik.  Lijk ik te doen.  Wat ik niet doe, is luisteren.  Wat ik niet doe, is horen.  Dat kan ik niet.  Ik hoor de artilleriebeschietingen niet.  Ik hoor niet het gehuil en getier van de slachtoffers.  Ik hoor niet het geratel van mitrailleurvuur.  Ik hoor niet de laatste woorden van stervenden.  Ik hoor hun gebeden niet.  Ik hoor hen niet schreeuwen om moeder.  Dat alles hoor ik niet.  Maar ik voel het.  Terwijl ik uw boek lees.  Terwijl ik nu deze brief tik.  Dat geschreeuw bezorgt mij koude rillingen.
 
Die koude rillingen heb ik als ik bij dat monument sta op het marktplein van Watou.  Die koude rillingen heb ik als ik de volgende dag in Poperinge bij de executieplaats en de dodencellen sta.  Ik word stil.  Omdat ik niet de juiste woorden vind.  Omdat ik, na het lezen van uw boek, besef dat de juiste woorden nog niet bestaan.  Dat die juiste woorden buiten ons vocabularium vallen.
 
Beste Nick.  Ik wil u danken.  Voor een schitterend boek.  Voor een helder en duidelijk boek.  Voor een boek dat eer betuigt aan de moed van vele, naamloze soldaten.  Voor hen is dit boek een monument.  Een monument van woorden.  Ik ben blij het mogen gelezen te hebben.
 
Met vriendelijke groeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten